Feeds:
Berichten
Reacties

Archive for maart, 2016

Lezen: Lucas 24:13-35

Gemeente,

Je moet wel een vreemdeling zijn om niet te weten waar de mannen uit Jeruzalem het over zouden kunnen hebben. En aangezien rond het Pesachfeest veel van de Joden van buiten Israël de gelegenheid te baat namen om naar de Tempel in Jeruzalem te reizen, daar te offeren en in Jeruzalem het voorgeschreven Pesachmaal te houden zou die vreemdeling wel eens de enige vreemdeling kunnen zijn die van niets weet en die alles ontgaan is. Ook vandaag de dag gaan pelgrims naar Jeruzalem zonder iets te merken van de spanningen tussen Israël en Palestina, zonder zelfs de bezetting van Oost-Jeruzalem op te merken als een echte bezetting door een vreemde mogendheid.

De twee mannen zijn op weg naar Emmaüs. Dat is geen onschuldige plaatsnaam in het verhaal. Als Emmaüsgangers zijn Kleopas en zijn vriend bekend geworden maar de betekenis van Emmaüs is uit onze manier van vertellen verdwenen. En dat is jammer want het suggereert voor lezers uit de tijd dat Lucas dit heeft opgeschreven, zo vlak na de verwoesting van de Tempel in Jeruzalem, een keuze voor geweld. In het jaar 68 sloeg Vespasianus, Romeins veldheer en later keizer, in Emmaüs een groot legerkamp op van waaruit hij de aanval op Jeruzalem zou organiseren, de aanval waarbij uiteindelijk de Tempel verwoest zou worden.

Emmaüs was een strategisch belangrijke plek. In het eerste boek van de Makkabeeën vervult Emmaüs een vooraanstaande rol in de strijd van Israël tegen de Hellenistische overheersing. Dit boek is wel niet opgenomen in de boeken van de Bijbel maar als zogenaamd apocriefboek is het goed om gelezen te worden. De keus om naar Emmaüs te gaan lijkt daarom een keus voor de militaire strijd tegen het Romeinse Rijk. Na de dood van Jezus van Nazareth zouden er vele opstanden uitbreken. Uiteindelijk zouden ze uitlopen op de verwoesting van de Tempel en de verspreiding van de bevolking van Judea en Galilea over heel het Romeinse Rijk. Tegen die achtergrond moeten we het gesprek lezen dat op de weg naar Emaüs gevoerd wordt.

Lucas gebruikt hier in het Grieks een woord dat wij later zouden vertalen met preken maar dat hier vertaald is met vertellen. Ze vertellen aan Jezus van Nazareth, de vreemdeling die met hen is op komen lopen, dan wat er gebeurd is. Hoe heel het volk hem beschouwde als een machtig en groot profeet. En de uitdrukking “heel het volk” staat hier in het verhaal van Lucas voor de twaalfde en laatste maal. Het verhaal is nu rond, van heel het volk dat beschreven moest worden is het nu heel het volk geworden dat Jezus van Nazareth als profeet erkend heeft. Maar het einde is eigenlijk alleen verwarring. Engelen die zeggen dat hij leeft, een leeg graf, vrouwen die zich daarover opwinden, wat moeten ze er mee.

En dan begint de vreemdeling te spreken, of preken misschien. Wat hij precies gezegd heeft staat er niet. Het gaat over Mozes en de Profeten, de Hebreeuwse Bijbel, wat wij het Oude Testament noemen. Daar gaat het niet meer om een lokale bevrijder zoals die bijvoorbeeld in het Bijbelboek Rechters staan, maar daar gaat het over alle volken die zich naar Jeruzalem keren, daar gaat het over de hele bewoonde wereld. Zo zullen volgens Paulus de eerste gemeenten naar Jezus van Nazareth kijken, voor hen is hij de Christus, de Messias geworden die de hele wereld bevrijden zal. Zo leeft hij en zo leeft hij voort.

