Feeds:
Berichten
Reacties

Archive for oktober, 2014

Lezen: Genesis 18: 16-23

            Matteüs 22:34-36

Gemeente

Het komt in de Bijbel niet zo vaak voor dat een vreemdeling bij de naam van God wordt aangesproken maar in het verhaal over Abraham, Sara en Sodom en Gomorra is dat uitdrukkelijk het geval. We kennen het als een gruwelijk verhaal omdat we de afloop kennen. Twee steden die verwoest worden kennelijk als straf voor gruwelijk gedrag. We praten dan bijna altijd over de drie vreemdelingen die eerst aan Sara een zoon beloven en dan doorgaan naar die twee vreselijke steden. Twee gaan vast vooruit en de derde blijft nog even met Abraham kletsen. De brave Abraham vraagt dan nog clementie voor de rechtvaardigen die er misschien toch nog zouden kunnen zijn.

Maar waar we over heen lezen is dat God zelf vervolgens naar Sodom en Gomorra gaat om de onrechtvaardigheid te ondergaan en de rechtvaardigen te ontmoeten. Heel terloops spreekt Abraham in dit verhaal een van de vreemdelingen aan met de Naam van de God van Israël, die we nooit uitspreken, we hebben God niet in onze binnenzak, hooguit de Bijbel. Als we in de Bijbel Heer lezen staat daar in het Hebreeuws de Naam van God en die wordt uitgesproken als Adonai, dat betekent Heer.

Maar waar in onze naam onrecht wordt bedreven aan mensen wordt dat wellicht dus ook aan God bedreven, en daar waar we opkomen voor recht en gerechtigheid, voor de armen en verdrukten komen we wellicht direct voor God op, zonder dat te weten. De verwoesting waar we vandaag nog niet over hebben gelezen is dus niet het werk van God, die werd er bijna het slachtoffer van. De verwoesting roepen mensen over zichzelf af.

Het loopt vooruit op wat Jezus later zou zeggen toen hij er op wees dat wat aan zijn minste broeders zou worden gedaan aan hem werd gedaan. Er zijn mensen die de persoonlijke relatie met God zo voorop stellen dat vergeten wordt dat we God wellicht ook voor de deur van de supermarkt tegen kunnen komen met een stapeltje straatkranten in de hand. God is daar waar de vraag is of er nog een enkele rechtvaardige zou kunnen zijn vanwege het onrecht dat er volop voor komt.

Voortdurend verzet tegen onrecht, het opkomen voor verdrukten, voor armen, tegen onrechtvaardige verdeling is dus niet zomaar sociaal werk of het terugbrengen van het verhaal van God tot een sociaal gerechtigheidscontract maar het is de Godsdienst ten voeten uit. Het is het verhaal van Abraham en zijn vraag om gerechtigheid voor de rechtvaardigen, zijn vraag of behalve de schuldigen ook de onschuldigen moeten lijden.

Brutaal van Abraham leerden we vroeger op de zondagsschool. Hij ging zo maar tegen God in. Nu was hij Abraham en die mocht dat, maar wij moesten dat voorbeeld maar niet volgen. Dan liep het slecht met je af. De Bijbel leert ons echter heel iets anders. Er kan een spanning zitten tussen God en de mensen. Dat was al zo toen God de 10 geboden aan Mozes gaf. Het volk had toen een gouden kalf gemaakt en God wilde van zo’n volk af. Mozes ging er tegen in, praatte het God uit het hoofd en God kreeg berouw en ging door met het volk van Abraham Izaak en Jacob. Maar het blijft spannend.

Zelfs voor de Kerken is het grote gebod vaak heel spannend. God liefhebben boven alles klinkt zo mooi. Het is abstract en je kunt er snel ja op zeggen. Als je dan vraagt hoe dat moet, klinken al gauw zaken als je keurig gedragen, geen misdrijven plegen en op zondag naar de Kerk. Maar Jezus van Nazareth geeft er zelf een andere invulling aan. Hij sluit daarbij aan bij de oorspronkelijke samenvatting van de wet die in het boek Deuteronomium is verwoord. Dat boek is geschreven in de vorm van een toespraak van Mozes en daar gaat het over God liefhebben boven alles met heel je hart en heel je verstand.

