Feeds:
Berichten
Reacties

Archive for juli, 2015

Lezen: Jesaja 63: 7-14

            Marcus 6: 45-52

Gemeente,

We leven weer volop in de tijd van vakanties. Als ze er zijn verwelkomen we vanmorgen  gasten van elders. We verwelkomen al terug de mensen die al op vakantie zijn geweest en ons de mooie verhalen vertellen die bij de zomer horen. En misschien tellen we de dagen af tot de dag dat we zelf op vakantie gaan. Dat de jeugd zo lang vakantie heeft in de zomer komt door de kinderarbeid. Bij het invoeren van de leerplicht werd de hulp van kinderen bij de oogst onmisbaar geacht en daarom kregen alle kinderen de hele oogsttijd vrij. Tegenwoordig huren we mensen uit een arm buitenland in om bij de oogst te helpen.

Vakantie is een zeer Bijbels gegeven. De Sabbath was gegeven aan een volk dat bevrijdt was van de slavernij in Egypte. Nooit zou het volk meer slaaf worden van de arbeid. Elke week weer, elke zeven dagen, zou het alle werk laten vallen om de bevrijding van die slavernij te kunnen vieren. Christenen hebben dat doorgetrokken naar de bevrijding van de dood. Op de achtste dag, de eerste van een nieuwe week werd de bevrijding van de dood in de opstanding van Jezus van Nazareth gevierd. En in onze dagen mogen we niet vergeten dat die bevrijding uit de dood ook hoort bij de bevrijding van de slavernij. Het geschenk van de ene dag zonder slavernij van het werk staat ter discussie en juist in de vakantieperiode mogen we tot ons door laten dringen hoe kostbaar die vrijheid is en hoe dankbaar we de God van Israël mogen zijn voor die bevrijding.

Die bevrijding staat ook centraal in het vreugdelied uit het boek van de profeet Jesaja dat we vanmorgen hebben gehoord. God kiest een volk, staat het bij, leidt het uit het land van de slavernij en geeft het een richtlijn waar het eeuwig van zou kunnen profiteren.

Maar die kinderen beschamen dat vertrouwen en komen in opstand tegen het idee altijd maar van je naaste te moeten houden als van jezelf, altijd maar de minsten, de zwaksten, in je samenleving voorop moet zetten. Dat beschamen van vertrouwen in God leidt tot oorlog en ellende. Maar God herinnert zich de band met het volk, de leiders van het volk die zijn leer door wisten te geven, de koningen die vrede wisten te stichten en berouwt de vijandschap die hij is aangegaan met zijn eigen volk. Het volk wordt dus opnieuw gered.

Dat klinkt natuurlijk mooi. Maar als het niet goed gaat met het volk van God dan komt de naam van God in het geding. En God valt samen met zijn naam: Ik ben die ik zijn zal. En de God van Israël zo leren we in de Bijbel is met de minsten, met de slaven en de verdrukten, met de weduwe en de wees. Als wij een andere weg gaan, de dood centraal stellen en niet het leven verdwijnt dus de luister van God, na Auschwitz zeiden we, God is dood.

Als wij dus de minsten in de steek laten, in opstand komen tegen God, eerst om de voedselbank denken en dan om de receptie, eerst de uitkeringen en dan pas het mooie nieuwe stadhuis, eerst de zorg voor de verstandelijk gehandicapten en dan pas de hypotheekrenteaftrek om zo maar eens wat zaken tegenover elkaar te zetten, dan brengen we God zelf in nood. Waar is immers de God van Israël dat zijn kinderen zo moeten lijden?

Dat God samenvalt met zijn Naam, niet alleen in het Woord maar juist in de Daad, wordt hier een boodschap genoemd. Het Woord van God is Daad is de boodschap. Dat is een boodschap van tegenwoordigheid, een engel van tegenwoordigheid wordt dan vertaald. Maar zijn wij de stem en de handen van die God? Laten wij zien wat zijn luister betekent?

Het betekent dat God ook met ons mee blijft gaan. Ook al vergeten wij nog wel eens zijn richtlijn om van je naaste te blijven houden als van jezelf. Ook al vergeten wij dat we onze samenleving moeten inrichten op de minsten op de zwaksten op aarde. Ook al vergeten we dat de voedselbanken voldoende voedsel moeten hebben en een teken zijn dat het delen van welvaart en inkomen in onze samenleving nog steeds niet goed is georganiseerd. Ook al vergeten we dat voedsel en onderdak voor verstandelijke gehandicapten en demente bejaarden lang niet genoeg zijn en dat we ook moeten zorgen voor activiteiten en aandacht. We moeten blijven zien wie de minsten zijn die aan de kant van de weg zijn komen liggen en die ondanks de drukte van alledag gehoord moeten worden. Daar roept de profeet ons vandaag toe op, wij mogen weten dat op die Weg God met ons gaat, ook al vergeten wij dat maar al te vaak.

Maar die boodschap mogen we ook lezen uit dat mooie romantische verhaal over de storm op zee dat we uit het Evangelie van Marcus hebben gehoord. Dat verhaal van Marcus begon eigenlijk over het delen van alles wat ze bij zich hadden en er 5000 mensen mee bleken te kunnen voeden. Dat verhaal over dat breken en delen, over dat er voor iedereen genoeg de eten is en dus leven is zet zich schijnbaar voort in het verhaal over de storm op zee.