Het is duidelijk dat Jezus van Nazareth een andere weg kiest dan de twee die van Jeruzalem naar Emmaüs zijn gegaan. In elk geval niet de weg van de militaire opstand. Wie immers het zwaard opnemen zullen door het zwaard vergaan. Maar als de twee er blijk van geven hun bezit en voedsel te willen delen met de vreemdeling dan neemt Jezus van Nazareth de uitnodiging aan. En bij het breken van het brood en het uitspreken van de zegening herkennen de twee de opgestane Heer.

Het lege graf was niet genoeg om tot geloof in de opgestane bevrijder te komen, daarvoor is zelfs een ontmoeting rond het Oude Testament niet genoeg, pas in de gebaren van breken en delen, gezegend zodat er goeds van uit gaat, wordt de Messias, de Christus herkent. En dan gaat de weg terug naar Jeruzalem, nu niet naar de Tempel of naar het graf maar naar de gemeenschap, want hen moet de bevrijding, de opstanding, verkondigd worden. Er is een andere weg ontdekt dan de weg van opstand en geweld.

De volgelingen van Jezus van Nazareth, de elf die het dichtst bij hem waren geweest waren er al over in gesprek. Petrus was zelf gaan kijken naar het lege graf nadat de vrouwen over het ontbreken van het lijk van Jezus van Nazareth hadden verteld. Hij had daar Jezus van Nazareth zelf ontmoet. En in dit verhaal en het verhaal van twee uit Emmaüs zullen ook de anderen Jezus van Nazareth als opgestane Messias ontmoeten.

Zo viert de kerk nog steeds een maaltijd van brood en wijn waarin we de Heer zelf ontmoeten. En ook ons paasontbijt is een gelegenheid om de Heer te ontmoeten, om te horen dat de dood niet het laatste woord heeft maar het leven. Om de oproep uit Deuteronomium te horen om het leven te kiezen, niet alleen voor onszelf maar voor alle mensen op aarde, de vluchtelingen, de slachtoffers van oorlog, onderdrukking en geweld, de mensen die te arm zijn om zich te beschermen tegen dodelijke epidemieën. Tot de wereld zo mooi is geworden dat God zelf op deze aarde zal willen wonen. Daarvoor mogen we vandaag opstaan, om aan het werk te gaan.

Amen

 

 

Advertentie

Read Full Post »

Lezen: Jesaja 50: 4-7

Lucas 19: 28-40

 

Gemeente

In de aanloop naar het komende Paasfeest slaan we vandaag in het Oecumenisch leesrooster voor de zondag het boek van de Profeet Jesaja open. Christenen die later dat boek gingen lezen herkenden in het hoofdstuk van vandaag ineens de martelingen die Jezus van Nazareth moest ondergaan rond Goede Vrijdag. Het boek van Jesaja gaat echter over de ballingschap. Aan het boek van Jesaja hebben meerdere mensen meegeschreven maar het beeld van een knecht van God, een dienaar van de Liefde, die, dwars tegen alle ellende, vasthoudt aan de kracht van Liefde die zal overwinnen, komt meerdere malen in het boek voor. Dit is dan de derde keer dat er over gezongen wordt, want in de oorspronkelijke tekst heeft het alles van een lied, een blues zeg maar, een slavenlied dat de vrijheid bezingt, hoop geeft en uitzicht op een leven zonder ellende.

Dat dit lied achteraf doet denken aan Jezus die vele eeuwen later zou optreden is niet zo heel vreemd. Het lied gaat over het recht en de gerechtigheid die vervangen worden door martelingen en vernederingen maar uiteindelijk wint het recht. Ook Jezus van Nazareth zal berecht worden en vernederd en voor de Christenen kwam ook in dat proces leugen en vernedering in plaats van het recht en de gerechtigheid zoals die in de Bijbel worden beschreven.

