Lezen: Deuteronomium 15: 1-11
Marcus 10: 17-31
Gemeente,
Het antwoord op de vraag waarom we eigenlijk geloven in de God van Israël, in Jezus van Nazareth als zijn Zoon en in de Heilige Geest als hun Geest is niet zo eenvoudig te geven. In veel kerken zul je horen dat we geloven om behouden te worden, gered van onze zonden. Maar zegt de Bijbel dat eigenlijk wel? De lezingen van vanmorgen brengen ons op een spoor van de betekenis van geloven als een werkwoord.
Het idee dat geloven alles goed maakt en dat je tegenslagen in meevallers veranderen en dat je geen problemen meer tegenkomt wordt door de Bijbel zeer tegengesproken. Er zijn altijd armen en altijd moeten we daarvoor openstaan en daarvoor zorgen. Ook in de richtlijnen voor de menselijke samenleving die in de eerste vijf boeken van de Bijbel voor het volk van God worden gegeven wordt allereerst voor de armen gezorgd. Niet alleen in de oproep om ruimhartig te geven maar ook in de oproep om schulden kwijt te schelden in het zevende jaar.
Dat zevende jaar was namelijk een belangrijk jaar. Dan moest de akker rusten en mocht er niet gezaaid en geoogst worden. Er groeit dan nog wel wat vanzelf en daar moest men dan maar van leven. Maar voor de armen zou dat een probleem geven. Die mochten het graan plukken aan de rand van de akker. In het zevende jaar was het maar de vraag of daar wat zou groeien. Door de kwijtschelding werden ze van een last verlost waardoor ze ook dat jaar konden doorkomen en een nieuw begin konden maken.
Dat nieuwe begin is ook in onze dagen van groot belang. Mensen met een laag inkomen heel lang in schuldenlast laten maakt dat er steeds meer kapot gaat, kwijtschelding kan dan helpen ook nieuwe schulden te voorkomen. Er zijn mensen die de richtlijnen van de God van het volk Israël ook van toepassing laten zijn op het verkeer tussen landen in de huidige wereldsamenleving. En daar is natuurlijk wel wat voor te zeggen. Israël wordt geschilderd als een voorbeeld voor alle volken. Zoals de God van Israël wil dat het met dat volk gaat zou het met alle volken moeten gaan.
En als de volken in de wereld nu eens zouden zien hoe goed het kan gaan met het volk Israël als het doet wat ze met God hebben afgesproken dan gaan alle volken luisteren naar de God van Israël. Want stel eens voor dat er geen armen meer zijn op de wereld. En volgens het deel dat we vandaag lezen hoeven er geen armen in het land te zijn, hoeven er dus geen armen op de wereld te zijn. Omdat we niet altijd willen delen, omdat we de lasten van schulden ook na zeven jaar laten bestaan, omdat we vanuit onze rijkdom zo machtig zijn dat we geen eerlijke prijs betalen voor de producten van de armen, blijven er armen in het land, blijven er arme volken. De regels voor het volk Israël zijn geen regels die je af en toe, als het uitkomt, kan toepassen. De Wet van de God van Israël hoort het hart van elke samenleving te zijn.
Nu zijn de voorschriften voor het zevende jaar heel mooi. Maar wat nu in de andere jaren, met name in het jaar voordat het zevende jaar aanbreekt, als de last van de armoede, de last van schulden het zwaarst is. Je kunt dan natuurlijk denken dat men maar even de tanden op elkaar moet zetten, dat de tijd tot het kwijtschelden van schulden niet ver meer is, maar de Bijbel roept op tot iets anders. Juist als de last het zwaarst is en de verlossing nabij dan zullen we de handen uit moeten steken en de armen helpen.
Daarom zijn er voedselbanken in ons land die steun nodig hebben. Zij helpen op dit moment de armen door de tijd heen die nodig is om schuldsanering voor elkaar te maken. Daarom zijn de Fair Trade winkels nodig, zodat er ook mensen in arme landen zijn die wel een eerlijke prijs voor hun producten krijgen en wij leren welke prijs we eigenlijk zouden moeten betalen als we rechtvaardig willen handelen.
We kunnen de armoede pas opheffen als iedereen en als alle landen de armoede ook echt willen opheffen. Daar lijkt het niet op, wie rijk is krijgt meer moeite met delen naarmate men rijker is, tot men heel erg rijk is. Daarom worden door mensen uit de kerk ook vluchtelingen opgevangen, zijn veel gemeenten samen vrijwilligerswerk aangegaan in opvangkampen en asielzoekerscentra.
We zullen het delen misschien wel tot een vaste regel in onze samenleving moeten maken. Zelf delen en anderen daarin meenemen is het begin, ook vandaag weer.
En dan besluit het verhaal dat we vandaag over Jezus van Nazareth gehoord hebben met een gedeelte waar veel christenen ontzettend van kunnen schrikken. Daar lezen ze snel aan voorbij. Eeuwen later nog zou de kerk hier vreselijk mee worstelen.
Als Jezus van Nazareth God was hoe kon hij dan zeggen dat hij niet goed is? Dat hij geen “goede meester” genoemd wil worden? Wij kunnen het ons bijna niet voorstellen dat we eretitels en vleiende benamingen zullen afwijzen. Maar in dat Koninkrijk van God is niemand meer dan een ander, alleen God gaat alles en iedereen te boven. De mens Jezus van Nazareth schaart zich daar ook onder en dat maakt hem goddelijk, dat te kunnen volhouden, een menigte mensen achter je aan, het halve volk aan je lippen, lammen laten lopen en blinden laten zien, boze geesten uitdrijven bij de vleet, en dan nog zeggen dat je niet meer bent dan een ander.
