Feeds:
Berichten
Reacties

Archive for december, 2013

Lezen: Psalm 90
            Lucas 2: 21-24

Gemeente

 

We hebben het wel over de laatste avond van het jaar en over het nieuwe jaar, maar kerkelijk gezien is dat eigenlijk flauwekul. De Bijbel zegt dat voor onze God duizend jaar als 1 dag zijn. En dat we na de kortste dag van het jaar weer naar het licht gaan en daarom eerst feesten en dan een nieuw jaar laten beginnen is van zo’n Heidense oorsprong dat we als Kerk daaraan niet meedoen. Vroeger dacht men immers dat men de boze geesten van het duister met knallen en vuur moest verjagen om weer licht te krijgen. Gelovigen in de God van Israël hadden geleerd dat die God had gesproken over licht en dat zijn woord vlees was geworden. Niks verjagen en opnieuw beginnen. Het nieuwe begint met de verwachting van de bevrijding door de God van Israël. Ons kerkelijk jaar begint dan ook op de eerste zondag van de Advent en loopt uit op die bevrijding.

 

We zijn dus al even op weg, maar ja thuis ontkomen we toch niet helemaal aan de jaarwisseling die buiten de kerk wordt gevierd, dus we laten ons in de kerk vanavond daar ook maar een beetje door beïnvloeden. De dienst op Oudejaarsavond wordt nog op heel veel plekken in Nederland gevierd. Het is ook al een oude traditie, ik weet nog dat mijn ouders steevast op Oudejaarsavond naar de kerk gingen. Wij kinderen hoefden niet mee maar zij zongen altijd het oude lied van Rijnvis Feith “Uren dagen maanden jaren vliegen als een schaduw heen” De jaarlijkse herhaling van het lied en de afkomst uit de romantiek van de negentiende eeuw maakte dat het lied op den duur versleten raakte.

 

De dienst op Oudejaarsavond staat echter niet op de roosters van diensten en lezingen in de kerk. Hij hoort er volgens de wetenschappers die liturgische adviezen geven niet thuis, wel de dankdag en biddag voor gewas en arbeid maar niet de Oudejaarsavond. Het was dus even zoeken naar de lezingen voor deze avond en ook daarvoor ben ik uiteindelijk bij mijn ouders uitgekomen, mijn moeder leeft gelukkig nog. Er wordt op deze avond veel gelezen uit de Psalmen, Psalm 121 die we aan het begin hebben gezongen en Psalm 90. Over die Psalm wil ik het om te beginnen even hebben.

 

Psalm 90 wordt toegeschreven aan Mozes. De man die opgroeide in Egypte, moest vluchten naar de woestijn en er uiteindelijk in slaagde het volk uit Egypte te leiden en in het hart van de woestijn van God de wet kreeg waarom het uiteindelijk allemaal draaide. In deze Psalm wordt geen mooi leven beloofd. De beste jaren van ons leven zijn moeite en leed. Heel langzaam wordt de leeftijd die we kunnen bereiken wel wat hoger maar 70 en voor de sterken 80 klinkt nog steeds mooi als je jong bent. Die hoge leeftijd is overigens alleen te bereiken als je een klein beetje aan je gezondheid denkt. Een half uur per dag bewegen, niet roken, matig met alcohol, twee stuks fruit en 200 gram groente en weinig vet en zout. Het is allemaal zo moeilijk niet. De moeite en leed waarover Mozes het heeft gaat  over het houden van de wet.

 

Dat lukte uiteindelijk ook Mozes zelf niet. Van een ander houden als van jezelf is behoorlijk moeilijk als die ander zeer irritant is en het bloed onder je nagels vandaan haalt. Blijf dan maar eens vriendelijk en het echte belang van die ander in de gaten houden. Dat gezond leven om wat ouder te worden is er overigens ook om van jezelf te houden. En als je zo leeft en voor jezelf zorgt is het ook wat gemakkelijker om dat voor een ander te doen. Stiekum toch een sigaretje, of een vette hap doet alleen jezelf de das om. Daar kan je je dan weer schuldig over voelen of last van krijgen. Deze psalm beschrijft het allemaal. Het mooie is natuurlijk dat je elke dag, ja elke minuut weer overnieuw mag beginnen. Daarom kan Mozes vragen om vreugde, het lukt je vast wel een keertje, en ieder die weet wat het is echt wat goeds voor een ander te kunnen doen kent ook de diepe vreugde die dat kan geven. Het werk van je handen wordt dan bevestigd heet dat in deftige taal.

 

Gaaf, het werkt, het is gelukt zeggen we tegenwoordig. En al is er moeite en leed voor nodig, het is het dubbel en dwars waard. Daarom is het ook zo mooi dat het elke dag opnieuw mag. De maat van de Bijbel is immers de dag en niet het jaar, met de dag is het begonnen, het was avond geweest en het was morgen geweest, de eerste dag en dat zo zes maal door en op de zevende dag mogen we rusten. Op die zevende dag mogen we weten geen slaaf te zijn, mogen vieren bevrijdt te zijn, niet alleen meer van de slavernij in Egypte, maar ook bevrijdt te zijn van de dood. Die bevrijding staat ter discussie, we worden weer slaven gemaakt van productie en consumptie, ook op de eerste dag van de week, de dag waarop wij de bevrijding zijn gaan vieren na de opstanding uit de dood van Jezus van Nazareth. Ook op die eerste dag van de week moeten wij ons in onze dagen dienstbaar maken aan productie en consumptie. De strijd voor de zondagsrust gaat dus niet om een of andere partikuliere godsdienstige regel, een regel afkomstig uit duistere tijden, maar gaat om bevrijding voor iedereen, wij zijn ook vandaag de dag geen slaven, niet van werken, niet van consumeren, niet van winkelen dus. En wij willen ook anderen niet in slavernij brengen, niet van onze regels, niet van onze godsdienst, maar ook niet van onze behoefte aan consumptie, niet van onze lust naar winst en profijt.