Jezus maakt er van dat God liefhebben boven alles gelijk is aan je naaste liefhebben als jezelf. Dat laatste staat in het hart van de Tora, in het midden van het middelste boek Leviticus.  Op deze regels zijn alle andere wetten en voorschriften, alle uitspraken in de Bijbel gebaseerd. En dat maakt het spannend. Je naaste liefhebben dat gaat nog, dat klinkt sympathiek, maar als jezelf. Als je dus werkelijk je naaste flink wil liefhebben en daarmee God boven alles dan moet je dus jezelf ook wel zeer liefhebben.

Helemaal aan het begin van de Bijbel staat het lied over de schepping. Daar worden licht, aarde, water, lucht, planten en dieren geschapen en als laatste de mens. En bij elk couplet staat in het refrein dat God zag dat het goed was. En bij de mens staat zelfs dat die geschapen werd naar Gods beeld en gelijkenis, man en vrouw, en God zag dat het goed was. Als je dat goed tot je door laat dringen weet je dat het meest kostbare op aarde de mens is. Elk mens, ook jij, niet alleen de mensen die duur doen. De mensen die duur kunnen doen hebben hun deel al gehad zegt Jezus van Nazareth ergens, maar vooral de mensen die het niet breed hebben zijn de mensen die je liefde nodig hebben.

Het zijn de wegwerpmensen aan de onderkant van de samenleving. De armen, de zieken, de slachtoffers van natuurrampen, de slachtoffers van misdrijven, de mensen die misbruikt zijn. Als je naar hen kijkt zie je dat het niet goed is en daar moet wat aan gedaan worden. Vooral als het met jezelf wel goed gaat. En als het niet goed met je gaat mag je dus vragen om zorg, mag je je verzetten tegen hen die je de noodzakelijke hulp onthouden. Het grote gebod, je naaste liefhebben als jezelf, is er voor bedoeld om ons in gang te zeten.

Maar wie is die Jezus van Nazareth dan wel? Om uit te maken hoeveel je kunt houden van je naaste als je veel van jezelf houdt vraagt Jezus van Nazareth aan de deskundigen van wie de Messias, de verwachte bevrijder van Israël, afstamt. Van Koning David dus. Om maar even vast te stellen dat “bevrijder” of messias zijn niet even zomaar wat is, het is een Koninklijke bezigheid.

Jezus voelde wel mee met die Farizeeërs. Eeuwenlang is ons voorgehouden dat dat maar een stelletje huichelaars waren maar zo eenvoudig lag ook dat niet. Het waren mensen die hartstochtelijk hun geloof zuiver wilden houden. Dat zuiver houden van geloof in God was iets wat ook Jezus van Nazareth wilde. Alleen Jezus van Nazareth stelde niet de wet maar de liefde centraal. Vandaar ook die discussies over de wet. Jezus wijst dan op de Bijbel die zegt dat liefhebben het belangrijkste gebod is, God liefhebben en dat is gelijk aan je naaste liefhebben.

Die messias zou dat tot het uiterste doorvoeren was voorzegd en zou daarmee het volk bevrijden. Als koning zou die messias regeren. En daar draait Jezus de zaak weer om. Hoe kan een nieuwe koning nu meer zijn dan koning David, dat stond er wel en daar was dus geen antwoord op. Het had te maken met dat liefhebben. Als het meer moest zijn ging het over de hele aarde, over ons dus ook. En ons gaat het daar vandaag de dag ook over, wij zijn eigenlijk van een Koninkrijk zonder grenzen, burgers van de hele aarde zoals die door God is geschapen. Met alle mensen als broeders en zusters, let er dus op en zorg er voor dat het met hen allen goed gaat, pas dan gaat het goed met de aarde zoals God die bedoeld heeft.

Moeten we de aarde dan niet als vaststaand aanvaarden? God heeft die ooit geschapen en verder aan ons overgelaten? Als dat zo is zou Jezus vergeefs gekomen zijn. In Jezus heeft God immers laten zien hoe we de aarde kunnen voltooien, door te zorgen dat het voor alle mensen goed is om op deze aarde te leven. Op het eind van het verhaal van Matteüs geeft Jezus daarom zijn volgelingen de opdracht alle mensen op aarde te dopen, te betrekken bij de beweging die hij op gang gebracht heeft, tot de uiteinden der aarde staat er en doorgaan tot de aarde voltooid is.