Ook vandaag de dag kan dat gebeuren. Soms leidt ons rechtssysteem tot schrijnende onrecht. Ons rechtssysteem is niet feilloos. Hoeveel politiemensen, officieren van justitie en rechters ook naar een zaak kijken, het kan zijn dat ook bij ons in de naam van het recht onrecht geschied. Daarom kan voor elke zaak herziening gevraagd worden als er nieuwe feiten zijn, daarom is er een commissie die een zaak nog eens opnieuw kan bekijken als er twijfel is aan de goede gang van zaken. Maar daarmee wordt nog niet altijd recht gedaan aan al die mensen die lijden in de wereld. Natuurlijk kunnen we er op vertrouwen dat er uiteindelijk altijd recht wordt gedaan, God heeft ons dat immers beloofd, maar omdat we er zo op mogen vertrouwen kunnen en moeten we er ook altijd om blijven roepen, tegen alle lawaai en goedgepraat in. Ook misdadigers uit de Tweede Wereldoorlog worden nu, na ruim 70 jaar, nog steeds berecht en veroordeeld. Dat moet hoop geven en een voorbeeld zijn.

Rechtvaardigheid en gerechtigheid zijn in onze samenleving sterk afhankelijk van de opvattingen van de machtigen en de rijken. Politieke processen horen er eigenlijk niet gevoerd te worden. Maar politici laten zich nogal eens leiden door opiniepeilingen, een klein deel van het volk mag dan zeggen wat belangrijk is. Ook rechters laten zich leiden door de maatschappelijke onrust die is ontstaan. Als er een breed gedragen opvatting is over wie de dader is van het misdrijf dat wordt berecht dan is er de neiging die breed gedragen opvatting sterker te laten wegen dan de feiten. De oproep om niet vooraf te oordelen maar te oordelen op basis van betrouwbare bewijzen zoals de Bijbel dat in de leer van Mozes ook ons voorhoudt wordt dan vergeten,

Lucas zet in het lijdensverhaal van Jezus van Nazareth de rechtvaardigheid van rijken en machtigen tegenover de liefde zoals die door Jezus van Nazareth is gepredikt. Wij laten het lijdensverhaal meestal beginnen op Palmpasen, dan trekt Jezus eindelijk publiekelijk door iedereen te zien naar Jeruzalem. Lucas begint dat verhaal door het thema van het lijdensverhaal duidelijk neer te zetten.

De ene eigenaar en machthebber helpt de andere, machtigen bepalen vanzelfsprekend je handelen. Lucas speelt hier met woorden. Voor “Heer” en “eigenaar” wordt in het Grieks hier hetzelfde woord, Kurios, gebruikt. In het Latijn staat dan “Ceasar”, bij ons komt het woord “Keizer” hiervandaan. Wie heeft nu de ezel nodig? De Heer, de Kurios, staat er als antwoord en je kijkt wel uit de Romeinse keizer iets te weigeren. Maar je Heer, je regeerder is degene die je zelf als Heer, als regeerder erkent. Daarom spreken we in de kerk gemakkelijk over Heer. Niet omdat vrouwen er buiten gehouden moeten worden, integendeel, maar omdat er voor Christenen maar één Heer van de wereld is, de God van Israël en zijn Zoon Jezus van Nazareth. En aangezien de eigenaren van ezel niet vragen wie de leerlingen als Heer erkennen krijgt in dit geval Jezus zonder veel moeite zijn ezel.

Het is dus een Keizerlijke intocht die Jezus van Nazareth in Jeruzalem te wachten staat. Eindelijk is het zover. Vanaf het verhaal van Zacharias, de profeet die z’n mond moest houden, tot aan deze intocht draait het hele verhaal van het Evangelie van Lucas om de reis naar Jeruzalem. Op twee momenten in het jaar is de Kerk dit verhaal gaan lezen. Vandaag op “Palmzondag”, maar ook op de laatste zondag voor de Advent, de zondag waarop het Koningschap van Jezus van Nazareth wordt gevierd. De eerste zondag van de Advent wordt dat het verhaal van Zacharias en Elisabeth gelezen zodat de kring weer rond is.

Maar dat Koningsverhaal van Jezus van Nazareth wordt meestal verteld als contrast, als tegenstelling. Zo hoog Jezus hier verheven lijkt zo pijnlijk zal zijn verblijf in Jeruzalem zijn waar hij wordt gekruisigd, of zo armoedig zal zijn geboorte in de stal van Bethlehem zijn. Jezus van Nazareth zelf ziet het anders. Als de mensen niet zouden juichen dan zouden de stenen in de straat het wel uitschreeuwen.

