Feeds:
Berichten
Reacties

Archive for maart, 2018

Lezen: Jesaja 52:13-53:12

             Marcus 1: 1-11

Gemeente,

De lijdende knecht des Heren is een geliefd thema in het boek van de profeet Jesaja. Christenen hebben hier later beschrijvingen van Jezus van Nazareth in gelezen. Maar ondanks het feit dat Jezus van Nazareth zeker voldeed aan de beschrijvingen in het boek van de profeet Jesaja werd dit boek niet voor Christenen geschreven maar voor de ballingen die uit het land Israël naar Babel waren gevoerd. En daarmee richt de profeet zich ook tot ons.

Wie onder ons is zo dienstbaar dat hij of zij door het vuur gaat voor de armen, die zonder ophouden recht en gerechtigheid zoekt en de fouten die we dag in dag uit maken opvangt door voortdurend een leven van liefde te blijven laten zien? We weten dat ook in onze dagen zo iemand gemarteld en geslagen kan worden. Amnesty International heeft een hele lijst met namen van mensen die opkwamen voor de armen in hun land, voor recht en gerechtigheid, tegen de schending van mensenrechten en die in de gevangenissen verdwenen, gemarteld werden en geslagen, uitgehongerd en vermoord soms.

Hun lijden moet ons steeds weer motiveren voor armen en verdrukten op te komen, moet ons onze vrijheid doen gebruiken om onze samenleving tot delen te brengen, onze politici tot spreken waar protest geboden is. Zo lang wij onverschillig blijven voor het lijden van medemensen veraf en dichtbij zullen mensen opstaan en vervolging en marteling trotseren.

In onze dagen komen daar ook de zogenaamde klokkenluiders bij. Mensen die de informatie die ze hebben openbaar maken in de hoop dat misstanden zullen verdwijnen. Soms werkt dat, de bouwfraude heeft tot straffen voor bouwbedrijven geleid, of de corruptie en het bedrog door bouwbedrijven verdwenen is werd tot vandaag niet duidelijk.

Een schaap wordt naar de slacht gebracht lezen we vandaag. Vroeger werd hier met lam vertaald en de Naardense Bijbel die gelijk met de Nieuwe Bijbelvertaling verscheen doet dat nog steeds. In middeleeuwse schilderijen is dat Lam vaak afgebeeld, op een altaar of er voor en al of niet met een kruis op de schouder. Ook in de kerkmuziek klinkt het Lam Gods, het Agnus Dei, en bij voorkeur dan als het brood tijdens het Avondmaal wordt gebroken. Ook hier dus weer een interpretatie van het boek van de profeet Jesaja in de richting van het lijden en sterven van Jezus van Nazareth.

Maar het boek van de profeet Jesaja werd ver voor het leven en sterven van Jezus van Nazareth geschreven. In de tijd waarin dit Bijbelboek tot stand kwam was er sprake van ballingschap, het volk was uit het land weggevoerd en werd ver van Jeruzalem gevangen gehouden. We moeten daarom misschien eerder aan het boek Job denken als we lezen over de rechtvaardige dienaar die moest lijden.

Job nam het op voor mensen die de weg van de Liefde wilden volgen maar zelf met het lijden werden geconfronteerd. Job weigerde te geloven dat God hem met lijden strafte omdat hij verkeerd zou hebben gedaan. Job bleef geloven in de weg van de Liefde, nergens verloochende hij God, nergens nam hij afstand van het delen van alles wat hij had zoals hij altijd had gedaan. De zin van al zijn rijkdom was uiteindelijk gelegen in het vermogen daar mensen mee te helpen.

Dat hij desondanks bespot en geslagen werd, ziek en vernederd, zittend op zijn mesthoop zich krabbend met een scherf moest hij dan maar op de koop toe nemen. Recht verschaffen is hier bij Jesaja de wandaden van mensen serieus nemen en zorgen dat die mensen de kans krijgen het niet weer te doen, maar het goede te gaan doen. Jesaja onderstreept voor ons dat het daarbij niet gaat om er zelf beter van te worden, maar alles wat er uit komt voor lief te nemen. Dan pas deel je met machtigen in de buit. En Delen wordt hier eigenlijk met hoofdletters geschreven. Pas als Samen Delen voorop staat kan er samen geleefd en samen gewerkt worden. Daar kan een heel volk van leven en volgens veel psalmen kunnen alle volken van de wereld daarvan gaan leven.