De meesten van ons zouden dat niet kunnen en als we het kunnen hebben we daarvoor voorbeelden als Jezus van Nazareth nodig. En wat we moeten doen om bij die beweging te horen? Heel eenvoudig, geen moord plegen, niet je eigen partner of een ander als voorwerp voor je eigen genot beschouwen, niet een rechter bedriegen zodat er onrecht ontstaat, niet je afkomst vergeten of ontkennen.
Fatsoenlijke mensen hebben dat eigenlijk altijd al wel gedaan en weldenkende mensen halen het niet in hun hoofd om iets anders te doen. Zijn ze er dan? Hebben ze het toegangsbewijs voor het Koninkrijk in handen? In het verhaal dat we vandaag lezen ontbreekt er nog één ding. Afstand doen van alle rijkdom. Dat is niet eenvoudig. Zomaar alles wat je bij elkaar gespaard en verdiend hebt wegdoen om Jezus van Nazareth te volgen. Mogen er dan geen rijken zijn? Worden rijken veroordeeld?
Nee, rijken worden niet veroordeeld omdat ze rijk zijn, maar volgens Jezus van Nazareth mogen er geen armen zijn. Zo lang er nog mensen zijn die honger lijden, zo lang er nog slachtoffers van aardbevingen zijn die geen huizen hebben, zolang er nog mensen dood gaan aan ziekten waarvoor wij medicijnen hebben, zolang er nog leed en ellende is en mensen daarvoor op de vlucht slaan zullen we ons met voorbijzien van onszelf moeten inzetten, ook vandaag weer.
En vele laatsten zullen de eersten zijn. In het verhaal van vandaag lopen we eigenlijk aan tegen het gebruik van losse teksten. Over het algemeen rukken die het verhaal van de Bijbel uit hun verband en verbergen ze de werkelijke boodschap van de Bijbel. Er zijn dan ook een boel kerkelijke leiders die met hartstocht het gebruik van losse teksten bevorderen. Ze schrijven daarmee hun eigen Bijbel en hebben daardoor een maximale invloed op hun volgelingen.
We kennen de bekende teksten uit het verhaal van vandaag natuurlijk. Het is moeilijker voor een rijke het koninkrijk van God binnen te komen dan een kameel gaat door het oog van de naald. En wat hier boven staar: Vele eersten zullen de laatsten zijn en vele laatsten de eersten. Maar had U wel bedacht dat die twee teksten bij één verhaal horen? En dat die laatste tekst een troost is voor de discipelen omdat ze nogal schrokken van het harde oordeel over de rijken?
Het is moeilijk om onze gewoonlijke kijk op de wereld zo radicaal te veranderen als Jezus van Nazareth wil. Als het land moet worden gered worden immers succesvolle ondernemers gevraagd te helpen. Ook als bedrijven een nieuwe impuls moeten hebben dan worden succesvolle ondernemers uit de branche gevraagd adviezen te geven. Hoe meer succes iemand heeft, hoe meer die heeft verdiend, hoe hoger die in aanzien staat. Iemand die veel betekent heeft voor de wereld, veel aanzien heeft onder de mensen, zal daarom wel voor gaan op een arme vergeten weduwe, of een gehandicapte in een rolstoel, op de lamme en de blinde, op de vluchteling en asielzoeker. Maar ook op de allochtoon, de werkloze, de alleenstaande moeder van het grote gezin, de ex-crimineel, de man met veel te grote schulden.
In het Koninkrijk van God is het net omgekeerd. Dat Koninkrijk heeft immers weinig te betekenen voor mensen met geld en aanzien. Die hoeven zich geen zorgen te maken voor de dag van morgen. Die kunnen de verantwoordelijkheid voor hun kinderen gemakkelijk uitbesteden. Voor hen staat de beste gezondheidszorg in de hele wereld klaar. Maar voor de armen, de zwakken, de mensen die het niet goed hebben gered in het leven, betekent het Koninkrijk van God alles. Daar zijn alle tranen gewist, daar heeft niemand meer honger, daar is de toekomst van alle kinderen verzekerd, daar mag iedereen mee doen. Voor hen is zelfs elk klein stukje van dat Koninkrijk een zegen en reden om dankbaar te zijn.
En daar vallen de teksten op hun plaats. Wat voor de rijken bereikbaar was is nu ook voor de armen bereikbaar. Daarvoor is het nodig dat mensen huis en haard verlaten, hun gehechtheid aan eigen bezit en kapitaal opgeven en de Weg van Jezus van Nazareth volgen. Dat is een Weg van delen, van zorgen voor de minsten. Dat is geen gemakkelijke weg, geen weg van plezier en succes, maar een tocht door een dorre woestijn met veel tegenslag, vervolging wordt zelfs genoemd. Maar als je op die manier de laatste wil zijn die het Koninkrijk binnengaat en die zwakken en armen voor laat gaan dan kom je gegarandeerd binnen. Dan kun je leven of je eeuwig te leven hebt, zonder zorgen voor jezelf. Op die Weg kun je vandaag nog de reis beginnen.
Waarom we dus geloven? Niet om zelf behouden te worden, maar omdat we het niet langer kunnen verdragen dat er in de wereld leed, onrecht, geweld en onderdrukking heersen. Omdat we het niet langer kunnen verdragen dat mensen leed wordt aangedaan. In een wereld die zelfs de Zoon van God aan het kruis nagelt moeten we in beweging komen. Niet met tegengeweld, maar met Liefde. Net zo lang tot de aarde zo hemels is geworden dat God zelf zijn tenten op deze aarde zal willen opslaan. We geloven in de mogelijkheid van die aarde waar alle leed geleden zal zijn en waar alle strijd gestreden zal zijn. God geeft ons die aarde, laten we God dus liefhebben, we weten hoe dat moet.
Amen
Geef een reactie