Het Koningschap van Jezus van Nazareth was toen een politieke demonstratie en dat hoort het nu eigenlijk nog steeds te zijn. Niet hoog te paard, ver van de mensen, omringt door gewapende soldaten en banieren om indruk te maken, maar op een ezel, dichtbij de mensen, over de mantels van zijn volgelingen midden tussen mensen die palmtakken zwaaien. Een politiek contrast, welke koning kies je? Dat laat ook zien wat er van Jeruzalem terecht was gekomen. Jeruzalem was niet een stad van vrede geworden, een stad van delen met de armsten, maar een stad van onderdrukking, van handel en het aanbidden van winst en profijt. Op het hoogtepunt van de intocht huilt Jezus over deze verwording en als hij de stad is binnengereden begint hij de Tempel te bevrijden van alle aanbidding van winst en profijt, hij ramt de handelaars de voorhof uit.

Niet oorlog en geweld zijn de wapens van de leerlingen van Jezus van Nazareth, niet de aanbidding van winst en profijt, maar de Vrede en mantels op de grond en takken van de bomen. De Koning der Koningen, de eigenaar van Hemel en Aarde, de Kurios, onze Keizer van de wereld rijdt niet op schitterend getuigde paarden of in draagkoetsen, laat staan in gepantserde limousines, omringt door beveiligers, maar is op een ezel bereikbaar voor iedereen die hem wil toejuichen.

Zo volstrekt anders is deze Heer van de Wereld dat de volgelingen een groot politiek gevaar opleveren. Als iedereen werkelijk zou delen met de armen, als werknemers niet meer in bedrijven zouden willen werken als ieders inbreng daar niet gelijkelijk wordt gewaardeerd, als we alleen nog maar Fair Trade producten zouden kopen, als niemand meer naar de oorlog zou willen gaan maar alle jongeren na hun studie hun kennis gingen overdragen aan jongeren die geen school in de buurt hebben dan zou de wereld er heel anders uitzien. Wij kunnen dus vandaag de wereld veranderen.

Want de intocht van Jezus van Nazareth loopt uit op zijn doortocht door de dood. Zijn opstanding maakt dat wij mogen geloven in de komst van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Daar zal alle strijd gestreden zijn en alle leed geleden zijn. Zwaaiend met palmtakken maken we de aarde zo mooi dat God zelf uiteindelijk op deze aarde zal willen wonen. Onze keus voor welke koning we willen dienen bepaald de toekomst van de aarde, maar we mogen er op vertrouwen dat de Liefde overwint, dat God echt de Heer van de wereld is.

Amen

Read Full Post »

Lezen: 2 Kronieken 1: 7-13

Lucas 20: 9-19

 

Gemeente,

Bij de voorbereiding van deze dienst kreeg ik de indruk dat de lezingen gaan over bidden. Wij bidden tot God en God bidt tot ons.

De eerste lezing is het beroemde gebed van Salomo. Zo lezen we het verhaal gewoonlijk. Maar we moeten goed op de details letten om de boodschap van de Bijbel te verstaan. In de laatste zin van het Bijbelgedeelte uit 2 Kronieken staat dat Salomo vertrok van de offerhoogte van Gibeon, daar waar de Tent der Samenkomst staat, en terug gaat naar Jeruzalem. Dat staat er niet zomaar. De ontmoeting tussen God en Salomo vindt wel in de nacht plaats maar niet zomaar ergens in een Paleis. Het vindt plaats bij de Tent der Ontmoeting, de plaats waar de tekst van het verbond werd bewaard.

Volgens de richtlijnen die Mozes in het boek Deuteronomium had gegeven moest iedere Israëliet een paar keer per jaar naar die Tent der Ontmoeting gaan om daar maaltijd te houden met de armen, de priesters en levieten, je familie en de vreemdelingen die zich bij je bevinden. Voor die maaltijd waren de offers bestemd die je in de Tempel had gebracht. Mensen hoeven de God van Israël nu eenmaal niet in leven te houden, maar moeten wel voor elkaar zorgen. Uit andere Bijbelgedeelten weten we dat Salomo wel een heel groot offer had gebracht toen hij Koning werd, hij had honderden runderen laten slachten.