De verhalen zoals Marcus die ons vertelt lijken soms wel op moderne TV trillers. Korte scènes en de ene gebeurtenis tuimelt bijna over de vorige heen. je kunt dat bij Marcus herkennen aan het gebruik van het woord terstond. ze hadden de resten van de maaltijd, 12 manden groot, nog niet ingezameld of terstond dwingt Jezus van Nazareth zijn volgelingen de boot in te gaan. Ze moeten voor hem uit varen naar Bethsaïda. Hij zelf ging naar de berg om te bidden nadat hij afscheid van hen had genomen. Het van wal steken van het schip is een duidelijk signaal dat de bijeenkomst met prediking en delen van brood en vis voorbij is. Nu wordt het tijd om naar huis te gaan.

Wat ons misschien toch opvalt is dat de bijeenkomst niet wordt afgesloten met gebed, wij doen dat toch maar al te vaak. Maar voor Jezus van Nazareth is het gebed iets van je terugtrekken, in je binnenste binnenkamer zou hij zijn leerlingen leren. Ook Jezus van Nazareth had rust nodig, dat blijkt wel uit het verhaal, maar rust is niet niks doen. Rust is ook de reis naar binnen, wat heeft de dag mij gedaan, wat brachten al die ontmoetingen te weeg. En daarbij de ontmoeting met God, waar was zijn Woord een lamp voor mijn voet, waar hoorde ik zijn stem en in wiens ogen zag ik hem oplichten. Voor ieder van ons is dat anders, geen twee van ons kunnen op die manier hetzelfde bidden. We hoeven ons daarom ook niet af te vragen hoe Jezus van Nazareth gebeden heeft, hoe hij omging met zijn Vader. In de Joodse traditie bidt je met de teksten uit de schrift, met de Psalmen, met de Tora, op die manier schijnt het Woord van God op jouw pad, maar bidt je toch met iedereen mee en ben je in je gebed verbonden met alle gelovigen.

Voor de leerlingen aan boord van het schip begint er ondertussen een nieuwe dag. Het was avond geworden staat er. En met de avond begint  de nieuwe dag. Er gaat iets nieuws gebeuren. Daarvoor moet het eerst nacht geworden zijn, want pas door de nacht heen zien we het licht, pas door de dood heen kunnen we opstaan ten leven. Dat beeld vertelt Marcus ons nu in een verhaal. je kunt van het leven wel de dood in, van het land wel de zee op, maar als het stormt en je bang wordt dan kun je uit dat dodenrijk nooit meer het land, het land van de levenden  bereiken. Er staat niet voor niets dat Jezus van Nazareth pas in de vierde nachtwake tot hen kwam, de hondenwacht is dat, het holst van de nacht, het diepst van de dood. In die zwarte duisternis zag Jezus van Nazareth  dat zij zich aftobden in het voortgaan omdat ze tegenwind hadden.

Je hoort Jezus van Nazareth zuchten in dit verhaal. Eerst waren de leerlingen twee aan twee op stap geweest. Een succesreis die diepe indruk had gemaakt tot aan het hof van koning Herodes toe. Vervolgens zagen ze van heinde en ver  de mensen op ze afgekomen, zo veel dat ze zelfs bang werden dat er niet genoeg te eten was, maar Jezus had ze geleerd samen te werken en op elkaar te vertrouwen, samen te delen van dat wat er meegebracht was, dat had gewerkt. Nu was het eind van de dag gekomen. Nu leek de vakantie aangebroken waar ze zo’n behoefte aan hadden.

Het meer blijkt echter geen rust te geven maar dreigt door de storm met de dood. Maar hoe zat het ook al weer, moet je je in tijden van nood door angst laten regeren of door samenwerken, zoals we leren in het Verbond met de God die er ook in de storm en de doodsnood zal zijn? Jezus van Nazareth kwam naar ze toe om ze te helpen en berispte ze om hun angst. In het verhaal van Jezus van Nazareth, zoals Marcus ons dat vertelt gaat samenwerking ver boven de angst die we kunnen voelen, juist door het rotsvaste vertrouwen op de aanwezigheid van God

Die angst zit ook in onze samenleving. De angst dat we door te delen met de armsten in Europa, met de Grieken bijvoorbeeld, alles zullen verliezen. Wij worden bang gemaakt, door vertegenwoordigers van de rijken, dat dat eerlijker delen ten koste zal gaan van de armen, dat die ook zullen  moeten inleveren. Zou het dan niet waar zijn dat vijf broden en twee vissen genoeg zijn om een volk te eten te geven? Of moeten we ons laten regeren door de angst. We moeten toch langzamerhand weten dat ruim 50 jaar van eerlijk delen ons allemaal kansen heeft gegeven en dat iedere keer als de rijken rijker en de armen armer gemaakt worden de ellende in de samenleving ook toeneemt De leerlingen op het schip in de storm hoorden het “Vrees niet!”  Maar zij hadden de betekenis van de broden, de betekenis van het delen dus, nog niet begrepen staat er. Zij maakten mee hoe het kwaad werd bestreden door het goede en mensen weer mee konden doen aan de samenleving.

Pas toen doordrong dat die liefde ook de dood kon overwinnen begon het te dagen. Daarmee is het verhaal van Marcus een Paasverhaal geworden. Een verhaal over de opstanding uit de dood. Een verhaal ook over de vraag hoe we die opstanding in het leven van alledag kunnen herkennen. Ook als in ons leven de duisternis van de dood dichterbij lijkt dan de dageraad van het leven.