 

Die bevrijding speelt in het leven van Jezus van Nazareth van begin af een grote rol. Hij zal zijn leerlingen twee aan twee het land in sturen om de armen hun bevrijding aan te kondigen. Hij heet zelfs naar de bevrijding, Jezus in het Grieks, Jehoshua of Jozua in het Hebreeuws en God bevrijdt als je het in het Nederlands zou willen vertalen.

 

Jezus krijgt die naam op de achtste dag. De nummering van de dagen en de aanduiding er van speelt in de Bijbel altijd een rol, het betekent iets. Want de achtste dag is immers ook de eerste dag. Nu maakt de Bijbel daar wel een onderscheid in. Op de achtste dag wordt een feest van zeven dagen afgesloten. In dit geval sluiten Jozef en Maria het feest van de geboorte af. Kerstfeest is voorbij en dus breekt het gewone leven aan. En Kerstfeest wordt afgesloten met het opnemen van Jezus in het volk Israël, hij wordt besneden, van Abraham valt te leren dat je vijanden dan niet de voorhuiden van de soldaten mee kunnen nemen, je bent dan als besnedene onoverwinnelijk.

 

Jozef en Maria waren zeer wetsgetrouwe inwoners van Israël. Ze waren niet thuis gebleven zoals de Keizer had bevolen maar waren naar de plaats gegaan die God hen had gegeven, de akker van Noömi en Ruth in Bethlehem. Ze waren immers uit het huis en het geslacht van David. Daarom ook heeft Matteüs Ruth opgenomen in het geslachtsregister van Jezus. De afronding van het geboortefeest vindt dan ook plaats volgens de Wet van Mozes, in de Tempel waar elke eerstgeborene moest worden opgedragen aan de God van Israël. Het volk werd er zo aan herinnerd dat eerstgeborenen niet geofferd werden, niet hun leven hoefden te verliezen. Samen brachten Jozef en Maria het offer van de armen, twee duiven, minder kon niet.

 

Zo sluiten wij het jaar af. Met het verhaal van bevrijding nog in de oren. Niet de kwade geesten hoeven verdreven te worden. Niet het geweld hoeft ingezet te worden om geweld te bestrijden. Omkijkend beseffen we dat we het goede mogen inzetten om het kwade te bestrijden. Mogen we het goede inzetten om ook de kwade dagen, de storm en de onrust, te doorstaan. Zo steunen de stok en de staf van onze God onze gang soms door een donker dal, niet dat het duister verdwijnt maar we mogen er een groot licht zien. Het licht van Pasen als de dood zal zijn overwonnen.

 

Zo mogen we het feest gaan vieren van oud en nieuw, want uiteindelijk is de aarde bedoeld als een paradijs, een tuin waarin we met God mogen wandelen, een aarde waar de lammen weer lopen, de blinden weer zien, de bedroefden getroost worden, de onreinen gereinigd worden, de armen de bevrijding wordt aangezegd, de doden mogen leven. Profeten hebben het ons aangezegd, Jezus heeft ons voorgeleefd. De engelen zongen het in de Kerstnacht, vrede op aarde en in de mensen een welbehagen, de apostelen trokken de wereld in om het ons te vertellen, tot aan de einden der aarde. Mogen wij zo het nieuwe jaar ingaan, als gezegende mensen op weg naar het land dat overvloeit van melk en honing, terwijl we iedereen mee nemen die aan de kant van onze samenleving dreigt te blijven staan. We trekken het nieuwe jaar in als de pelgrims die op de hoogtijdagen optrokken naar de Tempel in Jeruzalem om daar maaltijd te houden met hun familie, de tempeldienaren, de armen en de vreemdelingen die bij hen waren. Die pelgrims zongen en dansten en als ze een koning meenden te zien hesen ze die op een ezel, spreiden hun mantels uit op de weg en rukten de takken van de bomen. Zo gaan wij zingend en dansend een nieuw jaar in, om elke dag het goede te kunnen doen en niet dan het goede.

 

Amen

 

Advertentie

Read Full Post »

Lezen: Jesaja 61:10-62:3
           Lucas 2: 33-40

Gemeente

We zijn gekomen aan de laatste zondag van het jaar. Voor sommigen een beetje een rommelzondag. Met de kerst zijn we al een paar keer extra naar de kerk geweest en zo vlak voor oudejaarsdag, wat valt er nu nog te beleven in de kerk? Na het groot gloria van kerst, met de engelenkoren en rennende herders kan de laatste zondag van het jaar alleen maar tegenvallen. En dan is het tussen kerst en nieuwjaarsdag ook nog de tijd om nostalgisch terug te kijken op het jaar dat voorbijgaat.

Wat hebben we het afgelopen jaar beleefd?  Hier in Alkmaar zijn vergaande beslissingen genomen. Nog maar een paar weken en het wekelijks kerken hier in de Terp is tot een einde gekomen. De gevolgen van de beslissingen in het afgelopen jaar zullen we het komende jaar gaan ondervinden. Vandaag mogen nog eens stil staan bij wat er zich in de Tempel in Jeruzalem heeft afgespeeld en hoe we naar de toekomst mogen kijken.