Nu in de nacht, voor hij echt naar Jeruzalem gaat om te regeren, spreekt hij met God over zijn toekomst. God stelt de eerste vraag, wat wil je dat ik je geef? Jezus van Nazareth zou ons later leren een antwoord op die vraag te geven. In het gebed dat hij ons geleerd heeft vragen we aan materiële dingen alleen ons dagelijks brood. Om echt onze schulden vergeven te krijgen zullen we zelf schulden moeten vergeven. Salomo moet nog eens over de vraag nadenken.

Dat hij Koning is geworden lag helemaal niet voor de hand. Hij was kind uit een relatie van Koning David die als een overspelige relatie was begonnen. Hij kon Koning worden omdat zijn broers het Koningschap met geweld hadden willen nemen. Het volk waarover hij Koning was geworden was zo talrijk als het stof op de aarde. Een uitdrukking die God ook had gebruikt toen die aan Abraham beloofde dat die vader van vele volken zou worden.

Een dergelijk talrijk volk besturen was niet eenvoudig. Daar kun je snel aan onderdoor gaan en een mislukking in de dagen van Salomo betekende de dood. Salomo vraagt daarom om wijsheid om dat volk te kunnen regeren.

Het is wat God kennelijk wilde horen. Hier is geen machtige Koning die iets voor zichzelf vraagt, maar hij vraagt een eigenschap die anderen ten goede zal komen. Hij heeft niet gevraagd om rijkdom en schatten, niet om roem en de dood van zijn vijanden, ook niet om een lang leven, maar om wijsheid en inzicht om het volk te kunnen besturen waarover hij door God als koning is aangesteld. Die rijkdom, schatten en roem krijgt hij dus als bonus, als extra van God, zoveel als geen enkele koning vóór hem ooit heeft gehad of na hem ooit nog zal verkrijgen.

Op grond van de plaats in het verhaal van dit gesprek, het begin van de regering door Salomo en de plaats waar het plaatsvond, de Tent der Ontmoeting, zijn dus niet alleen die wijsheid en inzicht bestemd om het volk te regeren maar ook die rijkdom, schatten en roem vallen Salomo toe om te delen met het volk. Eigenlijk vraagt Salomo aan God om het hem mogelijk te maken een Koning naar Gods hart te worden. Die kans krijgt hij, met een valkuil die hem op de proef zal stellen.

Salomo sluit vrede met zo ongeveer alle volken op aarde. Een vrede tussen twee volken betekende een huwelijk met een prinses uit dat volk. Zo kreeg Salomo duizend vrouwen. De valkuil waarin hij trapte was dat hij die vrouwen niet op de weg van de God van Israël bracht maar toestemming gaf de wegen van hun eigen goden te blijven bewandelen.

Toegeven aan de wensen van het volk waarover je moet regeren. Wij zijn er aan gewend. Opiniepeilers vertellen je wekelijks, zo nodig dagelijks, wat het volk vindt. Noem een onderwerp en een opiniepeiler heeft er een vraag over gesteld. Opiniepeilingen zijn zo populair dat sommige TV programma’s hun eigen onderzoek hebben georganiseerd. Ze sturen ‘s morgens een mailtje rond om ‘s avonds duidelijk te maken dat de meerderheid van het volk het weer niet eens is met de regeerders in het land. De mening van het volk stuurt menig machthebber en zo goed als elke politicus in ons land.

Dat was in de dagen van Jezus van Nazareth ook zo. Dat de machthebbers de erfenis van het volk Israel hadden verkwanseld aan de Romeinen om rust te houden kon ze niet schelen. Dat daarbij de armen, de zieken, de weduwen en de wezen buiten spel waren komen te staan kon ze ook niet schelen. Dat je juist die Romeinen de wind uit de zeilen kon nemen door je weer te gaan houden aan de richtlijn van eerlijk delen, aan het gebod je naaste lief te hebben als jezelf, ontging ze.