In het verhaal gaat de storm wel liggen maar is de nacht nog niet voorbij als Jezus aan boord komt. We horen dus niet de valse belofte dat alle ellende die we meemaken voorbij is als we maar op Jezus vertrouwen. Dat ziekte geen ziekte meer is, dat het verlies van een geliefde ons niet meer deert, dat de fouten die we in het leven gemaakt hebben geen fouten meer zijn en dat de werkloosheid die ons getroffen heeft geen werkloosheid meer is.

De ontmoeting met Jezus van Nazareth bevrijdt ons niet van de nacht. We blijven roepen met de profeet die riep Wachters hoe lang duurt de nacht nog. Maar we zijn bevrijdt van de angst, de verlammende angst voor de toekomst, wat zal de nieuwe dag ons brengen, komt er meer storm, komt er meer ellende? De angst daarvoor is voorbij, we weten dat er altijd aan het einde een nieuwe dag is.

En in de traditie van de Bijbel is die nieuwe dag al begonnen zodra het nacht wordt. Er is geen reden om bang te zijn als we ook het laatste wat we hebben weten te delen met hen die het nodig hebben.  Die boodschap zullen wij ook moeten horen en daar zullen we op moeten gaan vertrouwen. Elke morgen nieuw zegt ons de schrift. Elke morgen mogen we opnieuw op Weg gaan met de God van Israël, mogen we ervaren dat zijn naam waarheid is, hij zal er zijn, hij is er in de nieuwe dag die we krijgen. Elke nieuwe dag mogen we daarom ook weer zijn Weg gaan, ook al zijn we dat zoveel dagen vergeten, elke dag mogen we opnieuw onze naaste liefhebben als onszelf, mogen we leven of we eeuwig leven, totdat hij komt en ons een nieuwe hemel en een nieuwe aarde brengt waar de dood niet meer zal zijn en alle tranen gedroogd zullen zijn.

Amen.

Advertentie

Read Full Post »

Lezen: Jeremia 63: 7-14

            Marcus 6: 45-52

Gemeente,

Op het Oecumenisch leesrooster dat in veel kerken wordt gevolgd, zeker door mij, stond vorige week het verhaal dat direct vooraf gaat aan het verhaal uit Marcus dat we vandaag gelezen hebben. Dat verhaal ging over de leerlingen van Jezus van Nazareth die twee aan twee er op uit werden gestuurd om het goede nieuws van Jezus bekend te maken. Ze mochten niks meenemen, geen extra kleding, geen geld, geen eten, alleen een staf, en sandalen die mochten ze ook aan. Daarmee werden die leerlingen ook herders. In een ander verhaal vertelt Jezus dat de Goede Herder de schapen gaat zoeken die afgedwaald zijn. Nu willen wij ook graag leerlingen en volgelingen van Jezus van Nazareth zijn en daarmee mogen we onszelf beschouwen als Herders, we zorgen voor het goede in de wereld, in onze eigen gemeenschap.

Jeremia heeft het over slechte en goede herders. Herders die de schapen in de steek laten en herders die het volk terugbrengen naar het land overvloeiende van melk en honing. In Psalm 23 zong de herder koning David over het dal van diepe duisternis waar de stok en de staf van God tot steun zijn. Wij kennen de herders alleen nog van de Grote Stille Heide of misschien van de schrijver Eelke de Jong die lang herder is geweest.

De herder waar David over zingt die voert de kudde schapen naar grazige weiden, de sterke schapen maar vooral ook de zwakke schapen, die hebben extra aandacht nodig. Die herder verdedigt de kudde tegen vijanden. Die herder is geen baas van de kudde maar dienaar van de kudde. Als Jezus op Witte Donderdag de voeten van zijn volgelingen wast voor hij in een maaltijd duidelijk maakt dat het brood dat hij deelt zijn eigen lichaam is, dan maakt hij duidelijk wat het betekent een Goede Herder te zijn.

We leven nu in de vakantietijd en misschien bezoeken we wel één van de toeristische schaapskudden in ons land waar een herder uitlegt hoe het is voor een kudde schapen te zorgen. In onze dagen is de vakantie tijd een tijd om te rusten, om er op uit te gaan, om even los te komen van werken en zwoegen.

In de Bijbel is daar het Sabbatsjaar voor, eens in de zeven jaar dan leef je van het land en laat je het bewerken van het land achterwege. Onze zomervakantie is een gevolg van kinderarbeid. Toen de leerplicht werd ingevoerd bleek dat kinderen in de zomer onmisbaar waren bij het oogsten en bij het verwerken van de oogst. Die kinderarbeid is meer en meer verboden geraakt maar de vakantieweken in de zomer zijn gebleven. En in plaats van de kinderarbeid is de arbeid van illegale vreemdelingen gekomen.

In het verhaal dat we vandaag uit het Evangelie van Marcus hebben gelezen gaat het bijna over vakantie. Jezus van Nazareth wil namelijk met zijn leerlingen op vakantie. Ze kregen zelfs de tijd niet om te eten zo namen de mensen hen in beslag. De leerlingen waren met hun staf in de hand de dorpen en steden rondgegaan om het goede nieuws te brengen. Ze waren bij de meester teruggekeerd om te vertellen wat ze hadden meegemaakt.

