Lezen: Exodus 6:3-8
Lucas 19: 29-44
Gemeente,
Op de derde zondag van de 40 dagentijd mogen we ons afvragen wat dit eigenlijk voor God is die wij aanbidden ? Doet hij het slavenvolk dat hij had uitgekozen leed aan door ze te willen bevrijden? Het lijkt er wel op, want de komst van zijn knecht Mozes naar Egypte betekent verzwaring van de arbeidsomstandigheden. Maar het verhaal uit de Bijbel op die manier lezen is niet juist, je slaat dan een hoop over.
Het verhaal is immers begonnen met de twee vroedvrouwen die weigerden de jongetjes te doden, waarop de pasgeboren jongetjes in de Nijl geworpen moesten worden. Omdat Mozes in een biezen mandje werd gelegd, gemaakt van het stro dat voor de stenen bestemd was, werd zijn leven gered. Mozes zelf moest vluchten omdat de behandeling van de Hebreeën onmenselijk was.
Maar dat bevrijding door de God van Israël niet een flitsbevrijding kan zijn moest eerst duidelijk worden. Als je het volk van deze God wil zijn dan moet je er iets voor over hebben. Deze God was begonnen met Abraham, met Izaak en met Jakob. Met elk van hen was hij een verbond aangegaan. Zij hadden deze God leren kennen als een machtige God, Ontzagwekkende staat hier, maar de betekenis van het Hebreeuws is onzeker, het zou ook vruchtbare kunnen betekenen. In de Hebreeuwse tekst van het boek Genesis waarin de verhalen van Abraham, Izaak en Jakob worden verteld staat wel degelijk de onuitgesproken naam van God die in het verhaal van Mozes en de brandende braambos werd weergegeven met iets als ik zal er zijn.
Waarom God hier vertelt dat die naam aan Abraham, Izaak en Jakob niet geopenbaard is was lange tijd niet duidelijk. Tot Rabbi Sjlomo ben Itschaqi opmerkte dat noch Abraham, noch Izaak, noch Jakob deze God hadden leren kennen in zijn oneindige trouw zoals het volk Israël die God zou leren kennen bij de bevrijding uit de slavernij en de tocht door de woestijn. Die God laat niet af, houdt niet op, blijft voortdurend hameren op het doorgaan van dat bevrijdingsproces, roept daarbij iedereen op om daaraan mee te doen, legt dat op als basisregels voor een heel volk, waarmee een heel volk in beweging kan komen en voert uiteindelijk dat volk binnen in een land overvloeiende van melk en honing.
En zelfs dan houd het nog niet op want alle volken zullen deel moeten hebben aan dat bevrijdingsproces tot God zelf op deze aarde komt wonen en alle tranen gedroogd zijn en de dood er niet meer is. In de bevrijding die in Egypte is begonnen heeft die God zich dus laten kennen. Dat is niet een almachtige God die wel even de wereld naar zijn hand zal zetten. Dat is een God die meetrekt en meelijdt met de zwaksten, met de slaven.
Het antwoord van dat volk op deze prachtige belofte, op dit groots visioen is tekenend: ze wilden er niet naar luisteren omdat ze moedeloos waren geworden door de zware dwangarbeid. Ze waren aangekomen op het dieptepunt van hun ellende. Zwaarder konden ze het niet krijgen. En was dat moedeloze, ongelovige, antwoord het teken om dan maar op te houden? Als niemand in God gelooft dan heeft die God toch geen zin? Nee, dus, het lijkt er op dat als niemand er meer in gelooft dat die God dan juist met verdubbelde ijver aan de bevrijding van de zwaksten gaat werken.
Niet door één of ander wonder te doen, maar door te laten zien dat je de armsten maar beter als waardevolle mensen kunt behandelen omdat het anders tegen je zal keren. Met die boodschap wordt Mozes naar de Farao gestuurd en ook al komt hij slecht uit zijn woorden, de Farao zal moeten luisteren.
Het is ook een boodschap aan ons, ook wij mogen ons afvragen of wij slaven hebben die we te kort doen. Als we onze handelsverhoudingen met de armsten in de wereld nog eens bezien dan ontdekken wij ze. Als wij er op gaan letten wie onze kleren maken, dan zien we de kindslaven, als we op producten lezen “made in China” mogen we ons afvragen wie dat gemaakt heeft en hoe het zo goedkoop kan, elke arbeider was volgens Jezus immers zijn loon waardig. Aan ons dus om daar iets aan te doen en ook die broeders en zusters te bevrijden van het onrecht door ons hen aangedaan. Aan ons instrumenten in Gods hand te worden.
In sommige kerken wordt ons dezer dagen voorgehouden dat wij het er beter gaan krijgen, dat wij er op vooruitgaan als we maar in Jezus gaan geloven. De Bijbel vertelt andere verhalen. Als het volk Israël zich schaart achter het verzoek van Mozes die God te mogen aanbidden in de woestijn, wordt hun lot eerder verzwaart.
Als Jezus van Nazareth zijn leerlingen leert hun vijanden lief te hebben en het kwade met het goede te bestrijden dan slaat hij de weg in die naar het Kruis van Golghota voert.