Vandaag gaat het ook over het feest van Palmpasen. In dat verhaal bereid men zich kennelijk voor op de komst van dat nieuwe koninkrijk dat al heel lang beloofd was. Ooit, in de woestijn, was er een richtlijn en een God die zeiden dat je moest delen wat je had met elkaar. Later in de loop van de geschiedenis was er een koning David die vanuit die instelling de vijanden versloeg en vrede in het land bracht en waren er profeten geweest die steeds weer riepen dat het volk van die weg af dwaalde en dat als men op die weg terugkeerde het rijk van vrede en recht zou komen.

De profeet Zacharia had zelfs gezegd dat er een zachtmoedige koning van de vrede zou komen die niet hoog te paard omringt door soldaten zijn intocht zou doen maar op een ezelsveulen. Nu was daar die Jezus van Nazareth. Die had het ook steeds over dat Koninkrijk, dat niet een Koninkrijk zou zijn zoals we dat overal in de wereld tegenkomen.

De wereld kent een koninkrijk van macht en aanzien, van economische groei ten koste van de armen in de wereld, maar niet een koninkrijk van dienen, van zorg voor de armen, van samen delen zoals Jesaja ons had voorgehouden. Marcus vertelt het verhaal van de intocht op een geheel eigen manier. Het begint al in Jericho als Jezus gevolgd door een grote menigte optrekt naar Jeruzalem. Onderweg kwamen ze een blinde tegen die Jezus begroette als Zoon van David, de komende koning dus. Dat had hij goed gezien en hij kon als ziende mee met de stoet.

Toen ze nog maar een paar kilometer van Jeruzalem waren begon Jezus van Nazareth zijn eigenlijke intocht. De ezel werd gehaald. Ze kregen de ezel mee omdat, zoals uit de Griekse tekst de lezen is, de leerlingen in het midden lieten of de eigenaar, de Keizer of Jezus van Nazareth de ezel nodig hadden, het woord Heer dat ze hier gebruikten zou alle drie hebben kunnen betekenen.

Onder het zingen van Psalm 118 begon de tocht. Jezus van Nazareth gaat naar de plaats waar de richtlijnen voor een menselijke samenleving een centrale plek hadden gekregen, Jeruzalem. De reis naar Jeruzalem werd een soort demonstratie, een met mantels versierde ezel, takken van de bomen, mantels op de grond en juichen voor het nieuwe Koninkrijk. Als je van die takken hoort denk je onwillekeurig aan het Loofhuttenfeest als er hutten van takken gebouwd worden als herinnering aan de reis door de woestijn. Dwars tegen de Romeinse bezetter wordt dat nieuwe rijk van David, het koninkrijk van vrede en recht alvast door de mensen uitgeroepen.

Maar zo eenvoudig is het niet, er zal gewerkt moeten worden. Als het dus laat in de avond is geworden, en Jezus van Nazareth gezien heeft wat er van de Tempel echt is geworden, gaan ze weer terug. Vrede en recht vestigen zich niet op aarde als we er allemaal om juichen. Daarvoor is het werk van Jezus van Nazareth nodig geweest en onze navolging, ons werk voor de minsten van de aarde, elke dag opnieuw.

Want dat visioen van Jesaja houd niet op met de lijdende knecht des Heren. Zijn visioen loopt uit op een land voor de terugkerende ballingen waar de lam en het leeuw samen zullen weiden en het kind zal spelen in het hol van de slang. Dat verhaal van Jezus van Nazareth loopt uit op een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waar de zee, ook de Middellandse Zee, haar doden teruggeeft waar de aarde zo mooi is dat God er zelf zal willen wonen. Daarvoor moet nog veel gebeuren, aarzel dus niet, aan het werk.

Amen.

Advertentie

Read Full Post »

Lezen: Jeremia 31: 31-34

Johannes 12: 20-33

Gemeente,

We gaan in deze dagen van donker naar licht. Maar dat gaat niet vanzelf, daarvoor moet er iets in onszelf veranderen en vandaag gaan daar de lezingen over. De eerste lezing, uit het boek Jeremia, spreekt van een nieuw verbond dat er moet komen.

Die uitspraak, het is de enige keer dat er in de eerste bijbel over wordt gesproken, heeft tot een heleboel misverstanden geleid. Die oude Hebreeuwse Bijbel, die Jeremia als profeet heeft te verkondigen, had kennelijk afgedaan, die mocht je weggooien, er komt iets nieuws. En toen het verhaal van Jezus van Nazareth zich over het Romeinse Rijk had verspreid en was opgeschreven zeiden een heleboel mensen dat ze dat nieuwe verbond van Jeremia in hun handen hadden, dat was het nieuw testament en het oude hadden ze niet meer nodig.