Maar van vakantie kwam niet veel. Ze hadden zo’n succes gehad dat een grote menigte hen volgde. Jezus van Nazareth kon niet anders dan al die mensen vertellen over zijn nieuwe Koninkrijk en hen te leren hoe daarin te leven. Maar ja, organisatoren van massabijeenkomsten moeten de catering niet vergeten. Nu niet en toen ook niet. Zelf hadden ze maar vijf broden en twee vissen bij zich. Jezus had echter net de menigte geleerd over delen met elkaar, ook het laatste wat je hebt, al is het je leven, delen met degene die minder of niets heeft. En als iedereen het weinige dat er is met elkaar deelt is er voor iedereen genoeg.

De 12 manden die overbleven zeggen dat er voor het hele volk zelfs wel genoeg is. Degenen die de verhalen uit de Hebreeuwse Bijbel hadden bestudeerd die konden dat weten. De profeet Elisa had bijvoorbeeld een arme vrouw eens geadviseerd om alle lege kruiken van de buren bij elkaar te halen en dan van de ene kruik naar de andere de olie over te schenken. Uiteindelijk hield ze zoveel over dat ze zelf genoeg had en genoeg kon verkopen om er van te leven.

Ook tijdens onze crisis gooien wij zoveel weg dat anderen er ruim van zouden kunnen leven. Onze voedselbanken krijgen voedsel dat in de supermarkten niet meer verkocht kan worden omdat het over is. Maar de armen in ons land die van de voedselbanken moeten leven zijn er nog wat blij mee. En van wat aan ons huisvuil wordt verbrand worden hele steden van electra voorzien en zullen wijken en bedrijven de komende winter van warmte kunnen genieten.

Dat delen van brood en wijn gebeurd met enige regelmaat in alle kerken in ons land. Dat herinnert ons aan de les van Jezus van Nazareth waarover we vandaag lezen, als we bereid zijn om te delen is er voor iedereen genoeg, we moeten alleen bereid zijn om eventueel onszelf te delen, hij is ons daar in voorgegaan, wij mogen volgen, ook vandaag.

Zo mogen wij dus herders zijn in onze eigen gemeenschap. Met alleen een stok in de hand er op uit gaan betekent dat we onze gehechtheid aan bezit loslaten. Dat we niet meer streven naar de grootste winst voor onszelf. Het betekent dat we de verloren schapen voorop zetten. Met name de zwakste schapen, in de Bijbel worden die de weduwe en de wees genoemd, wij hebben het over de armen, de hongerenden, de gemartelden, de onderdrukten. Vreemdelingen die aan onze poorten kloppen, werklozen die vergeefs naar werk zoeken. En natuurlijk ook die weduwe en de wees, allen die een geliefde hebben verloren en verdriet hebben.

Het verhaal van Jeremia is vaak uitgelegd als een verhaal over slechte politici. Maar als we om ons heen kijken dan zien we dat het daar niet op houd. Uitbuiting gebeurt ook door gewone werkgevers, alleen omdat het mogelijk is en winst oplevert. Onderdrukking gebeurt ook door bazen en machthebbers, omdat ze het kunnen en mensen zich laten onderdrukken. De voedselbanken getuigen van de hongerenden in onze samenleving met wie het delen maar moeizaam gaat. Vaak zijn ze verleid tot het maken van schulden, je moet toch mee kunnen doen in onze samenleving. Loslaten van die gehechtheid aan bezit, aan het nieuwste, de nieuwste televisie, de nieuwste smartphone, het nieuwste model auto kan een wapen zijn tegen de verleiding onverantwoorde schulden te maken.

En waarom zouden we zo moeilijk doen? In de vakantieperiode krijg je dat nog wel eens te horen. Waarom ga je niet gewoon met je eigen gezin naar dat pretpark maar wil je ook altijd de kinderen van die alleenstaande moeder meenemen? Omdat we geloven dat we op weg zijn naar dat land dat overvloeit van melk en honing. Dat land waar zo gedeeld wordt dat er voor iedereen op de hele wereld genoeg is en niemand meer honger hoeft te hebben. Dat land waar alle tranen gedroogd zullen zijn en de zee zelfs haar doden teruggeeft, ook de Middellandse Zee.

We zijn dus als pelgrims op reis. Onderweg tot we dus komen in het land waar recht en gerechtigheid heersen en ieder in vrede leeft, zoals Jeremia ons geschilderd heeft. Jeremia was er vast van overtuigd dat er weer een koning zou komen zoals men uit de verhalen over Koning David kende. Een koning die het volk in vrede had laten leven, had verlost van de plundering van de opbrengsten van het land. Die nieuwe koning zou regeren over een land waar het recht en de gerechtigheid van de God van Israël opnieuw zou heersen.

Voor Christenen is die droom van Jeremia uitgekomen met de komst van Jezus van Nazareth. Met die bijzonder maaltijd heeft Jezus van Nazareth ons voorgedaan wat het kan beteken en dat de leer van Mozes, de richtlijnen voor de menselijke samenleving, gevolgd worden in het heb uw naaste lief als uzelf, als iedereen gaat delen met de naaste.

Wij mogen hem als trouwe schapen volgen. Wij mogen geloven dat er echt op aarde voor iedereen te eten is, dat al het leed geleden is en alle strijd gestreden is.  Elke dag opnieuw, elke dag laten zien hoe hij het ook al weer deed. Wacht dus niet, er is nog veel werk te doen, aan de slag.