Dat die houding in wezen zeer fout is wordt door Jezus van Nazareth maar al te duidelijk gemaakt. De zorg die hij laat zien voor gewone, zwakke mensen, mensen die afhankelijk zijn van de luimen van de rijken en de machtigen maakt hem populair bij het gewone volk. Dat hetzelfde volk net zo gemakkelijk gemanipuleerd en opgezweept kan worden ontdekt hij misschien te laat, als hij aan het kruis hangt verzucht hij nog dat ze niet weten wat ze doen.

In onze democratie speelt de mening van het volk een nog grotere rol. Eén maal per vier jaar immers mogen we stemmen op de partij die we aan de macht willen brengen. En elke partij wil de macht vergroten of in elk geval behouden. De opiniepeilingen zijn daarbij eigenlijk een probleem gaan vormen. We kennen immers de achtergronden van de meeste problemen en gepresenteerde oplossingen niet. We zijn niet in staat alle rapporten van wetenschappers en ambtenaren door te lezen en te begrijpen.

De meerderheid van het volk kiest dus gemakkelijk voor de eenvoudige slagzinnen. “Als je iets niet kent moet je er bang voor zijn” is de meest populaire slagzin. Die is al heel oud. Vroeger speelde die slagzin een rol tussen inwoners van verschillende dorpen en ook nu nog vallen er soms slachtoffers als bezoekers uit het ene dorp ruzie krijgen met bewoners van het dorp waar ze op bezoek zijn. Maar schelden op allochtonen en roepen dat immigratie op grond van geloof moet worden verboden is vager en gemakkelijker onder het volk te verkopen. Wie kent immers dat vreemde geloof van de Islam? Daar moet je dus bang voor zijn. Daar moet je dus vooral niet mee gaan praten, en zeker niet mee gaan eten.

De Bijbel schrijft ons voor een paar keer per jaar te gaan eten met de vreemdelingen in ons midden. Dat moest bij de Tent der Ontmoeting en later bij de Tempel van Salomo. De Bijbel leert ons nergens bang voor te zijn, zelfs niet voor de dood. De Liefde van God overwint immers alle kwaad, de liefde van God heeft alle kwaad van de wereld al lang overwonnen.

Wij bidden tot God. Aan het begin van de lente vragen we Gods zegen over het zaad dat wij zaaien, de vruchten die wij planten en het gras waarmee we ons vee voeden. Maar God vraagt ons ook wat, God vraagt ons om dat wat ons toevalt te delen met hen die het nodig hebben. We hebben de neiging om God in het najaar dank je wel te zeggen en te vergeten dat we hadden moeten delen. We zijn dan net als die ongehoorzame pachters uit het verhaal. De levende Christus is in een dergelijke houding niet meer te herkennen, die hebben we dood gemaakt.

Maar de levende Christus, de God van de Liefde, laten zich niet dood maken. Ze roepen ons steeds weer op het goede te doen en daarmee het kwade van de wereld te bestrijden. Wijsheid is het eerste dat we daarvoor krijgen. En het inzicht dat de aarde zo mooi kan worden dat God zelf op deze aarde zal willen wonen. Daar zal nog veel voor moeten worden gedaan. Het werk wacht dus, aarzel niet maar vat aan.

Amen

 

Read Full Post »

Lezen: 2 Kronieken 36: 14-25

              Lucas 15: 11-32

Gemeente,

Een vader had twee zonen. Als we dat zeggen dan denken we natuurlijk direct aan die prachtige gelijkenis over de verloren zoon die we vandaag gelezen hebben. Maar als we het Nieuwe Testament beschouwen als uitleg van de Hebreeuwse Bijbel dan komen er meer paren van zonen in het licht. We denken aan Kaïn en Abel, we denken aan Jacob en Esau. En in het licht van de lezing uit het tweede boek Kronieken denken we aan Juda en Israël. Het gedeelte dat we vandaag lazen uit dat tweede boek Kronieken is het slot. Het vertelt in één adem het begin en het einde van de ballingschap.