In de Bijbel is terugkijken naar het verleden heel gewoon, maar niet terugkijken om af te rekenen en af te sluiten zoals wij doen rond oud en nieuw. In de Bijbel wordt er teruggekeken om vooruit te komen. Zo keken Jozef en Maria terug naar Jozua. Die had het land verdeeld onder de families van Israël. Ook de familie van David had zo’n stukje land, in Bethlehem lag dat. En de Wet van Mozes was dat elke vijftig jaar iedere familie in Israël het stukje land dat bij de verdeling was toegewezen weer terug zou krijgen. Toen die Keizer in Rome die volkstelling had georganiseerd, en iedereen naar zijn eigen plaats moest,  hadden Jozef en Maria teruggekeken naar die geschiedenis en waren niet naar de plaats gegaan die de Keizer had bedoeld, gewoon thuisblijven dus,  maar ze waren gegaan naar de plaats die God ooit gegeven had, naar de akker van David in Bethlehem. Daar waren ze door God geteld, want God telt de minsten onder ons, daar hadden ze hun zoon gekregen en door die zoon waren ze bevrijdt van de gevaren van die volkstelling, iemand die op een akker is geboren en in een  voederbak moet liggen telt niet mee, ook bij ons niet. En volkstellingen zijn gevaarlijke zaken. David had ooit het volk geteld en prompt was een groot deel gestorven aan een enge ziekte. Als er echt geteld moest worden dan moest men volgens Exodus een extra belasting betalen, want volkstellingen geven de machtigen de gelegenheid belastingen te heffen bij iedereen die meegeteld werd.

Jozef en Maria waren terug blijven kijken. De Wet van Mozes zou bevrijding brengen, daar begint die Wet mee, “ik ben de Heer Uw God die u uit het land Egypte heeft geleid” stond er immers. Zou die God niet zorgen voor de  bevrijding van de Romeinse bezetting ook? Misschien, maar je houding moet er één zijn van liefde, van geweldloosheid, van recht en gerechtigheid zegt de Bijbel. Jesaja zegt dan dat je een nieuwe jas moet aantrekken om vooruit te komen. En nieuwe kleren aantrekken doen we vanouds met Kerst en met Pasen. 

Het wordt dus misschien ook voor ons tijd dat we een nieuwe jas aantrekken. Niet alleen het kleed van de bevrijding maar ook de mantel van gerechtigheid. En dan niet alleen. Niet alleen het volk dat het wel gelooft. Maar iedereen, alle volken. Want zeg nu zelf, brengt al die oorlog en ellende waarvan we ook in dit jaar weer in overvloed van gehoord en gezien hebben  iets goeds voort? Bomaanslagen, vergeldingen, opnieuw troepen zenden, terroristen bestrijden, actie en tegenactie?. Misschien dat je met alle volken samen, in het kader van de Verenigde Naties bijvoorbeeld, ooit nog ergens iets goeds kan voortbrengen. Maar dan moet je het wel echt samen doen. Zolang de een zich beter vindt dan de ander wordt het niks, blijft het oorlog en ellende en actie en tegenactie.

Sion, waarover Jesaja spreekt,  is de berg waar de Wet van heb je naaste lief als jezelf werd bewaard. De Heilige Berg waar je tegenop kunt zien, maar waar ook je hulp vandaan kan komen. En vanwege het bestaan van die Wet, vanwege het geloof in de macht van de Liefde die daar vanuit gaat kun je volgens de Bijbel niet zwijgen als er onrecht geschied. Als mensen geen recht wordt gedaan moet en zal dat aan het licht komen. Want het licht van de gerechtigheid komt van de fakkel van de redding. Dat is het visioen dat de profeet Jesaja hier schetst. Wij horen zulke beelden graag. Jesaja is in de kersttijd zeer populair. Bij hem komen de os en de ezel vandaan die bij ons in de stal terecht zijn gekomen. Warme woorden en warme beelden brengt deze profeet. Maar wij vergeten dan de puinhopen waar Jesaja op stond te roepen tegen zijn volk. Hij schetst zijn prachtige samenleving van vrede en recht midden in de ballingschap..Zijn volk bestaat eigenlijk niet meer. Het is in ballingschap weggevoerd.

Heidenen zouden zeggen dat ook zijn God niet meer bestaat Op de berg Sion, waar eens de Tempel stond, groeit immers onkruid. Jeruzalem, dat om die berg heen was gebouwd ligt in puin.. De grote mogendheden met hun afgoden, met hun glitter en praal, regeerden over de aarde.

Ook de ballingen keken naar het verleden en Jesaja hielp ze daar graag bij. De ballingen in Babel konden niet anders dan de verhalen van hun verleden opschrijven. De verhalen over de slavernij en vervolgens de uittocht uit Egypte, de tocht door de woestijn, de ontdekking dat goden van goud, met eigen handen gemaakt, niks te betekenen hadden, maar dat de God die meetrok en Liefde als opdracht had de kans op leven betekende. Die verhalen gaven weer moed. Want als die God op die manier met je meetrekt, trekt die God dan ook niet in ballingschap met je mee? Zal uiteindelijk de Liefde voor je naaste, ja zelfs de liefde voor je vijanden, uiteindelijk niet tot de vrijheid en terugkeer naar Jeruzalem leiden? Dan zal die verwoeste stad weer tot bloei komen. Dan zal het land weer vrucht dragen. Niet door offers en aanbidding zoals de Heidenen geloofden, maar door Liefde tussen mensen. Dan zien niet alleen de volken de vrucht van het gaan met die God, maar ze sluiten zich er zelf ook bij aan. Het verlangen naar de terugkeer naar het eigen land wordt door Jesaja verbonden met de noodzaak terug te keren naar de godsdienst van de God van Israël. Alleen in die godsdienst ligt een toekomst, de toekomst van dat geweldige Koninkrijk waar de God van Israël het voor het zeggen heeft en waar iedereen weer meetelt. Dat is pas een toekomst om naar uit te zien.