Amen

Read Full Post »

Lezen: Jesaja 52: 1-6

             Marcus 6: 6b-13

Gemeente,

Vakantietijd is voor de meesten van ons toch de tijd om er op uit te trekken, op z’n minst in dromen van vergezichten en andere landschappen dan we gewend zijn. De lezingen van vandaag gaan daar ook over

Jesaja zingt van een nieuwe stad. De oude stoffige stad, ingeslapen, versleten en gedeeltelijk verwoest, moet het stof van zich af schudden en weer gaan stralen als de stad van de God van Israël, als de stad waaraan alle volken kunnen zien wat God kan betekenen voor de mensheid. Dat is de roep die uit het lied dat Jesaja zingt ons tegemoet klinkt. Een volk dat in ballingschap was gevoerd keert terug, een stad die door haar vijanden was verwoest zal  weer gaan stralen, en de God die door de buurvolken werd bespot neemt weer de leiding zelfs over het dagelijks leven in de hele bewoonde wereld. Daar willen we maar al te graag in mee dromen. Want zou die God van de liefde toch eens gaan heersen in onze wereld van geweld en onderdrukking, zouden alle volken toch het eens op kunnen brengen hun wapens om te smeden tot landbouwwerktuigen.

Jesaja verkondigt hoop in het gedeelte dat we vandaag hebben gelezen. De hoop voor de mensen die dat nog niet hebben meegemaakt. Want het is niet vanzelfsprekend dat de ballingen terug zullen keren. Jeremia had hen nog geschreven dat het wel generaties zou kunnen duren voordat er een einde zou komen aan de ballingschap. Maar Jesaja begint er alvast vol vreugde over te zingen. En in zijn lied klinken ook de voorwaarden door voor de bevrijding. Want het is Sion dat sterk moet worden, Jeruzalem moet weer een heilige stad worden.

U zult wel denken, in de Bijbel is Jeruzalem toch een heilige stad? Maar die heiligheid was verdwenen doordat het volk  andere goden had nagelopen. Op de hoeken van de straten stonden Baälbeelden, in de Tempel andere afgodsbeelden en op de plaats waar het afval werd verbrand werden kinderoffers aan Moloch gebracht. Die ontrouw aan de God van Israël had het volk in ballingschap gebracht. Maar Jesaja en zijn volgelingen hadden de droom over het heilige Jeruzalem bewaard. Sion is de Tempelberg en Jeruzalem de stad waar de Tempel staat. Daar werd de leer over de liefde bewaard. Daar moeten volgens het boek Deuteronomium de maaltijden plaats vinden met de armen, de vreemdelingen, de familie en de dienaren uit de Tempel. Zelfs de armen van het volk trekken dan op naar Jeruzalem om te delen wat ze hebben. Die maaltijd, die pelgrimstocht, die manier van samen leven is het toppunt van vrijheid, dan is ieder gelijk, dan geeft ieder naar vermogen en krijgt ieder naar behoefte.

De slavernij vroeger in Egypte en de ballingschap in Babel kwamen gratis, niets kregen ze er voor terug niets was er betaald voor de slaven uit het volk van Israël in Egypte en niets was er betaald voor de ballingen die ook in Babel als slaven werden behandeld.. Slaven werden meestal eerst op een markt verhandeld, maar toen het volk in Egypte ging wonen werd het na verloop van tijd vanzelf als slaven behandeld, daar was niemand voor betaald. En de ballingschap was het gevolg van een verloren oorlog, ook daarvoor was niemand betaald maar evengoed werden ze in hun ballingsoord als slaven behandeld.

Maar de bevrijding door samen te leven en samen te delen, door elkaar lief te hebben als zichzelf komt ook voor niks. Niets hoefde te worden betaald voor de bevrijding uit Egypte en niets hoeft er te worden betaald voor de terugkeer uit de ballingschap. De dood van de eerstgeborenen maakte dat het volk dat gespaard werd uit Egypte werd weggejaagd, de vredespolitiek van Keizer Kores, of Cyrus maakte dat de herbouw van Jeruzalem een politieke noodzaak werd. Er wordt van het volk onvoorwaardelijke en onzelfzuchtige liefde gevraagd die, zoals staat in 1 Korinthe 13, zichzelf niet zoekt.

De vraag is natuurlijk ook of onze samenleving niet lijkt op de samenleving die Jesaja zo fel kan veroordelen. Offeren wij onze kinderen aan de welvaart? Wij spreken over kinderen met overgewicht, zijn ze vetgemest? Zetten wij onze afgoden op de hoeken van de straten? Wij spreken over de heilige koe als het gaat om onze auto’s die het land verstoppen, mensen doodrijden en de lucht en de aarde vervuilen. Over de exorbitante zelfverrijking in de top van het bedrijfsleven mag niet meer gesproken worden. Alleen gesubsidieerde en semi overheidsinstellingen worden aarzelend aan een regiem van matiging onderworpen.  Echt delen met elkaar lijkt een verderfelijke methode geworden te zijn.

Gelukkig zullen er altijd mensen zijn die bereid zijn alles wat ze hebben te delen met iemand die niets heeft. Dat was de vaste overtuiging van Jezus van Nazareth.  Om te bewijzen dat hij gelijk had zond hij zijn volgelingen er op uit. Twee aan twee. Op naar mensen die bereid waren met hen te delen. Te delen in voedsel en onderdak, te delen in eerlijke handel. Aan die mensen kun je het goede nieuws kwijt dat er een Koninkrijk is waar dat delen de grondslag van alledaags gedrag is, waar je niet bang hoeft te zijn voor veroordelingen maar steeds opnieuw op die manier mag beginnen.