Wie koningen hoog heeft weet misschien nog dat de verovering van Jeruzalem door Nebukadnessar het einde betekende van de regering van Sedekia. Elf jaar had deze geregeerd en hij had alles gedaan had wat slecht was in de ogen van de Heer. Maar een Koning die slecht deed had niet tot de ondergang van het hele volk hoeven te leiden. In de dagen van Koning Achab had het woord van de profeet Elia uiteindelijk geleid tot de val van Achab en zijn koningin Isebel.

Maar het was niet alleen de Koning die kwaad deed in de ogen van God. Het was nog veel erger, het waren de Priesters van de Tempel die kwaad deden in de ogen van God. Boodschappers waren gestuurd die het Woord van de God van Israël hadden nog eens doorgegeven. Profeten waren opgestaan die gewaarschuwd hadden voor de gevolgen. Jeremia wordt nog al eens geciteerd door de schrijver van de Kronieken. Maar denk ook eens aan de profeet Hosea die tot de priesters sprak dat God niet zat te wachten op offers maar gerechtigheid wilde.

Zoals Jeremia had gezien gebeurde het ook. De Koning der Chaldeën mocht van God optrekken tegen Juda en hij won. Het volk werd naar Babylon gevoerd. Hoezo de koning der Chaldeeën? Dat was toch gewoon Nebukadnessar de koning van Babylon. Ja dat was hem. Maar Jeremia had gewezen op de Chaldeeën die samen met de Babyloniërs een koninkrijk vormden. En de Chaldeeën waren de voorvaderen uit Ur, de stad waar Abraham vertrok om in Kanaän terecht te komen. Dat volk dat het verbond met Abraham had genegeerd, geen weet meer had van het verbond dat het volk in de woestijn met de God van Israël had gesloten, keerde dus terug naar zijn oorsprong.

Eén van de afspraken die in het verbond waren gemaakt was dat het volk niet voortdurend het land zou blijven uitputten. Dat volk zou ook geen slaaf moeten worden van het altijd maar moeten werken. Om de herinnering aan de bevrijding levend te houden was er de Sabbat, maar om de vrijheid te kunnen vieren was er elke zeven jaar het Sabbatsjaar. Die hadden ze generaties lang overgeslagen. Er moest dus nogal wat ingehaald worden. Zo bleef het land in Israël dus rusten tot de sabbatsjaren waren ingehaald.

Dan komt Koning Cyrus van de Perzen. Hij geeft opdracht de Tempel in Jeruzalem en de stad weer te herbouwen. Een onverwachte vervulling van de hoop die in het volk was blijven leven. De profeet Jesaja was daar zo blij van geworden dat hij Cyrus de messias, de bevrijder van Israël noemde.

De Kroniekschrijver geeft de eer aan God. Hoe slecht de Koning en de Priesters, en het volk, zich ook hadden gedragen, de God van Israël geeft niet op wat zijn hand ooit was begonnen. Ze mochten terug. Niet alleen terug naar het land maar ook terug naar de Tora. Het laatste vers van het tweede boek Kronieken vinden we als eerste vers terug in het boek Ezra, dat boek gaat over de wederopbouw van de Tempel en Jeruzalem.

Dat motief van de mogelijkheid van een terugkeer naar God voor hen die hun god hadden verlaten zien we ook in de gelijkenis die Jezus van Nazareth heeft verteld over de twee zonen.

Dat verhaal staat in een serie van opmerkingen over Jezus van Nazareth die bij tollenaars en zondaars ging eten. Zijn eerste antwoord was dat, als je ook maar een klein deel van je bezit kwijt bent, je alles opgeeft om het weer terug te vinden. Maar hoe ga je dan met mensen om?

Daarover gaat het verhaal van de twee zonen. Of is het een verhaal over de ene vader? Want je moet toch een beetje medelijden hebben met de zoon die is blijven leven, die thuis bleef. Die krijgt geen schouderklopjes voor zijn aanvankelijk goede keus. Ja een aanvankelijk goede keus. Gewoon thuisblijven, meehelpen in het bedrijf van vader en niet het erfdeel er doorheen jagen is natuurlijk een goede keus. Maar niet binnenkomen en meedelen in het feest om de teruggekeerde broer lijkt toch niet een goede keus.