In het hart van alle volken staat dan de Wet van eerlijk delen, de wet van houden van je naaste als van jezelf. Dan is er nog maar één Heer, niet alleen in Israël maar  op de hele wereld, dan is er niemand die zich meer acht dan een ander. Het mooiste van dit visioen van Jesaja is dat het al lang geleden begonnen is en wij ons er vandaag nog bij aan kunnen sluiten zodat het ook onze toekomst wordt. Er is niks moeilijks aan, het gaat gemakkelijk als het aantrekken van een nieuwe jas.

De beweging van Jezus van Nazareth is dan ook niet zomaar uit de lucht komen vallen. Al in de dagen dat hij geboren werd waren er velen in Israël die de komst van een bevrijder verwachten. Het was Maria die er over gezongen had toen ze pas zwanger was.: “Machtigen zal hij van de troon stoten” Dat was het oude lied van de moeder van Samuël. Samuël  was de profeet die David had gezalfd op diezelfde akker in Bethlehem. Er waren in de dagen van Maria in Israël ook al de nodige opstandjes geweest en er liepen regelmatig mensen rond die zich uitgaven voor de beloofde Messias. Maar het geweld dat zij gebruikten leidde alleen maar tot dood en verderf en een nog strengere bezetting.  Mensen met gelijke verwachtingen en overtuigingen zochten elkaar ondertussen  op en probeerden een andere manier. Uit opgravingen na de Tweede Wereldoorlog weten we dat mensen de bestaande samenleving verlieten en in de woestijn in communes gingen wonen, afgezonderd van de wereld een eigen nieuwe wereld scheppen. Ook over Johannes de Doper vertelde Lucas al eerder dat hij in de woestijn ging wonen.

Over Simeon, waarover wordt verteld in het verhaal die aan de lezing van vandaag vooraf gaat  en over Hanna, waar we vandaag over lezen, wordt juist uitdrukkelijk verteld dat ze in de Tempel in Jeruzalem verbleven. Dat is de plaats waar zij de Messias verwachten en zij herkennen in het kind, dat op de akker van David in Bethlehem geboren was, de beloofde bevrijder van Israël.

Daarom ook vertelde Hanna aan allen die uitzagen naar de bevrijding van Jeruzalem over dit kind. Er was dus een groep mensen waar Hanna bij hoorde en die door Lucas nog werd gekend en bekend werd veronderstelt toen hij zijn verhaal opschreef. Van die groep weten we verder eigenlijk niets. Ze zullen geraakt zijn door de boodschap van Johannes de Doper. Over hem wordt verteld dat heel het volk zich liet dopen en veel later komt men tot ver in het Romeinse Rijk nog volgelingen van Johannes tegen. Over die Hanna weten we verder ook niet zoveel. Ze was uit de stam van de gezegenden staat er. Aser dat betekent gezegende. Aser was één van de tien stammen die na de ballingschap als zelfstandige stam niet meer was teruggekeerd. Hanna  was de dochter van “het gelaat van God “, want dat betekent de naam Fanuël, haar eigen naam betekent “genade”. Ze was profetes en weduwe van beroep. Dat laatste klinkt hard maar de vermelding van haar leeftijd en haar naar verhouding korte huwelijk staan er niet voor niets. De familie van haar man had voor haar moeten zorgen, daar had een man gevonden moeten worden die haar had willen trouwen. In de oude wetten van Mozes staat precies hoe ze dat hadden moeten doen. Ze hadden een voorbeeld kunnen nemen aan Boaz, de grootvader van  David die op diezelfde akker de weduwe Ruth had leren kennen en haar tot vrouw nam in gehoorzaamheid aan de Wet van Mozes. Maar in een paar woorden weet Lucas ons te vertellen dat die wetten voor die familie niets te betekenen hadden gehad en dat de wet van Mozes haar in elk geval geen bescherming had geboden.
Nu maakte ze kennis met jonge mensen die alle risico’s genomen hadden met het wel weer gaan leven of de Wet van Mozes nog steeds de geldende wet in Israël was. Die op de achtste dag staat er naar de Tempel gingen om daar te doen wat de Wet van hen had gevraagd. Hun zoon laten besnijden en als eerstgeborene aan God wijden, oefenen in delen door een offer te brengen, een offer dat gedeeld kon worden met de armen, de weduwe en de wezen.  Op de achtste dag, niet op de eerste dag van de week want de achtste dag was de dag om een feest af te sluiten, de eerste dag een dag om een feest te beginnen. En hier werd op de achtste dag het feest van de geboorte afgesloten, wat volgde was de opvoeding en het opgroeien en dat is niet altijd een feest. Die eerste dag van een nieuw feest zou pas komen met de opstanding, met Pasen. Op die manier wijst zelfs dit gebeuren in de Tempel in Jeruzalem vooruit naar Pasen want na die eerste dag gingen de leerlingen van Jezus dag in dag uit naar de Tempel schrijft Lucas op het eind van zijn Evangelie, dan is de cirkel dus rond.