Zo mogen wij deelhebben aan de Schepping. En als we deel blijven nemen aan die Schepping dan belooft de Bijbel ons dat de aarde zo mooi wordt dat er geen tranen meer zijn, dat zelfs de zee haar doden terug geeft, ja dat de aarde zo mooi wordt dat zelfs God zelf zijn tenten op deze aarde zal willen spannen. Daar mogen we elke dag opnieuw aan gaan werken, aarzel dus niet, het werk wacht, vat dan aan.

Amen

Advertentie

Read Full Post »

Lezen: Genesis 18: 1-15

Mattheüs 22: 15-22

Gemeente,

Er komen drie mannen uit de woestijn. Ze zeggen niet veel, ze zullen er wel stoffig en verhit uitgezien hebben. Als ze zo op Schiphol waren aangekomen hadden we ze direct in de gevangenis gestopt. Ze wilden immers iets doen met een stad, met Sodom, maar dat verhaal vertellen we een andere keer. Bij ons zouden ze vastgelopen zijn in de gevangenis bij Schiphol en verstopt zijn in een lange ingewikkelde en vaak onbegrijpelijke juridische procedure. Alleen wat mensen uit Christelijke kerken zouden af en toe bij ze op bezoek gaan. En één maal in de maand komt er een groep buiten staan zingen en zwaaien.

De mannen die vandaag in ons Bijbelverhaal uit de woestijn komen lopen worden ontvangen door Abram. Bij de Terebinten van Mamré, hele grote eikenbomen. Dat waren van die hele oude grote bomen. Bomen die veel schaduw geven en geplant zijn aan fris helder water. Als je door de woestijn bent gesjouwd dan heb je daar wel behoefte aan, schaduw en fris water. Maar daar heeft Abram zijn tenten opgeslagen, Abram een dromer uit Ur die met zijn vader en zijn familie naar Haran was getrokken. Toen zijn vader gestorven was trok hij verder naar Kanaän, hij droomde dat hij de vader zou worden van een groot volk, misschien wel van vele volken. Daar heb je ruimte voor nodig en die was er in Kanaän. Zijn neef Lot was met hem meegetrokken.

Die droom van Abraham krijgt langzaam aan gestalte in het verhaal dat wij dezer dagen uit Genesis lezen. Een droom van een groot volk dat op een nieuwe manier met elkaar en met een God om zou leren gaan. We lezen er vaak overheen maar op het moment dat wij vanmorgen beginnen te lezen was Abraham in staat een leger van 400 gewapende mannen op de been te brengen. Dan heb je nog wel geen volk, maar het begint al ergens op te lijken.

Maar die Abram reageert anders dan wij zouden verwachten als hij een aantal vreemdelingen in de buurt van het kampement ziet. Brood en een geslacht kalf moeten worden bereid om de vreemdelingen te eten te geven. Zo’n rijke veehouder als Abram is, in de Bijbel staat verschillende keren dat hij rijk is, heeft kennelijk geen enkele twijfel, geen enkele angst. Drie zwervers die zomaar uit de woestijn opduiken zijn al op het eerste gezicht te vertrouwen. Daar kun je direct het beste voor klaar zetten.

Het gaat vanmorgen duidelijk om een omgekeerde wereld. Zelfs als er vanmorgen hier in de Oude Kerk drie stoffige vreemdelingen zouden binnenkomen zouden we toch eerst even de kat uit de boom kijken, wat voor vlees hebben we in de kuip, we zouden ze toch eerst vragen wat ze kwamen doen en of ze wel zeker weten dat ze goed zijn. Zo niet Abram. Er moet gegeten worden.

Die vreemdelingen hebben een bijzondere boodschap namelijk dat zo’n houding pas echt vruchtbaar is. Gastvrijheid wordt beloont in de Bijbel. Niet dat Abram over vruchtbaarheid te klagen heeft. Bij Hager de slavin van Sarai zijn vrouw had hij al een pronte zoon, Ismaël en als hij later begraven wordt dan blijkt hij bij zijn slavin Ketura, wierookje betekent dat, ook nog zes zonen verwekt te hebben die door Ismaël en Izaak met geschenken de wijde wereld ingestuurd worden. Mirre, wierook en goud zouden ze meekrijgen.