Als we dus de handen willen uitsteken naar de minsten in de wereld, onze naaste lief willen hebben als onszelf dan worden we bespot en voor gek verklaard omdat we er zelf niet rijker van worden.
Het verhaal van Jezus van Nazareth leert ons echter dat de vrijheid niet gelegen is in rijkdom of macht, maar in liefde. Ondanks dat heel het volk achter Jezus aan loopt weigert hij hoog te paard zijn volk met macht te regeren. Toch vertelt Lucas ons dat Jezus van Nazareth als Keizer werd vereerd, een regeerder naar Gods hart. Het verhaal over intocht in Jeruzalem is bij Lucas om te beginnen een woordenspel.
De ene eigenaar helpt de andere. Voor “Heer” en “eigenaar” wordt in het Grieks hier hetzelfde woord Kurios gebruikt. In het Latijn staat dan “Ceasar”, bij ons komt het woord “Keizer” hiervandaan. Het is een Keizerlijke intocht die Jezus van Nazareth in Jeruzalem te wachten staat. Eindelijk is het zover.
Vanaf het verhaal van Zacharias, de profeet die z’n mond moest houden, tot aan deze intocht draait het hele verhaal van het Evangelie van Lucas om de reis naar Jeruzalem. Op twee momenten in het jaar is de Kerk dit verhaal gaan lezen. Op de zogenaamde “Palmzondag”, de zondag voor Pasen en op de laatste zondag voor de Advent, de zondag waarop het Koningschap van Jezus van Nazareth wordt gevierd. De eerste zondag van de Advent wordt dan het verhaal van Zacharias en Elisabeth gelezen zodat de kring weer rond is.
Maar dat Koningsverhaal van Jezus van Nazareth wordt meestal verteld als contrast, als tegenstelling. Zo hoog Jezus hier verheven lijkt zo pijnlijk zal zijn verblijf in Jeruzalem zijn waar hij wordt gekruisigd, of zo armoedig zal zijn geboorte in de stal van Bethlehem zijn.
Jezus van Nazareth zelf ziet het anders. Als de mensen niet zouden juichen dan zouden de stenen in de straat het wel uitschreeuwen. Het Koningschap van Jezus van Nazareth was toen een politieke demonstratie en dat hoort het nu eigenlijk nog steeds te zijn.
Daar zal die intocht ook op uitlopen. Jeruzalem was niet een stad van vrede geworden, een stad van delen met de armsten, maar een stad van onderdrukking, van handel en het aanbidden van winst en profijt. Op het hoogtepunt van de intocht huilt Jezus over deze verwording en als hij de stad is binnengereden begint hij de Tempel te bevrijden van alle aanbidding van winst en profijt, hij ramt de handelaars de voorhof uit.
Niet oorlog en geweld zijn de wapens van de leerlingen van Jezus van Nazareth, niet de aanbidding van winst en profijt, maar de Vrede en mantels op de grond en takken van de bomen. De Koning der Koningen, de eigenaar van Hemel en Aarde, de Kurios, onze Keizer van de wereld rijdt niet op schitterend getuigde paarden of in draagkoetsen, laat staan in gepantserde limousines, omringt door beveiligers, maar is op een ezel bereikbaar voor iedereen die hem wil toejuichen. Zo volstrekt anders is deze Heer van de Wereld dat de volgelingen een groot politiek gevaar opleveren.
Als iedereen werkelijk zou delen met de armen, als werknemers niet meer in bedrijven zouden willen werken als ieders inbreng daar niet gelijkelijk wordt gewaardeerd, als we alleen nog maar Fair Trade producten zouden kopen, als niemand meer naar de oorlog zou willen gaan maar alle jongeren na hun studie hun kennis gingen overdragen aan jongeren die geen school in de buurt hebben dan zou de wereld er heel anders uitzien. Wij kunnen dus vandaag de wereld veranderen.
De dood die Jezus te wachten staat is dus het consequent volhouden van de Weg door de woestijn die de God van Israël al aan het slavenvolk in Egypte had gewezen. Zonder een absolute liefde voor elkaar was die weg door de woestijn onbegaanbaar. De dood van Jezus verkondigd daarom ook zijn opstanding. Niet de dood, niet het geweld, niet de onderdrukking, niet de goden van winst en profijt hebben het laatste woord, maar de liefde van een God die ons zo lief had dat hij zijn eniggeboren zoon zond om ons te laten zien hoe je als mens goddelijk kunt leven.
Dat moet ons doen geloven in de belofte van die God zoals het volk Israël moest blijven geloven in de belofte van bevrijding ondanks de verzwaring van hun arbeidsomstandigheden. Als wij gaan leven in de Geest van die God, als wij in ons leven zijn Zoon navolgen dan weten we dat het uit zal lopen op een aarde waar God zal zijn tenten zal spannen, waar alle leed geleden en alle strijd gestreden is. Er valt daarvoor nog veel werk te verzetten. Aan het werk dus, aarzel niet.
Amen