De oude kerkvaders, die waren blijven studeren in wat er nu eigenlijk in de Hebreeuwse Bijbel stond en wat daarover in de boeken van de Christenen was geschreven hebben zich hevig verzet tegen de gemakzuchtige opvatting dat we de Bijbel van Jeremia niet meer nodig zouden hebben. Integendeel riepen kerkvaders als Origenes, Tertulianus en Augustinus.

Als we wat willen begrijpen van de woorden van Jeremia over dat nieuwe verbond dan moeten we het eerste verbond goed leren begrijpen.

Jeremia vertelt ons hoe de God van Israël een verbond had gesloten met zijn volk. Het was een verbond geweest zoals Koningen met hun onderdanen sloten in die dagen. De God van Israël zou de God zijn van dat volk en het volk Israël zou die God tot een enig God hebben. De bepalingen van dat verbond, de grenzen en de organisatie, de bedoeling en de uitwerking vinden we in de Tora. Samengevat komt dat verbond er op neer dat men God moest liefhebben boven alles en de naaste als zichzelf. Dat verbond was opgeschreven, De Tora besloot met de opdracht dat Israël alle ongerechtigheid uit haar midden moest verwijderen.

Die boodschap werd vanaf Jozua door profeten vertelt. Telkens weer moesten profeten het Woord van God aan het volk voorhouden. Telkens weer klonk de oproep de weg te gaan van de Tora. Maar het volk bleef hardnekkig, steeds weer na een periode van gehoorzaamheid ging het volk Israël doen wat de andere volken ook deden, ze liepen andere goden na en maakten van hun eigen godsdienst een dienst van uiterlijk vertoon, als zij hun God maar genoeg offerden dan kregen ze voldoende terug.

Die houding werd uiteindelijk hun ondergang, die houding bracht hen in ballingschap en Jeremia beschrijft de ellende van de ondergang van Israël en het wegvoeren van de ballingen naar een vreemd land waar ze als vreemdelingen zouden moeten leven. Duistere tijden waren aangebroken, ze hadden de weg van de God van Israël verlaten en dus had de God van Israël zijn handen schijnbaar van dat volk afgetrokken.

Toch zag Jeremia een uitweg uit de duisternis, Jeremia voorspelde dat uiteindelijk het recht, de leer van Mozes, de Tora, niet geschreven moet blijven in wetboeken en verdragen zoals in het volk Israel het geval was, maar dat het recht moet wonen in de harten van de mensen. Onrecht moet voor ons onverdraaglijk worden. Lag de nadruk eerst op het bestuderen van de Tora, het uit het hoofd leren van al die regels en gebruiken, de nadruk zou moeten komen te liggen op het spreken van het hart, de nadruk zou moeten komen te liggen op de liefde die in de Tora is terug te vinden.

Jezus van Nazareth pakte de gedachte van Jeremia weer op. In onze dagen wordt vaak gewezen op Jesaja als verklaring voor het optreden van Jezus van Nazareth, vooral wat Jesaja gezegd heeft over de lijdende knecht des Heren spreekt zeer aan in deze tijd voor Goede Vrijdag, maar Jezus zelf herhaalt vaak de woorden van Jeremia.

Gemeenschappen moeten er gevormd worden, een koninkrijk van God, waar de bewoners recht wordt gedaan, vooral de armen, de weduwen en de wezen, de zieken en gehandicapten. Niet omdat dat recht staat opgeschreven maar omdat je als onderdaan van het Koninkrijk van God niet anders kan. Dat maakte diepe indruk op het volk, zeker omdat Jezus dat in de praktijk bracht, zelfs zijn vriend Lazarus was uit het graf geroepen.

Het hele volk liep achter hem aan. Zelfs Grieken komen Jezus van Nazareth aanbidden. Dat is minder vreemd dan dat het voor ons lijkt. Overal rond de Middellandse Zee was de godsdienst in beweging. Het oude Heidense geloof met de vele goden op de Olympus voldeed niet meer. De Romeinen hadden hun goden gelijk gesteld met die van de Grieken en in de veroverde gebieden bleven de plaatselijke goden gewoon aanbeden worden. Griekse filosofen hadden de gedachte gelanceerd dat al die goden eigenlijk verschijningsvormen of uitingen waren van één goddelijk verschijnsel. En één God in plaats van al die verschillende leek eigenlijk wel zo aantrekkelijk om in te gaan geloven.