Van de houding van Jozef en Maria mocht Hanna dus bevrijding uit haar benarde situatie  verwachten. Dat zou ook de bevrijding van Jeruzalem dichterbij brengen. Want Jeruzalem was nu eenmaal de stad waar die oude Wet bewaard werd. Waar mensen naar toe kwamen om zich rond die wet te scharen en door met elkaar een maaltijd te delen weer te oefenen in de betekenis van die Wet, heb uw naaste lief als uzelf. Daarom is de toepassing van de wet zoals Maria en Jozef dat hadden gedaan van belang voor de hele bewoonde wereld. Bevrijding van Jeruzalem betekende voor Hanna dat die Wet weer tot gelding gebracht zou worden. Daar was die nieuwe koning uit het geslacht van David voor geboren, daar was de gezalfde, de messias, de christus, voor op aarde gekomen. Die boodschap ging ze brengen aan de groep waar ze bij hoorde, tegenwoordig zouden we zeggen dat ze het heil van Christus verkondigde in haar gemeente, de vrouwelijke predikanten beginnen direct na het kerstfeest te preken.

Zo mogen wij ons ook voegen in dit verhaal. Weer oog en oor krijgen voor de weduwe, zorgen voor mensen die lang afhankelijk zijn van hulp en bijstand, zorgen dat mensen weer zelf verder kunnen. Door terug te kijken in het verhaal zoals dat in de Bijbel wordt verteld kunnen wij het nieuwe jaar in. In onze dagen betekent dat ook zorgen voor de papierlozen, mensen die tussen de wal en het schip van staten en regeringen vallen. Wij mogen er voor zorgen dat de Wet van Heb-Uw-Naaste-Lief-Als-Uzelf weer in het middelpunt van de wereld komt te staan. Wij hebben uit dat verhaal begrepen dat we allemaal kinderen van God zijn, allemaal broeders en zusters. Een familie dus die voor elkaar mag zorgen, zodat iedereen er bescherming door kan genieten en iedereen weer meetelt. Daar mogen wij vandaag weer mee beginnen. Dat mogen we een heel jaar volhouden, terugkijken om vooruit te komen, een heel nieuw jaar lang en van dat nieuwe jaar elke dag opnieuw, elke dag opnieuw beginnen. Veel heil en zegen dus voor het nieuwe jaar.
Amen

Read Full Post »

Lezen: Jesaja 9: 1 t/m 6 
           Jesaja 40: 1 t/m 11
           Jeremia 31: 31 t/m 34 

Gemeente,

Vanmorgen ligt de nadruk op liederen en lessen, een feest van lessen en liederen is het. Zo vieren we de afsluiting van de vier weken van de advent. En Advent is dromen dat Jezus zal komen, dichtte Hanna Lam, dromen van vrede voor mensen van heden. Dat doen we dus vanmorgen. We hebben al een paar van die dromen gehoord zoals profeten ze hebben opgeschreven. Denk nu niet dat die profeten van die kermisgasten zijn, van die artiesten die met een kristallen bol de toekomst aan mensen kunnen voorspellen. Nee profeten zijn mensen die namens God de waarheid mogen vertellen. Als we zo doorgaan loopt het slecht met ons af vertellen ze vaak. Maar aan mensen in nood vertellen ze dat er een dag zal komen dat de nood, dat het verdriet voorbij zal zijn, dat er een nieuwe wereld is.

Dat vertellen ze aan de mensen in de Fillipijnen die getroffen zijn door een tornado, aan de mensen in Syrië en de Centraal Afrikaanse Republiek en in Mali, aan al die mensen die getroffen worden door oorlog. Al die volken die in duisternis wandelen zullen een groot licht zien  beloofd Jesaja, en hij had het te beloven want zijn volk was weggevoerd naar Babel en daar in ballingschap. Dat volk moest getroost worden en terwijl ze nog in slavernij waren riep Jesaja dat hun slavenarbeid voorbij was, door de woestijn zouden de ballingen terugkeren om Jeruzalem, om de Tempel weer op te bouwen en weer gaan leven naar het gebod van de Heer, heb uw naaste lief als uzelf.

Dat gebod zal niet alleen op stenen platen gegrifd staan maar zo leert de profeet Jeremia ons, dat gebod zal zelfs geschreven staan in onze harten, Paulus zal veel later roepen dat we dat moeten toelaten en van onszelf Tempels moeten maken waar dat gebod van uit gaat. We kunnen een voorbeeld nemen aan Batseba, zij was verleid door David, had haar man verloren, had het kind verloren dat ze met David had gekregen en haar tweede zoon Salomo zou koning worden. Maar toen David gestorven was moest zij opstaan om er voor te zorgen dat die belofte ook werkelijk in vervulling zou gaan, en die ging in vervulling en zo werd zij de voormoeder van de bevrijder van Israël, van Jezus van Nazareth. Opstaan moeten we dus om die prachtige belofte van vrede op aarde en in mensen een welbehagen in vervulling te doen gaan.