Maar er schuurt nog wat. Sarai, haar naam betekent prinses, zij hoorde echt bij de familie die uit Ur was weggetrokken, had nog steeds geen kinderen. Hoe goed het Abram ook ging, het was nog steeds niet volmaakt. Dat gaat veranderen is de boodschap van de vreemdelingen, ook Sarai krijgt binnen een jaar een zoon.

Sara die het brood heeft gebakken en stiekem ziet of ze ook mee mag doen lacht verbaasd. Ze mag kennelijk ook meedoen, ze wordt opgemerkt, de liefde voor de naaste, voor de vreemdeling ook , betrekt ook haar in het verhaal. Niet het uiterlijk vertoon van de eerste te willen zijn en daar anderen voor gebruiken. Hagar had een eigen plaats gekregen in het verhaal en de zoon van Hagar, Ismael , bleef de zoon van Hagar en werd nooit de zoon van Sarai zoals ze had voorgesteld. Maar brood bakken en delen met vreemdelingen dat maakte haar pas vruchtbaar, naastenliefde levert pas een toekomst op. Wij denken dan gelijk aan het uiterlijk vertoon, Sarai kan straks eindelijk met een zoon voor de dag komen, borst vooruit, hoofd in de nek, kijk mij eens vruchtbaar zijn. Maar zo is het niet. Niet de zoon maakte haar aan het lachen maar het vooruitzicht op de liefde die daaraan voorafgaat. “Zou de liefde voor mij dan nog weggelegd zijn?” staat er letterlijk in het verhaal, en volwassen mensen weten dat natuurlijk, het vooruitzicht op het minnespel kan op ieders gezicht een glimlach toveren, dat staat los van je leeftijd.

Van die droom van Abram en van die houding van Sarai kunnen we heel veel leren. Want hebben wij een toekomst, heeft ons volk een toekomst als we ieder voor zich naar hebben en houden blijven streven, of hebben we als volk een toekomst als we bereid zijn te delen met de mensen om ons heen. Abraham betrok eerst zijn knechten en slaven in zijn verhaal door ze allen te laten besnijden, en alleen de mannen hoefden besneden te worden, en vervolgens schonk hij aandacht aan de vreemdelingen die voorbij kwamen. Hoe doen wij dat? Staat dan het rechtvaardig delen in ons land voorop en het respect dat vreemdelingen verdienen die hier langs komen? Is er ook voor ons nog liefde weggelegd?

Wij hebben orde, en regels, daar passen geen vreemdelingen in, daar passen ook steeds minder de ouderen in en de langdurig zieken en de gehandicapten en de jongeren met problemen. De zorg wordt ons voorgeschoteld als een last. Stel je voor, het gemeste kalf slachten om de minsten te helpen, om mensen tot zichzelf te laten komen. We  kunnen van de minsten in de samenleving toch geen God maken waar alles om draait? Dat gebeurt in verhalen als van Abram en Sara als één van de vreemdelingen ineens de Naam van God blijkt te dragen, de HEER staat er dan. Dat gebeurt in het verhaal van Jezus van Nazareth als die tegen mensen zegt dat hij honger had en zij hem te eten hadden gegeven, dat hij naakt was en zij hem hadden gekleed, dat hij in de gevangenis zat en zij hem hadden opgezocht. Die mensen hadden hem niet herkent.

Vandaag hebben we gelezen wat Jezus van Nazareth nu eigenlijk van die zogenaamde last vindt, de last die het hebben van een staat met zich meebrengt. Het verhaal, dat vandaag werd gelezen, wordt vaak uitgelegd alsof het over belastingen gaat. En alsof het een oproep is de overheid te gehoorzamen. Niets is minder waar. Het is het omdraaien van wat er werkelijk staat. Lees maar.

De vraag die aan Jezus van Nazareth wordt gesteld is of het geoorloofd is belasting te betalen. Jezus van Nazareth vraagt dan om een belastingmunt. Die heeft hij kennelijk niet zelf in bezit. Ook zijn leerlingen hebben niet zo’n munt. Dat is niet zo vreemd en heeft niets met armoede te maken. Maar op de belastingmunten die je in Judea moest gebruiken stond de afbeelding van de Keizer van Rome. Romeinse stadhouders als Pontius Pilatus vonden dat een eer. Koning Herodes, die over Galilea ging keek wel uit. Munten met de beeltenis van een mens, of een dier, of van wat dan ook, werden door Galileërs geweigerd. Die raakten ze niet aan.