De Joden hadden natuurlijk al één God en weigerden elke andere God daarnaast te erkennen. Ze hadden zelfs geen beelden en tempels om die God te aanbidden. Alleen in Jeruzalem was een Tempel waar je heen kon reizen. In alle andere steden waren er synagogen waar leermeesters, de rabbijnen, voorlezingen hielden over de juiste manier om die ene God te eren. Dat leek veel op de Griekse filosofenscholen en zo kwam het dat veel Grieken het Jodendom als geloof omhelsden en zelfs naar Jeruzalem reisden voor de hoge feesten zoals Pesach. Een leraar die je leert dat je je naaste lief moet hebben als jezelf is dan extra aantrekkelijk. Als er dan ook nog verteld wordt dat hij een vriend die dood was uit een grafspelonk wist te roepen en er later maaltijd mee hield dan moet je die leraar wel gaan aanbidden.

We weten overigens niet of deze Grieken ook uit Griekenland kwamen. Grieks was in de dagen van Jezus van Nazareth de algemene spreektaal in het Romeinse Rijk. Het Nieuwe Testament is dan ook in het Grieks geschreven en de schrijvers gebruiken voor het citeren uit de Hebreeuwse Bijbel een Griekse vertaling. In Palestina werd Aramees gesproken, de algemene taal uit het Perzische Rijk waar het volk in Ballingschap was geweest. Mensen die Grieks spraken werden aangeduid als Grieken.

In het Heidense Griekse geloof liepen goden regelmatig over de aarde om zich daar met de mensen te vermaken. Zou die Jezus ook niet zo’n God zijn? Jezus wijst dat af. Hij wil onder geen beding geëerd of vereerd worden. Hij vergelijkt zich liever met een graankorrel. Als straks het graan weer geoogst wordt dan bewonderen we elke aar voor haar rijkdom aan korrels en de voedingskracht waar we brood van mogen bakken.

Maar die ene korrel die dat voortbracht ligt leeg in de aarde en is vergaan. Die graankorrel sterft zodat er honderdvoudig van geleefd kan worden. Dat zal de weg van Jezus van Nazareth zijn en achter hem aan zullen we het kruis moeten opnemen, Zoals die graankorrel moeten we leven. Onze liefde voor de naaste moet volgens Jezus van Nazareth onbaatzuchtig zijn. Niet omdat we zo goed willen zijn moeten we onze naaste liefhebben maar omdat we onszelf liefhebben kunnen we niet anders dan zorgen voor de naaste die het minder heeft. De arme, de weduwe en de wees, de hongerige, de gevangene, de naakte, de verdrukte.

Als die liefde voor de naaste echt in je hart is geschreven dan kun je niet anders dan je helemaal geven. Dan verdwijn je als het ware in het licht dat je op de ander laat schijnen. Dan gaan blinden zien en doven horen staat er dan geschreven. In die beweging zouden we allemaal mee moeten gaan doen. Ergens vertelt Jezus een gelijkenis waarin hij vertelt dat zulk zaad, het zaad van het Koninkrijk wel honderdvoudig zou kunnen opleveren.

Het zou het wonder van Medemblik met al haar dorpen kunnen worden, liefde die zich als een vuur verbreid over land en stad en elkeen die mee gaat doen met die beweging levert weer honderdvoudig op.

De Bijbel vertelt ons dat dat licht zal opgaan, dat het vast en zeker zal gaan gebeuren. Uiteindelijk zal onze wereld zo mooi worden dat God er zelf zal willen wonen. Alle tranen zullen zijn gedroogd, de dood zal niet meer heersen, zelfs de zee zal haar doden terug geven. We rennen niet meer achter goud en zilver aan, van goud kunnen we dan straatstenen maken.

We hoeven dus ook nooit bang te zijn voor een ons onbekende godsdienst. De Islam aanbidt de zelfde God als wij, ook daar is Jezus van Nazareth belangrijk. Maar mischien nog belangrijker is dat als de liefde van God ons in het hart gebeiteld staat niets en niemand ons van de liefde van onze God kan scheiden. Laat u dus niet bangmaken maar verzet u tegen onrecht en tegen wat mensen dreigt te scheiden.

Als we naar onze wereld kijken, een wereld vol oorlog, onderdrukking en onrecht dan zal er nog veel moeten gebeuren voor het zover is dat God hier zal willen wonen. Maar het is God zelf die deze schepping zal voltooien, wij mogen er aan meewerken uit dankbaarheid voor het goede dat we nu al kunnen zien. Daarom aan het werk, de oogst moet binnengehaald worden en wij mogen de handen uit de mouwen steken, elke morgen weer opnieuw.