Lezen: Zacharia 9:  9 t/m 10
           Jesaja 35:  1 t/m 10
           
Hoog te paard rijdt onrecht langs de wegen, schreef Huub Oosterhuis in een lied, zijn zegeningen vuur en zwaard. Het is de wereld waarover Zacharia schrijft, de paarden heersen in Jeruzalem. Maar er komt een ander soort Koning, een koning op een ezel, die zachtmoedigheid brengt, die de zwakken recht doet. Wij kennen dat beeld uit de Palmzondag, Maar we kennen het beeld ook uit de advent, heft op uw hoofden poorten wijd wie is het die hier binnen rijdt? Dat zongen we vroeger, nu mogen we zingen van een Heer die ons bevrijdt en redt. Maar waarvan bevrijdt? Waarvan redt? Van dat onrecht natuurlijk, van de haat die tussen mensen wordt gezaaid. Het beeld van Zacharia gaat over de tocht naar Jeruzalem, ook Jesaja zingt daarover, de ballingen keren naar Jeruzalem. Daar staat de Tempel van de God van Israël. Een vreemde Tempel. Overal waren Tempels gevuld met beelden van de god die in de Tempel werd aanbeden. Offers werden gebracht zodat die God in leven zou blijven en de offeraars zou belonen. Al dat religieuze vertoon ontbrak in de Tempel in Jeruzalem. Natuurlijk daar waren Priesters, daar moest je je wassen in koperen wasbekkens, daar moest geofferd worden op altaren die daar stonden. Maar het offervlees was voor de Priesters, het zilver voor het onderhoud van het Tempelgebouw. En volgens Deuteronomium, de Wet van Mozes, was het belangrijkste dat je een maaltijd hield met je familie, met de levieten die voor jou recht spraken, met de armen uit je dorp of stad en met de vreemdelingen die bij je werkten. Daarmee deelde je van je bezit. In een samenleving die dat tot haar grondwet maakt verdwijnt alle onrecht. Daar gaan heel andere dingen gebeuren, daar gaan de lammen lopen, de blinden weer zien, de doven weer horen. Niemand blijft daar bedelend langs de weg zitten, iedereen krijgt een plaats in die samenleving, iedereen heeft evenveel waarde in die samenleving. Dat is de samenleving waar Jesaja over zingt, dat is de samenleving waar wij aan mogen werken, waar wij voor mogen opstaan. Want op die manier offeren schenkt vreugde aan de Heer als hij komt zegt ons de boodschapper, de profeet die wij kennen als Maleachi, en Maleachi betekent boodschapper, maar wat een boodschap mag die ons brengen.

Lezen: Maleachi 3:  1 t/m 5
           Marcus 1:  1 t/m 15
           Romeinen 8: 28 t/m 39
           Lukas 1:  26 t/m 35 en 38

We naderen het slot van deze bijzonder viering met lessen en liederen. Wij mensen blijven dromen dromen en vergezichten zien dichtte Marijke de Bruijne in een lied dat in de bundel Eva’s lied verscheen, een nieuwe aarde die gaat komen, te vinden al misschien. We hebben geleerd te dromen en te zingen van die nieuwe aarde. Een aarde waar vrede zal heersen, waar een baby speelt in het hol van de slang en waar lam en leeuw tesamen weiden, een aarde waar voor iedereen plaats is, waar lammen lopen en blinden zien, waar recht gedaan wordt aan de armen, waar wees en weduwe beschermd worden door de samenleving. Nog een paar dagen en we zullen horen dat die nieuwe aarde begonnen is in het holst van de nacht, een nacht zo donker dat zelfs herders bij hun kuddes angstig waren en de boodschap kregen niet meer te vrezen. We moeten nooit vergeten dat de profetiën die we vanmorgen gehoord hebben en dat kerstfeest waar we naar toe gaan plaatsvonden onder buitengewoon duistere omstandigheden. Een ballingschap, een stad die wederopgebouwd moest worden door bouwers met een troffel in de ene hand en het zwaard in de andere hand, een volkstelling door een bezetter die alleen tot doel had het volk uit te buiten en zichzelf tot god te verheffen. Zo donker en zwaar zijn de tijden van ons volk nog niet, maar als we het oog houden op onze wereld dan schijnt het licht van kerst nog lang niet overal, overal is er sprake van geweld en oorlog, Overal worden mensen vervolgd en opgesloten om wat ze vinden of wie ze zijn. Aan ons om de onderdrukten stem te geven, aan ons om te delen van de rijkdom die we hebben. Zo kunnen we de advent afsluiten en kerst gaan vieren. We weten dat we er voortdurend op bedacht moeten zijn dat van ons een heel andere houding verwacht wordt dan men in de wereld gewoon is, Johannes riep ons op dat leven van meer en nog meer af te schudden en te gaan leven volgens het heb uw naaste lief als uzelf. De verwachting van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde blijft, de belofte van een aarde waar God zelf zijn tenten zal spannen wordt in de kerstnacht alleen maar sterker onderstreept, niets kan ons immers nog langer afhouden van de liefde van de God van Israël,  dat is de les die we vanmorgen mogen leren, dat is de boodschap die we hebben gehoord van de engel en dat is het antwoord dat we met kerst met Maria op de lippen mogen nemen, de Heer wil ik dienen., kome wat komt.