Het lukte, ze gingen op reis en ze kwamen die mensen tegen en ze dreven een hoop gekkigheid uit,  ze konden de mensen bevrijden van de angst, angst voor de overheid, angst voor vreemdelingen, angst voor wat de buren er wel niet van zouden zeggen en ze zorgden er voor dat veel mensen weer mee konden doen met de samenleving. Het kan dus, als wij volgelingen van die Jezus van Nazareth willen zijn kunnen wij dat ook. Zelfs al ben je gewoon timmerman of visser of noem maar op.

In heel onze geschiedenis zijn er mensen geweest die op die manier op weg zijn gegaan. We kennen nog de verhalen over Franciscus van Assisi. Die was gefascineerd door de richtlijnen uit het gedeelte dat we vandaag uit Marcus lazen. Geen enkel bezit meenemen, alleen een staf, geen brood, geen ransel, geen geld in de gordel, geen dubbele kleding. Het verhaal over Franciscus vertelt dan ook dat hij heel zijn leven lang volstrekte armoede nastreefde. Hij was er trots op dat hij maar 1 pij, 1 paar sandalen en 1 onderbroek bezat, meer heeft een mens niet nodig. Als 1 van zijn volgelingen ook maar iets had dat op bezit leek dan sprong Franciscus er boven op. Na zijn dood hebben zijn volgelingen dat niet helemaal volgehouden. Maar dat ideaal van werken niet voor jezelf, de armen eerst te zetten en de vrede na te streven is gebleven.

Jezus van Nazareth zelf wijst er ergens op dat ook hij geen plek heeft om zich te ruste te leggen en in de brieven van Paulus wordt ook gesproken over de rondtrekkende apostelen die afhankelijk zijn van de gemeenten waar ze aan het werk gaan. Ze hielden er de eerste bijnaam aan over, de beweging van de Weg. Pas geleidelijk aan ontstonden er gemeenschappen in steden, Jeruzalem, Samaria, Damascus, maar altijd trokken vanuit die gemeenschappen mensen er op uit die het echte ideaal vertegenwoordigden, zonder bezit er op uit trekken en je afhankelijk maken van de mensen die je zou willen bekeren en bevrijden van de armoede en de dood.

De richtlijnen zijn nogal eens uitgelegd als richtlijnen tot soberheid. Maar Bijbelgeleerden wijzen er op dat het je ook niet mogelijk maakt om verre reizen te maken. De apostelen moeten beginnen in hun eigen omgeving, in hun eigen landstreek bij de mensen die ze eigenlijk elke dag kunnen tegenkomen. Het zijn niet de backpackers die naar de andere kant van de wereld trekken, dwars door India en op weg naar Australië.

Het meest opvallende dat de apostelen bij zich hadden was hun staf. Abraham had een staf, of een stok, zomaar te gaan met een stok in je hand, zonder te weten wat je zult eten, zingt het lied. Mozes had een staf die hij over de zee uitstrekte om een weg te laten ontstaan en Aäron had een staf die ging bloeien. De staf blijft de apostelen herinneren aan waar ze vandaan kwamen, het volk was het volk van de God van Israël op grond van de belofte aan Abraham en het verbond dat God met Mozes en het volk in de Sinaï had gesloten.

Daar waren de richtlijnen voor een nieuwe samenleving gegeven die Jezus van Nazareth in vervulling bracht, heb God lief boven alles en je naaste als jezelf. Zo zou het volk Israël weer het volk van de God van Israël moeten zijn. Niet meer rekening houden met de machten en de krachten van deze wereld, de demonen die ons angst aanjagen en ons opzetten tegen anderen. Daarom staat er dat ze de macht kregen demonen uit te drijven.

Wij hebben het er vaak over dat we dat visioen van Jezus van Nazareth in onze eigen omgeving gestalte kunnen geven. In het werk in de Fair Trade winkels, als schrijvende voor Amnesty International, bij Gered Gereedschap, als vrijwillige zorgende in een verzorgingshuis, verpleeghuis of ziekenhuis, als actief buurtbewoner in je eigen wijk, in de diaconale activiteiten van de kerk of in zoveel niet te noemen activiteiten die er zijn om de wereld een beter aanzien te geven.

Jonge mensen krijgen ook nog steeds de kans hun talenten in de zetten voor de allerarmsten in de wereld. Overal waar er oorlog is of honger, of natuurrampen geweest zijn kom je Nederlandse artsen tegen die niet uit zijn op een glanzende carrière met een hoog inkomen. Ook verpleegkundigen, hulpverleners, timmerlieden, ingenieurs, gepensioneerde managers, landbouwers, tuinders zetten zich zonder betaling of tegen een minimumloon in voor de lijdende medemens in de wereld. Van hen kun je het beste horen wat het betekent dat wij onze landbouw blijven subsidiëren, dat we veel willen blijven verdienen aan de patenten op onze medicijnen, dat we blijven weigeren eerlijke handelsverhoudingen te scheppen.

Al die vrijwilligers die er op uit trekken de wereld in brengen het goede nieuws dat er altijd mensen zijn die bereid zijn alles te delen wat ze hebben, in de eerste plaats zichzelf. Ze drijven nogal wat kwaadheid de wereld uit, ze laten zien hoe mensen van verschillende herkomst, cultuur en geloof toch samen kunnen werken en samen het verschil uit kunnen maken tussen leven en dood. Voorwaarde is dat ze willen afzien van een carrière, van een lucratieve loopbaan.