Amen

Read Full Post »

Lezen: Jozua 4:19-5:1

Gemeente,

Dat kan helemaal niet, dat is luchtfietserij. Hoe vaak horen we dat niet als we zeggen dat er een tijd komt dat iedereen de naaste liefheeft als zichzelf. Dat er een toekomst is waarin vrede en gerechtigheid de hele aarde beheersen. Dat er een tijd zal zijn waarin er geen armen meer zijn, dat kinderen niet voor hun tijd dood gaan, dat iedereen minsten 120 jaar oud wordt. En nog erger dat de tijd die zal komen nu al begint, hier en nu met ons als kleine kudde in Akersloot Uitgeest. Vandaag horen we verhalen over wat niet kon en toch gebeurde. Over 5 Koningen van Kanaän die verslagen gaan worden, over vijfduizend mannen die samen met de vrouwen en kinderen brood en vis te over krijgen.

Eerst de intocht in het beloofde land. Het volk was de Jordaan overgestoken, de stammen die zouden gaan wonen in de woestijnkant van de Jordaan waren alvast doorgegaan naar de vlakte van Jericho en nu was het hele volk in het beloofde land aangekomen. Een moment om voor altijd te markeren. De stenen waarlangs het volk was getrokken, waar de Ark van het Verbond had gerust, waar de God van Israël het water had gespleten om een droge doortocht mogelijk te maken, werden nu in het eerste kamp in het beloofde land opgericht om die doortocht te markeren. Twaalf stenen, twaalf stammen waren doorgetrokken. Uit de vier windstreken waren ze gekomen, en de volheid van God, het getal drie, had hen tot een heilig, dus volmaakt volk gemaakt. En vier maal drie is twaalf, een Goddelijk volk waren ze.

Dat volk Israël op zich is niet beter of slechter dan welk ander volk op aarde dan ook. Meestal gedraagt dat volk zich alsof het een willekeurig volk op aarde is. Het voert oorlog, het sluit bondgenootschappen, het kent een democratie en partijen die onderling verdeeld zijn, er is meer of minder onafhankelijke rechtspraak, het kent oordelen en vooroordelen. De goede kanten van dit volk en de slechte kanten van dit volk vind je breed uitgemeten in het hele verhaal dat in de boeken van de Bijbel staat opgetekend.

Het bijzondere van dit volk is dat het uitgekozen is door de God van Israël. In die uitverkiezing heeft die God van Israël zich geopenbaard, hebben we die God van Israël leren kennen zoals hij zich wil laten kennen. Die God was nooit opgehouden met het werk dat die God ooit was begonnen. Hij had een hemel en aarde geschapen waarop mensen in vrede konden wonen. De mensen wilden echter net als God zijn.

Toen had die God Abraham geroepen. Ga weg uit je gewone doen, laat je familie en je land in de steek en ik zal je een groot volk maken zo klonk het. Een belofte aan Abraham die al in het leven van Abraham zichtbaar werd. De familie van Abraham zijn zonen, zijn kleinzonen en zijn nageslacht groeide. Uiteindelijk waren ze in Egypte terecht gekomen. Daar had die God Mozes geroepen om het volk van Abraham, Izaak en Jacob te bevrijden van de slavernij en uit te leiden uit Egypte naar het land dat aan Abraham was beloofd.

Ondanks alle onvrede die het volk had getoond, ondanks de neiging om eigen goden te maken, waren ze nu in dat aan Abraham beloofde land. De mensen die het veel en veel later opschreven waren zelf naar een vreemd land gevoerd en daar in ballingschap. Zij beleefden dit verhaal van Jozua als een belofte dat ook zij eens weer in dat beloofde land zouden mogen, terug uit de ballingschap. Ook dat gebeurde.

Zo mogen ook wij het verhaal lezen als een verhaal van hoop op vrede, op een eind aan geweld en onderdrukking, op een eind aan honger en uitbuiting. Dat land van vrede en gerechtigheid hoeven we dus niet zelf te maken. Dat doet God voor ons. Maar we zijn geroepen om er aan mee te werken. Dat zal ons de vreugde geven om het ondanks alles toch mogelijk te maken,

Wordt alles ons mogelijk gemaakt? Kunnen we ooit de honger de wereld uit helpen? Je kunt zomaar vijfduizend mannen te eten geven en dan hebben de vrouwen en kinderen ook nog genoeg vertelt Johannes ons. Ja, je houdt zelfs genoeg over om het hele volk Israel, met twaalf stammen, te eten te geven.

