Lezen: 1 Koningen 3: 5-12
Matteüs 13: 44-52
Gemeente,
Het was zo mooi begonnen dat Koningschap van Salomo. Groot en grootser kon het niet. Het waren de dagen voordat er een centrale tempel was. Overal in Israël waren plaatsen waar de offers aan de God van Israël gebracht konden worden. Waar die maaltijd met de familie, de knechten, de armen, de levieten, en de vreemdelingen gehouden konden worden. Salomo zocht de allergrootste bij Gibeon uit om daar te beginnen. En het verhaal van Salomo begint met een schitterend huwelijk.
David had zo’n machtig rijk nagelaten dat zijn opvolger Salomo al snel de schoonzoon werd van de machtigste koning van die tijd, de Farao van Egypte, daar kun je de geschiedenis mee ingaan nietwaar. Maar wat voor Koning wilde die Salomo nu eigenlijk zijn, ook een soort god zoals die koningen van Egypte? Hij deed dan wel zoals zijn vader deed, rechtspreken en zo, maar hij stelde zich net als de koningen van Egypte ook als priester op en ging plechtig offeren, wel duizend dieren. Maar is het dat? Plechtige riten uitvoeren, zo omvangrijk dat niemand het na kan doen en je dus wel de koning moet zijn om dat te kunnen?
Dat was niet wat David gedaan had en dat was dus ook niet wat Salomo wilde. Waar Salomo de nadruk op wilde leggen in zijn koningschap was veel meer het recht spreken tussen de mensen dan de pracht en praal waarmee het koningschap gepaard gaat. Dat was de weg van zijn vader David, dat is de weg van God. Dat brengt overigens meer rijkdom en een langer leven. U vindt die regel voor de Koningen en de belofte op een lang leven terug in het boek Deuteronomium. Recht doen aan alle mensen, daar draait het immers om. Die offers uit het begin van het verhaal in de Bijbel over Salomo verbleken dan ook bij wat aan het eind van dit begin verhaal gaat gebeuren. Dan wordt er niet op de traditionele offerhoogten geofferd maar dan gaat de jonge koning Salomo heel uitdrukkelijk naar de ark van het Verbond. In die ark werden de stenen platen met de Wet van de Woestijn bewaard, de Wet van eerlijk delen, van heb je naaste lief als jezelf.
In de Deuteronomium stond ook dat je naar de plaats van Ark moest gaan en maaltijd moest houden met je familie, de tempeldienaars, de armen en de vreemdelingen in je midden. Dat is waar het feest van Salomo op uit loopt. Salomo gaat terug naar huis en nodigde al zijn hovelingen voor het feestmaal uit. Iedereen die in zijn huishouding werkzaam was zat bij de Koning aan tafel en bij de koning aan tafel zitten is een hele eer, dan ben je al bijna een gelijke van de koning, dan sta je tenminste op gelijke voet. Je ziet het de koningen van vandaag, de regeerders, de directeuren van fabrieken en bedrijven, van banken en grote multinationals nog niet doen. Maar zij hebben de wijsheid van Salomo dan ook nog niet. Niet de pracht en praal bij Gibeon, niet de duizend offerdieren kleuren het verhaal, maar de Thora, de richtlijnen voor de menselijke samenleving kleuren het beginverhaal van Salomo.
Daar geeft de God van Israël dan ook een antwoord op. Salomo wordt geschilderd als een Koning die droomt van een gesprek met de God van Israël over de richting die zijn koningschap zou moeten inslaan. Is het lang leven? Dat krijg je als je rechtvaardig bent en je onderdanen tot hun recht laat komen. Is het rijkdom? Dat krijg je als je volk voorspoed kent en dat kent het als het de weg van de God van Israël gaat, als het weet heeft van delen en zorgen voor minsten onder hen. Is het de dood van je vijanden? Salomo weet best dat de dood van vijanden de wraak van hun nabestaanden oproept en alleen maar een cirkel van wraak en weerwraak van dood en geweld oproept. In het leven van zijn vader David zijn daar tal van voorbeelden van te geven.
Het eerste en misschien wel het enige dat de Koning te vragen weet is een onderscheidende geest zodat hij recht en gerechtigheid kan betrachten. En dat krijgt hij dan ook van God. Die onderscheidende geest is nodig om de Thora te kunnen vervullen. Er zijn voor de zwaksten in het land, er zijn voor de mensen met verdriet.
Koning Willem-Alexander heeft het afgelopen week ook ervaren. Hij zal gedacht hebben aan de momenten dat zijn moeder op pad ging naar rampen. De vuurwerkramp in Enschede, de Bijlmerramp waar ook een vliegtuig neerstortte. En de enige calamiteit die hij zelf ook meemaakte was de aanslag in Apeldoorn toen onschuldige toeschouwers de dood vonden omdat iemand een aanslag wilde plegen op de Koninklijke familie.
Koning Willem-Alexander gaf ons een voorbeeld. Zijn emoties werden door velen herkend. Overal gingen de vlaggen half stok op de dag van nationale rouw. Op verschillende plekken verschenen bloementapijten als teken van medeleven met de nabestaanden.
Van een dergelijke rol zal Koning Willem Alexander niet gedroomd hebben toen hij met veel pracht en praal naar de Nieuwe Kerk schreed, uit het grootste paleis dat ons land kent, het voormalige stadhuis op de Dam in Amsterdam. De Nieuwe Kerk is geen Kerk meer maar een museum. De echte kerk vinden we op straten en pleinen, deze week nog op de Hof in Amersfoort voor de Joriskerk waar het Woord van God werd verkondigd, verbonden in verdriet.