Ook wij zullen los moeten komen van ons bezit en daar minder waarde aan gaan hechten. De meeste waarde ligt in het geluk van de ander, van de minsten, van de mensen die we kunnen helpen bevrijden van angst voor de dood, bevrijden van armoede, van honger en onderdrukking.  Het werk van die jonge mensen moet gesteund worden. Tal van organisaties bedelen daarvoor, zoeken donateurs en ondersteuners onder mensen die achtergebleven zijn en wel in staat zijn een goed inkomen te verwerven. Want ook onder die mensen zijn er die bereid zijn te delen met een ander. Zelf aan de slag als vrijwilliger in eigen stad of dorp en als ondersteunende van mensen die naar de armste landen gaat kan allebei.

We hebben het niet altijd meer door maar in de Kerk oefenen we er elke zondag in. Onze Godsdienstoefening zeggen we dan met een wat ouderwets woord. Maar de echte oefening komst straks, bij de collecte. Landelijk heet onze diaconale organisatie niet voor niets Kerk in Actie. Daarin herken je die apostelen, zendelingen betekent dat Griekse woord, die twee aan twee er op uit gingen om mensen te helpen, gekkigheid te bestrijden en een nieuwe samenleving op te bouwen met mensen die weer in die oude droom van Jesaja durfden geloven.

Die droom van Jesaja loopt uit op het opnieuw gaan bloeien van Jeruzalem. Daar loopt ook de hele Bijbel op uit als in het visioen van Johannes er een nieuw Jeruzalem op aarde zal neerdalen waar God zelf zijn woning zal kiezen. Daar zullen alle tranen gedroogd zijn en zal de dood niet meer zijn. Aan de komst van dat Jeruzalem mogen we alvast gaan werken. De boodschap uit heel het Evangelie van Marcus is dat het Koninkrijk van God nabij is. Dat is ook voor ons nabij, gewoon op pad gaan met een stok in je hand, wetend dat je de armen in onze samenleving die langs de kant blijven staan ook zult opmerken en met hen mag optrekken naar het nieuwe Jeruzalem, naar een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Elke dag mogen we zo in ons leven opnieuw op pad gaan.

Amen

Read Full Post »

Lezen: Ezechiël 2: 1-7

            Marcus: 6:1-6

Gemeente,

Zijn we lichtgelovig of geloven we in het licht? Over geloven wordt tegenwoordig een stevige discussie gevoerd. Hoe kan het toch zijn dat er nog mensen zijn die in een God geloven? De vraag naar wat het betekent in de God van Israël te geloven wordt niet echt gesteld. Toch is dat pas de echte vraag want als de God van Israël echt de enige God is die
meetelt dan kan die God ook wel zonder ons en is dus de vraag wat het voor ons betekent als we in die God gaan geloven.
Ezechiël brengt ons op het spoor. Hij was opgeleid tot priester, voorbestemd om in die rare tempel in Jeruzalem te gaan dienen.

Ja, het was in de dagen van Ezechiël een rare Tempel. Zeker niet van het soort dat de andere volken hadden. Die hadden mooie godenbeelden in hun Tempel staan en de mensen die gingen offeren hadden wel door dat die god van hun groot zou blijven als ze maar veel zouden offeren, daar werd zo’n god sterk van, zo sterk dat die in staat was zijn gelovigen te helpen.

De Tempel in Jeruzalem was een hele andere Tempel. Daar stonden geen godenbeelden. De offers die je daar bracht moesten of helemaal verbrand worden, de stank was dan een zoete geur voor God, of het was voedsel voor de
Priesters en de levieten, of je moest het in een maaltijd zelf opeten maar dan samen met je familie, je meiden en knechten, je slaven en slavinnen, de armen uit je dorp en de vreemdelingen die bij je woonden. Zo’n maaltijd noemden ze een godsdienstoefening. De offers die je bracht waren het bewijs aan de God van Israël dat je bereid was om te delen
en dat je besefte dat wat jou toegevallen was niet door je eigen verdienste kwam maar een geschenk was van die God.

Maar het volk van Ezechiël was vergeten waar het in het leven om draaide. Ze wilden ook wel van die mooie godenbeelden, ze waren er rijk genoeg voor. Ze wilden ook wel van die mooie optochten met godenbeelden en die
opwindende riten waar mannen deden of ze vrouwen waren en vrouwen met iedereen de liefde bedreven die hun god wilden eren. Ze hadden er zelfs hun kinderen aan geofferd. De God van Israël had uiteindelijk zijn handen
van zijn volk afgetrokken, dat volk was andere goden nagelopen. In het machtsspel van de grote mogendheden had het volk verloren en waren ze in ballingschap gevoerd naar Babel. Maar de God van Israël laat niet varen het
werk dat zijn hand is begonnen. De God van Israël geeft het niet op met de mensen. De God van Israël stuurt profeten. Mensen die het volk voorhouden waarop het uitdraait als het voortgaat op de weg van de aanbidding van het uiterlijk. De aanbidding van mooie kleren, luxe en overdaad en het beste dat er te vinden is. Een volk dat overal wedstrijden gaat
organiseren, wie is de beste kok, de beste bakker, de beste naaister, de beste kweker van groenten in de achtertuin.