Iemand die dat kan zou je ook vandaag direct wel tot koning van de wereld willen uitroepen. Maar Jezus van Nazareth wilde nergens en nooit eer van zijn werk, de eer komt alleen aan God toe. Maar snappen doet hij het wel en daarom trekt hij zich alleen terug op de berg.

Als er honger is en iemand geeft je te eten dan kan dat diepe indruk maken. Oudere inwoners van West Nederland weten nog heel goed hoe na de hongerwinter van 1944 en 1945 de bevrijders uit Canada, Engeland en Amerika kwamen met wittebrood en chocolade. Lang zou nog alle kritiek op de politiek van Amerika tot zwijgen worden gebracht met het argument dat ze toch ook maar onze bevrijders waren geweest.

Maar waar zit het wonder van Jezus van Nazareth nu echt in? Neemt hij echt vijf broden en twee vissen om oneindig door te blijven breken? Dat staat er niet. De leerlingen denken dat het alles is wat er te eten is voor de grote menigte die hen is gevolgd. Maar als iedereen gaat zitten en deelt wat men bij zich heeft blijkt dit veel meer te zijn dan men had gedacht. Je moet dus alleen samen willen delen. Als je de baas wilt blijven dan lukt dat niet. Je opstellen als dienaar, jezelf uitschakelen en de ander voorop stellen, dat is de weg van Jezus van Nazareth en dat is ook de weg die je zult moeten willen gaan.

Als we dat niet doen dan zien we tot wanhoop gedreven hulpverleners stiekem langs de kant van de weg stoppen om hun hulpgoederen uit te delen. Dan breken er ziekten uit en sterven velen zonder dat dat nodig was. Als er organisaties zijn die hun medewerkers opdragen de baas over de hulp te blijven dan kan er misbruik ontstaan, dan kan het voor wat hoort wat de overhand krijgen. Dan is er sprake van misbruik van de zwakken.

Op dit moment wordt op ons een beroep gedaan de honger in Afrika te bestrijden. Wij zijn rijk en zij zijn door misoogsten en klimaatverandering in de problemen gekomen. Volgen wij Jezus in het delen van het brood, ook als we er niet zeker van zijn dat soms ons graan op onvruchtbare grond wordt uitgezaaid?

Het verhaal over deze zogenaamde spijziging heeft overigens ook nog een paar verrassingen. Want waarom staat er eigenlijk dat het vlak voor Pasen is? Vlak voor Pasen heeft het volk Israël inderdaad een maaltijd. De Pesach maaltijd. Ze herdenken dan de bevrijding van de slavernij in Egypte. Dat feest valt samen met het begin van de gerstoogst. Gerst is de grondstof voor het brood van de armen. Van de gerst wordt het ongezuurde brood gebakken. Jezus van Nazareth zal die maaltijd vieren met zijn volgelingen. Als hij dat brood uitdeelt dan vraagt hij hen dat te blijven doen tot zijn gedachtenis. Het is het brood dat zoals hij gebroken wordt. Daarmee maakt Jezus de maaltijd tot een maaltijd die herinnert aan de bevrijding van de dood. Die bevrijding krijgt gestalte in de opstanding.

Het verhaal dat we vandaag lezen betekent dat we allemaal mee mogen doen. En mee mogen doen met wat we hebben, vis was er genoeg, de leerlingen van Jezus waren voor een groot deel vissers. Dat mochten zij uitdelen, wat delen wij uit? Dat jongetje met zijn vijf gerstebroden en twee vissen hoorde bij de armen. Maar ook als de armen delen blijkt iedereen gevoed te kunnen worden.

Zo klein en onbeduidend is onze gemeenschap dus niet. We kunnen ons wel net zo klein voelen als dat jongetje aan de oever van de zee, als we hier en nu beginnen met het Koninkrijk van Jezus van Nazareth dan weten we, dan geloven we dan het het kan, dat het moet. We noemen dat Kerk in actie. Vandaag schijnt het licht door het paars van de inkeer heen, daarom is roze de kleur van vandaag. We moeten opstaan en het licht van het Evangelie laten schijnen tot aan de einden der aarde. Aarzel niet, aan het werk dus, de velden staan wit van de oogst maar durven wij de arbeiders te zijn?

Amen.

             Johannes 6: 4-15

 

Read Full Post »