Dat kwam door een strikte uitleg van het gebod uit Exodus dat je geen gesneden beelden moest maken, je zou immers eens in de verleiding komen die beelden te aanbidden. Ook die verleiding is minder vreemd dan het klinkt. Romeinse Keizers beschouwden zich als Godheid. Jezus van Nazareth heeft dus niet een dergelijke munt.

Maar dan stelt hij de vraag wiens beeld er op staat. Is niet de mens geschapen naar Gods beeld? Staat er dus niet het beeld van God op die munt en zou je die munt niet moeten gebruiken op de manier die God wil dat bezit gebruikt wordt? De belastingen van Keizers, Koningen en andere absolute machthebbers zijn en waren niet te vergelijken met de belastingen die we tegenwoordig betalen. Wij betalen belastingen ook om te delen met de armen, om de zorg te kunnen betalen en de hulp aan arme landen. De Keizer uit dit verhaal leefde zelf in weelde van die belastingen. Hij voelde zich zo machtig dat hij zich god op aarde voelde en zich ook zo liet vereren.

Jezus van Nazareth ziet het grote verschil met de God waarvoor hij volgelingen zoekt. Van die God mag je je geen beeld vormen. Naar Gods beeld is immers elk mens gemaakt, man zowel als vrouw. En de Wet van die God is niet als de wet van de Keizer, de absolute gehoorzaamheid aan de Keizer, maar je naaste liefhebben als jezelf als gehoorzaamheid aan God. Daarom kon Jezus rustig zeggen dat die keizer z’n heidense muntjes zelf  maar moest houden. In het oorspronkelijke Grieks staat dat ze zijn munten maar terug moeten geven.

Als er belasting betaald moet worden dan volgens de Wet die God al lang daarvoor in de woestijn had gegeven. Belastingen komen al lang niet meer alleen van absolute heersers. Al zijn er machthebbers genoeg die zich als godjes willen laten vereren. We hebben echter verenigingen die nadenken waarvoor we samen geld willen uitgeven, wie dat geld zou moeten betalen en die de uitvoering van die plannen ook controleren. Politieke Partijen heten die verenigingen, daar mag iedereen lid van worden.

Zo heel af en toe mogen we uitmaken wie we de beste vinden. Via onderhandelingen komt er dan een regering die de ideeën van de partijen uitvoert. Mensen die in het verhaal van Jezus geloven kijken dan welke vereniging zorgt voor de zwakken in de samenleving, waar echt wordt gedeeld, waar rechtvaardigheid te vinden is. Waar dus ook de rijken het grootste deel betalen en niet het grootste deel subsidie in de wacht slepen zoals bij de hypotheekrenteaftrek het geval is.

Daarom is belasting betalen niet genoeg maar moeten we ons actief bemoeien met wie ons regeert en hoe ze dat doen, wij hebben die mogelijkheid, wij kunnen vragen voor de armen te zorgen en niet de rijken te beschermen. Nivelering die de inkomensverschillen tussen arm en rijk kleiner maakt is voor ons een zegen en geen vloek. Vreemdelingen verdienen gastvrijheid en hulp bij het vinden van een toekomst, ook al kan dat niet in ons eigen land.

God vraagt ons om een andere wereld te scheppen. Gastvrij, zorgend, liefhebbend. In het slot van het Evangelie van Matteüs draagt Jezus zijn leerlingen op iedereen te dopen, tot aan de einden der aarde en tot de aarde voltooid zal zijn. Dan zal God zien dat het goed is. Zo goed wordt deze aarde dat God zelf zijn tenten hier op aarde zal willen opzetten. Dan is er eten voor iedereen, dan zijn oorlogen uitgewoed en weet niemand meer wat oorlog is. Dan zijn alle tranen gedroogd en zal zelfs de zee haar doden teruggeven. Aan die aarde mogen we vandaag nog gaan werken en elke dag opnieuw. Aarzel dus niet, het werk wacht, vat dan aan.