Profeten zijn dus geen waarzeggers of toekomstvoorspellers, ze vertellen de waarheid over hoe een volk leeft en zeggen waar dat op uitdraait als dat volk niet anders gaat doen. Ezechiël krijgt de opdracht het volk voor te houden weer de weg van de God van Israël te gaan. Zorgen dat iedereen recht wordt gedaan, zorgen voor de minsten in de samenleving,
voor de weduwe en de wees. Ook in de ballingschap kan dat. En die liefde voor de naaste als voor jezelf dat is de betekenis van het geloof ook voor ons. God heeft ons een aarde beloofd waar alle tranen gedroogd zijn, waar alle leed geleden is en alle strijd gestreden is

.
Profeten die de mensen die weg voorhouden worden ook vandaag niet geloofd. Begin van de jaren 60 van de vorige eeuw was er een groep geleerden die de mensen voorhield dat de grondstoffen op zouden raken, dat door de verspilling het klimaat zou veranderen, de zee zou stijgen. Ze werden uitgelachen, pas nu zien we in dat ze gelijk hadden maar nog
weigeren wij onze energievoorziening zo in te richten dat die duurzaam wordt en er niet meer verspild wordt. Halverwege de jaren 70 van de vorige eeuw schreef het Gronings Statenlid Teun Jan Zanen een boek onder de titel “Noord Nederland een kolonie” waarin hij betoogde dat er eerder aan de winst op aardgas werd gedacht dan aan de veiligheid van de
Groninger bevolking.
Het bracht Jezus van Nazareth er toe te verzuchten dat profeten in eigen land niet worden geëerd. Ook hij wees er op dat de Weg die de God van Israël had gewezen toch altijd weer de beste weg was. Midden onder de gewelddadige bezetting door de Romeinen pleit hij voor een samenleving waar de minsten, de hoeren, de verschoppelingen, de uitgestotenen weer een plaats zouden krijgen. Dat het kon bewees hij telkens zozeer dat de mensen gingen praten over wonderen en de
menigten naar hem toestroomden.
Behalve in zijn vaderstad, daar waar hij was opgegroeid, in Nazareth. Als hij daar de oproep van de profeet Jesaja herhaalt worden er schamper de schouders opgehaald. . Waar haalt hij toch al die wijsheid vandaan? Het is toch ook gewoon een zoon van een moeder, een broer van stadgenoten, broers en zusters die onder ons wonen. Jezus van Nazareth verbaasde zich over hun ongeloof. Als hij kon wat hij kon, dan konden zij dat toch ook, zorgen dat mensen er weer bij gingen horen, eerlijk delen met elkaar, zorgen voor eerlijke handelsvoorwaarden. Dat goede nieuws bleef hij brengen, ook in de omgeving.
Dat navolgen van Jezus van Nazareth, dat geloven in Jezus als Zoon van God, als de God van Israël die ons zo nabij wil zijn, zit dus niet zozeer in het ook gaan doen van wonderen, of het vertellen van mooie verhalen die de mensen nooit eerder hebben gehoord. Het is aandacht vragen voor de minsten langs de kant van de weg, de verschoppelingen van onze
dagen. Aandacht vragen voor de vreemdelingen en de vluchtelingen dus ook. Voor jongeren die tussen twee culturen moeten opgroeien en altijd de verkeerde keuzes zullen maken. of ze kiezen voor de traditionele Nederlandse cultuur en verloochenen daarmee hun ouders en hun afkomst, of ze kiezen voor de cultuur van hun ouders en horen er dan in Nederland niet meer bij, dan vormen ze zelfs een bedreiging volgens velen.
Jezus van Nazareth zou met hen meegevoeld hebben. Hij begon iets nieuws dat al eeuwen bestond. In de verhalen die zijn bewaard over zijn optreden in de Synagoge, de kerk van zijn tijd, vertelt hij uit het boek van de profeet Jesaja. Die profeet had het visioen van leeuwen die samen leefden met lammeren, van een kind dat speelde in het hol van de slang.
Visioenen die niet passen bij het dagelijks leven waar onderdrukking en geweld regeerden, maar waarvan Jezus van Nazareth zei toch met dat visioen te beginnen, vrede brengen en liefde voor mensen.

Als wij dus willen geloven worden we opgeroepen mee te werken aan die wereld. Aan die komende wereld. Geloven betekent dat het kan, maaltijd houden met vreemdelingen in plaats van de deuren te sluiten en ze de rug toe te keren, vrede zaaien in plaats van haat zaaien. Geloven betekent dus dat het kan, de wapens omsmeden tot ploegscharen en zorgen dat de hongerenden die aan onze deur kloppen de kans krijgen om genoeg te eten te verbouwen, dat de
vluchtelingen voor geweld en onderdrukking weer een plek krijgen van vrede en vrijheid.
Jesaja roept zelfs op de tirannen in toom te houden. Wij beschouwen dat als bemoeien met binnenlandse aangelegenheden. Maar samen met alle volken in de wereld spraken we ooit de rechten van de mens af. Als we werkelijk
God willen dienen door de naasten lief te hebben als onszelf, moeten we aan het werk. In het klein in onze eigen buurt, gewoon hier in Zaandijk en samen met alle gelovigen in ons land en in heel de wereld. Het kan, het kan niet
anders. Het werk wacht, vat dus aan.

Amen

Read Full Post »