En Koning Willem Alexander wordt door ons gerespecteerd, hij is niet onze echte koning, dat is Jezus van Nazareth en waar is diens Koninkrijk? Dat hadden we toch hard nodig gehad de afgelopen 10 dagen. In dat Koninkrijk zijn immers alle tranen gedroogd? In dat Koninkrijk heerst de Liefde en niet langer de dood. In dat Koninkrijk zijn oorlog en geweld uitgebannen en kan niemand meer daar onschuldig het slachtoffer van worden.
Het verhaal dat we lazen uit het Evangelie van Matteüs geeft een antwoord op de vraag waar dat Koninkrijk gebleven is. Het ligt voor ons voor het grijpen. Maar het is verborgen. Om het te vinden is datzelfde onderscheidend vermogen nodig waar Koning Salomo in zijn droom om vroeg. Dan kun je de goede vissen van de slechte vissen scheiden, dan heb je weet van de plaats in de akker waar de schat van God begraven ligt. Dan weet je dat die parel van grote waarde echt binnen je bereik ligt,
Maar om dat Koninkrijk te betreden moet je nu eenmaal af zien van alles wat in onze wereld gevraagd wordt. Alle weelde, alle zelfzucht, al die wedstrijdjes om de eerste de beste te worden, al de grootspraak over eigen volk eerst en eigen waarden, alles geef je op voor dat Koninkrijk van recht en vrede. Dat zijn gelijkenissen die zijn leerlingen eindelijk snapten, Dat zijn gelijkenissen die zelfs premier Rutte er toe brachten terughoudend te zijn met oordelen over anderen om het verdriet van velen te kunnen verlichten.
We spotten wel eens met de betekenis van Jezus. Als iemand doet of hij de wijsheid in pacht heeft, eigenwijs blijft doordrammen, dan zeggen we dat hij denkt dat hij Jezus is maar hij is slechts de zoon van een timmerman. Zo ging het met Jezus zelf ook toen hij op rondreis door het land in zijn eigen stad kwam. Waar haalt hij de wijsheid vandaan vroegen de mensen zich af, het is toch maar de zoon van Jozef en Maria. Er is echter een spreekwoord uit die tijd dat zegt dat niemand de schriften kent zoals een timmerman. Dat waren kennelijk slimme mensen die de Thora en de Profeten, wij noemen dat nu het Oude Testament, goed hadden bestudeerd. Jezus zette zichzelf in die traditie.
Daar hoorden overigens ook de zogenaamde Farizeeën bij, ook zij bestudeerden de wet en de profeten, met dit verschil dat bij Jezus de wet er voor de mensen was en bij de Farizeeën soms de schijn werd gewekt dat de mensen er voor de wet zijn. Nu is die houding een stuk gemakkelijker en voor machthebbers ook een stuk aantrekkelijker, ze bepalen hoe de wet moet worden toegepast en dus moet dat altijd zo dat hun macht er groter door wordt.
Voor leerlingen van Jezus is het voorgaan in de synagoge wat moeilijker, dan put je wel uit de oude geschriften maar laat je er een nieuw licht over schijnen, want voor dat koninkrijk heb je alles over. Als een pot met goudstukken die je in een stuk grond vindt, eerst de grond kopen en dan de schat opgraven, of als de handelaar die eindelijk de langgezochte waardevolle parel vindt, alles wegdoen en zorg dat je die parel krijgt, of als de vissers die hun net vol hebben, ze zoeken echt de goede en de slechte vissen uit en nemen daar dan de tijd voor.
Het gaat er dus om voortdurend bezig te zijn met de vraag of het gaat om anderen lief te hebben als jezelf of alleen om er zelf beter van te worden. En haal je mensen dan naar beneden, het is maar…. zeg maar de zoon van de timmerman, dan wordt het niks, dan wordt de wereld er niet beter van. Daar wist zelfs Jezus maar weinig wonderen te verrichten. Maar zet je de minsten voorop, de laatsten zullen de eersten zijn, wie voorop wil gaan in het Koninkrijk moet de minste willen zijn, dan begint dat Koninkrijk te dagen, dan weet je dat je er al vast mee mag beginnen. Dan mag je vragen om die onderscheidende geest in het vertrouwen dat je de heilige geest krijgt, de trooster, de geest van God zelf. Dan weten we dat de oogst die volgende maand weer wordt binnengehaald niet voor onszelf is, dat we die mogen delen. Dan weten we dat er voor de hele wereld voldoende voedsel is, dat iedereen op de wereld mag meedoen met dat Koninkrijk van recht en vrede. Dan kun je er zijn bij bedroefden, dan kan een heel volk steun en troost bieden aan een vliegtuig vol nabestaanden, dan is er de voedselbank om te helpen de hongerigen te voeden, of een diaconie die zelfs voor oude armen in Roemenië weet te zorgen. Dan is er Amnesty om te roepen om gerechtigheid, Kerk en vrede om ons te helpen nadenken over oorlog en vrede en tal van vrijwilligersorganisaties om mee te bouwen aan die wereld die een Koninkrijk van God zal worden. Dan mogen we zingen van vrede, tegen alle oorlog in. Dan mogen we beginnen deze aarde zo mooi te maken dat God er zelf zou willen wonen. Dan mogen we zelf de goede vruchten van de Geest dragen. Er is dus nog heel veel werk te verzetten. Aarzel dus niet maar vat aan.
Amen