Amen 

Read Full Post »

Lezen: Ruth 4
            Matteüs 11:2-11

Gemeente

 

Het verhaal van Ruth is vanouds een mooi verhaal, we vertellen het graag, een jonge weduwe die weer verliefd wordt en wier liefde wordt beantwoord. Ze geeft daarmee ook haar schoonmoeder een nieuwe toekomst en iedereen leeft nog lang en gelukkig. Prachtig. Zeker in deze donkere tijden vertellen we zo’n verhaal graag. En het komt goed uit want we hebben het in deze weken over de vrouwen die genoemd worden in de geslachtslijst van Jezus van Nazareth. De verhalen van Tamar en Rachab die we de eerste twee weken hoorden en het verhaal van Batseba dat we volgende week horen hebben ook de nodige romantiek maar dat is toch van een heel andere aard. Die hele geslachtslijst vindt je aan het begin van het evangelie van Matteüs. Lucas heeft ook een geslachtslijst maar die ziet er weer wat anders uit. Voor de mannelijke theologen  valt het dan op dat er vrouwen in voorkomen en de verhalen van die vrouwen vertellen we in deze adventsweken. Vandaag dus Ruth en Boaz, of eigenlijk Boaz en Ruth. Voor vrouwen zijn die voormoeders vanzelfsprekend.

 

We hebben het slot gelezen van het verhaal. Dat was al lang genoeg, maar om het geheugen op te frissen nog even een samenvatting. Noömi, even wennen want we leerden altijd Naömi, ging met haar man naar Moab omdat er hongersnood in Israël heerste. Ze hadden twee zonen en die trouwden allebei met een Moabitische. Maar de man van Noömi ging dood en daarna haar twee zonen ook. Zo bleef ze met haar twee schoondochters achter. Toen ze bericht kreeg dat de hongersnood voorbij was besloot ze terug te keren naar Bethlehem waar ze vandaag kwam. Haar schoondochter Ruth, de Moabitische, stond er op met haar mee te gaan. Dat Moabitische moet er bij want dat heeft in Israël een zeer kwade klank, met zulke vreemdelingen kun je maar beter niet omgaan was de algemene opvatting die je zelfs in de wetten van Mozes terug vindt.

 

Toen Noömi en Ruth in Bethlehem terug waren besloot Ruth een middel te zoeken om haar schoonmoeder en zichzelf in leven te houden. Het was oogsttijd en ze leerde de wet dat bij de graanoogst de randen van het veld niet gemaaid mochten worden en dat de korenaren die  op de grond vielen niet nog extra geraapt mochten worden. De aren aan de randen en de gevallen aren waren voor de armen. Ruth maakte bij de maaiers een goede indruk en na een nachtje slapen op de dorsvloer besloot Boaz voor de beide weduwen te gaan zorgen.

Boaz ging daarvoor naar de poort van de stad om daar te wachten tot de rechthebbende op het land van Noömi en Ruth, en daarmee rechthebbende op Ruth, voorbij zou komen. Dat klinkt ons raar in de oren want Boaz wist immers heel goed wie die rechthebbende was. Maar de poort is niet zomaar een plaats in de stad. Als je in de Bijbel leest over de poort, dan lees je ook over de plaats waar recht werd gesproken. En over het recht gaat het immers, het recht om voor iemand te mogen zorgen, het recht om met een weduwe te mogen delen. Daarom ook werden er 10 stadsoudsten gevraagd om er bij te komen zitten. Bij geschillen konden zij gelijk een vonnis vellen, in elk geval konden ze als getuigen optreden. Zo werd er aan iedereen recht gedaan.

Maar waarom zou je het recht moeten opeisen voor iemand te willen zorgen. De vrouwen konden zeker het land niet alleen bewerken. Dat bewerken was de taak van de man, zo lag de rolverdeling nu eenmaal. Dat land moest wel in de familie blijven. Was het verkocht of verdwenen dan kon na 50 jaar de familie weer opnieuw beginnen want dan kregen ze het land weer terug. In de tijd dat het boek Ruth werd opgeschreven waren veel van die regels al weer vergeten. Zoals de regel over de schoen die hier nog even wordt toegelicht. Hoewel, als je de oorspronkelijke wet in het 25ste hoofdstuk van het boek Deuteronomium er op nakijkt dan gaat het er om dat je iemand met z’n eigen schoen in het gezicht slaat als die een weduwe uit eigen familie onverzorgd laat. Hier is er keurig overleg en blijft er niemand onverzorgd achter.

Wel wordt er nog even fijntjes herinnerd aan het verhaal van Juda en Tamar. Die Tamar moest haar toevlucht nemen tot een buitenechtelijke relatie tegen betaling met haar schoonvader om niet onverzorgd achter te blijven. Van die relatie stamde Boaz af, Peres was de zoon van Juda en zijn schoondochter Tamar. Van de relatie tussen Boaz en Ruth stamde uiteindelijk Koning David af. Ook David zou zo’n vreemde relatie hebben. Hij stuurde de man van Bathseba de oorlog in en trouwde haar toen die gesneuveld was. Van die relatie stamde Jezus van Nazareth af. Kennelijk kiest God in de geschiedenis niet voor de beste families. Juda en Tamar, Boaz en de moabitische Ruth, David en Bathseba, het kan niet op.

Als je de traditie doortrekt kom je bij Jezus van Nazareth uit. In zijn geslachtsregister staan ze die vrouwen, Tamar, Rachab, de hoer uit Jericho, Ruth de Moabitische en die van Uria waarmee Batseba wordt aangeduid. Vier vrouwen die elk op hun tijd zorgden voor een toekomst. Ruth zorgde voor een toekomst voor Noömi, daarom lees je dat de vrouwen het kind voor haar bestemmen, dezelfde vrouwen misschien die we later bij Elisabeth zullen tegenkomen.