Die teruggekeerde broer was van de weg van de vader afgeweken. Zoals zijn vader en zijn broer deden, deed hij niet, integendeel. Daarmee was hij voor zijn familie dood, hij hoorde niet meer bij de familie. Maar moet je dan een blijvende boycot uitspreken? Moet je dan je hele leven boos blijven om die ene scheve schaats die er ooit was gereden? De vragen stellen is de vragen beantwoorden.

Je kunt er zuur er van worden. Chagrijnig ook. Doe je je best, gaat een ander met de eer strijken. Dan wordt niet jij maar je collega bevorderd en je buurman wint de jackpot in de loterij. De Postcodeloterij maakt het nog erger. Het winnende lot kan daarbij zomaar op jouw postcode vallen en als je dan geen loten hebt dan win je helemaal niets. De kans dat overigens dat het winnende lot op jouw postcode valt is overigens vrijwel nihil. Het komt dus uiterst zelden of bijna nooit voor dat je zonder loten in een loterij de prijs misloopt..

We gunnen daarbij een ander ook nooit het geluk dat die ander zomaar toevalt. Daar gaat dit verhaal uit het Evangelie van Lucas ook over. Geluk dat je zomaar ten deel valt. Er wordt een feest gegeven omdat iemand eindelijk eens normaal doet. Over de mensen die altijd al normaal doen hoor je nooit wat. Als je maar gek doet, of uit de band springt, dan wordt er over je gesproken en als je alles over de balk hebt gegooid en je wel gedwongen wordt om weer een beetje normaal te doen, dan organiseren ze nog een feest voor je ook.

Dat is zuur, daar kun je dus knap chagrijnig van worden. Waarom krijgen we toch zo de indruk dat in de Bijbel juist dat feest het centrale deel van het verhaal is. Dat men daar niet onder het organiseren van dat feest uit denkt te kunnen. Want die zoon die thuiskomt was toch niet verloren? Ze wisten toch heel goed waar die heen was. Hij had er toch zelf om gevraagd?

De zoon die thuis bleef niet, die had niet gevraagd om al dat werk, om zelfs dubbel werk toen zijn broer de hort op ging. Voor die zoon hadden ze een feest moeten organiseren. Die had het immers volgehouden al die tijd, werken voor twee en nog thuis blijven ook. Eerlijk is het niet.

Maar het is een verhaal van Jezus van Nazareth, die vertelt het nadat hij kritiek had gekregen dat hij steeds met slechte mensen omging. Dat hij die slechte mensen er op wees dat ze zich eigenlijk hadden te gedragen als de goede mensen ligt nog voor de hand, maar een feest houden als ze zich normaal gaan gedragen?

Pas als jezelf van je naaste houdt als van jezelf, als je jezelf in weet te zetten voor de zwaksten in de samenleving ga je begrijpen wat bedoeld wordt. Dat God opnieuw weet te beginnen met iedereen geeft vreugde. Het geeft vertrouwen. Die God laat inderdaad niet varen dat zijn hand begon. Door de dood en de opstanding van Jezus was ons dat al verteld. Maar nu zien we het ook. Ook als je zelf misschien afgeweken bent van het gewone leven mag je terugkeren naar een leven met God.

Als een verdwaalde terugkeert is het feest. Ook voor mensen die normaal zijn blijven doen, het gaat immers niet om je zelf maar om een wereld waar iedereen aan mee doet.

Dat grote feest van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde komt er dus ook onontkoombaar aan. Dan zijn alle tranen gedroogd, dan heerst de dood niet meer, dan is alle leed geleden en alle strijd gestreden. Dan kijken alle mensen naar elkaar om. Dat begint met van je naaste houden als van jezelf. Dat mag elke dag weer opnieuw, ook vandaag.

Amen

 

Read Full Post »