Die hele geslachtslijst wordt daarmee niet een verhaal over verleden, over geschiedenis, maar over toekomst. Er zijn tijdperken in te vinden en mensen die op het juiste moment de wetten van de God van Israël volgden, heb je naaste lief als jezelf. Ruth die zichzelf aanbiedt om voor een toekomst voor haar schoonmoeder te zorgen. Wie de moderne meetmethoden van de geschiedeniswetenschap naast het geslachtsregister legt zal zien dat er iets niet klopt. Gods geschiedenis past niet op onze menselijke geschiedenis. Onze geschiedenis is een geschiedenis van het verleden. De geschiedenis van God is een geschiedenis van de toekomst, een toekomst die hier en nu begint.

Johannes de Doper staat ook in die traditie. Zijn geboorte wordt beschreven alsof het de geboorte van Obed betreft. Vrouwen er om heen en Elisabeth die de regie op zich neemt. Hij groeit op tot de laatste profeet. Vanuit de woestijn spreekt hij het volk aan. Niet meer het volk als geheel en de machthebbers in het bijzonder maar hij spreekt ieder afzonderlijk aan, alleen als ieder afzonderlijk anders gaat leven dan ontstaat er een volk dat volgens de wet van de God van Israël leeft. Teken en zegel van die verandering is de doop in de Jordaan. Maar die doop is niet genoeg, die doop moet gevolgen hebben die te zien zijn.

Daarom stuurde Johannes uit de gevangenis leerlingen naar Jezus met de vraag in welke traditie Jezus staat. Bent u het of moeten we een ander verwachten, loopt de geschiedenis uit op wat jij bent, op de bevrijder van Israël of  is het toch anders?  Jezus vraagt die leerlingen te kijken, niet om te luisteren, niet om te geloven, niet om te vertrouwen, niet om zich te bekeren.  Niet om hun hartje aan Jezus te geven. Wij denken graag dat het daarmee duidelijk zal worden waar we staan. Tot welke traditie we willen horen?

 

We noemen ons hier Gereformeerde Kerk, en ik heb in een Gereformeerde Kerk belijdenis van mijn geloof afgelegd. We zeggen daarmee dat we in de traditie staan van Calvijn, van de twee jonge theologen die 450 jaar geleden in Heidelberg een vraag en antwoordspel ontwierpen voor de kinderen. Maar staan we ook nog in de traditie van dominee Scholten van Ulrum? Of van Abraham Kuyper? Of van professor Verkuyl de zendingsprofessor, of Harry Kuitert? Of heeft de geschiedenis ons langszaam met een andere traditie verbonden, die van Jan Buskus en Frits Slomp en van de geweldige Gereformeerde verzetsvrouw Gesina van der Molen. In deze dagen verdringt iedereen zich om opgenomen te worden in de traditie van Nelson Mandela en als het gaat om democratisch handelen, na een vastgestelde periode plaatsmaken voor een opvolger en het bestrijden van uitsluiting in de samenleving, van allochtonen en anders geaarden dan is daar niks mis mee.

 

Jezus van Nazareth zet zich in dezelfde traditie als Johannes had gedaan. De traditie van de profeten. Zij hadden geroepen dat de weg des Heren moest worden bereid, dat er een weg in de woestijn zou komen waarlangs de ballingen terug zouden keren om het land van de God van Israël weer op te bouwen.  Als je langs die weg naar de toekomst gaat dan moet dat te zien  zijn, een stad op een berg kan niet verborgen blijven. Daarom wijst Jezus op wat er te zien is, blinden kunnen zien, verlamden weer lopen, mensen met huidvraat worden gereinigd en doven kunnen weer horen,  doden worden weer opgewekt en niet vergeten: aan armen wordt het goede nieuws bekend gemaakt, zij worden bevrijdt van hun armoede. Gelukkig degene die daar geen aanstoot aan neemt.

 

Johannes staat aan het begin van de komst van het Koninkrijk. Zoals Ruth en Boaz aan het begin stonden van het koningschap van David, de vredevorst. De zorg die Boaz voor de armen had, de opoffering die Ruth zich getroostte voor haar schoonmoeder Noömi lopen uiteindelijk uit op de komst van de Messias, op de bevrijding van de armen, zoals de profeten al hadden gezegd, als je op de manier gaat leven die de God van Israël in de woestijn na de bevrijding van de slavernij had gegeven, dan loopt de geschiedenis daar op uit, op een wereld waar lam en leeuw tezamen weiden, waar een kind speelt in het hol van een slang. Juist in de kersttijd herhalen we deze uitspraken van de profeet zo graag.

 

Daarmee mogen wij ons ook in de traditie van Jezus van Nazareth stellen. Dat is wellicht de advent. We kunnen iedereen te eten geven, de hongerigen voeden en de naakten kleden. Kijk maar naar onze voedselbanken en kijk maar naar alle inspanningen die in kerken in Nederland voor die voedselbanken worden geleverd, naar alle vrijwilligerswerk dat er voor de zwakken en de minsten onder ons wordt gedaan. We mogen de voedselbanken ook overbodig maken als we ons volk zover krijgen dat samen delen pas echt samen leven betekent, dat niet langer de een zich uitnemender acht dan de ander maar dat je bereid bent met de ander mee te gaan als die dat nodig heeft om een toekomst te krijgen. Zo wordt het vandaag al een beetje licht in de donkere kersttijd, zondag Gaudete, zondag verblijdt U!

 

Amen

Read Full Post »