Amen 

Read Full Post »

Lezen: Genesis 13: 2-18

            Matteüs 21:33-43

Gemeente,

Mag je een mop vertellen in de kerk? In het algemeen bepaalt de voorganger wat mag en niet mag en pas achteraf kan er kritiek komen. Die kritiek mag best maar er is een kort Joods verhaal dat ik ooit hoorde van Max Tailleur en dat heel kort weergeeft waar het vandaag in de lezingen uit de Bijbel om gaat. Het ging om 2 vriendjes, Sam en Moos. Op een dag aten ze bij elkaar en aan het eind van de maaltijd bleek dat er nog twee stukken vlees over waren. Een groot stuk en een klein stuk. Kies jij maar eerst zei Sam tegen Moos en Moos pakte het grote stuk, dat is niet eerlijk zei Sam, nu blijf ik zitten met het kleine stuk. Als jij als eerste had mogen kiezen, vroeg Moos, wat had jij dan gekozen? Dan had ik het kleine stuk gekozen zei, Sam nou, zei Moos, dat heb je nu toch ook?

Samen kiezen en hebzucht. Daar gaat het vanmorgen over. Elke dag staan we weer voor keuzes, vaak ook keuzes om te delen met een ander. Het wordt gemakkelijk als we gelijk kunnen delen, als we wegen en meten en dan allebei dezelfde hoeveelheid en dezelfde kwaliteit krijgen. Maar zo gemakkelijk maakt het leven het ons niet altijd.

Abram en Lot hadden dat probleem ook. Ze waren allebei in Egypte terecht gekomen, het land met een godsdienst van de dood, maar daar hoorden ze toch niet. Abram was er zelfs uitgegooid nadat hij de Farao voor de gek had gehouden. Dat soort heersers is altijd uit op het beste en mooiste voor zichzelf. Zo’n koning laat je zelfs doden als hij een oogje op je vrouw heeft laten vallen. Abram had daarom tegen de Farao gezegd dat Sarai zijn zuster was. Dat was niet helemaal een leugen want ze hadden dezelfde vader, maar verschillende moeders maar toch. Die Farao nam geen risico’s en gooide Abram het land uit.

Dan maar weer de woestijn in terug naar dat land Kanaän. Daar woonden ook nog mensen en daar waren zelfs mensen die zich in dorpen en steden hadden gevestigd. Voor veehouders zoals Abram moet dat een vreemde cultuur geweest zijn. Telkens als het gras op was trokken de veehouders verder. De herders leiden het vee naar grazige weiden en zochten rustig water uit om het vee te drinken te geven. De neef van Abram, Lot,  kiest daarom ook voor de vallei langs de rivier waar het water het rustigst is en de grond het vruchtbaarst. Daar waren ook de grootste steden. En zo kon hij in de grote stad wonen en toch veehouder blijven.

Abram blijft in de heuvels waar minder mensen waren.  Daar was ook minder gras en waren er meer rotsen. Voor kenners van Kanaän had Lot de beste keuze gemaakt. Had je maar als eerste moeten kiezen zal hij gedacht hebben, maar zo zat Abram niet in elkaar. Hij gunde zijn neef de voordelen van diens keuze.

De God van Abram belooft aan Abram vervolgens dat hele gebied in de toekomst. Een vreemde belofte. Goden waren goden voor de plaats waar ze waren. Er werd een beeld neergezet en daar woonde die god, voor het gebied rond dat beeld mocht die God zorgen. Abram trok rond, aan een God die streek of plaatsgebonden was had hij niks. Abram bouwde daarom af en toe een altaar maar liet dat altaar ook weer net zo gemakkelijk in de steek. Als hij eenmaal geofferd had hoefde hij niet meer terug naar dat altaar. Dat offeren was een teken dat hij besefte zijn rijkdom gekregen te hebben van zijn God, zijn God hoefde je niet in leven te houden. Voor nomaden een rustgevend idee zo’n God die met je meetrok en je visioenen gaf van een rijke toekomst.

Wij hebben het meer op tijdelijke goden. Hypes noemen we ze ook wel. Goden die beloften doen voor de korte termijn en je rijkdom en welvaart beloven als je maar genoeg aan hen offert. Wie niets heeft te offeren, of te investeren, wordt ook niet door die goden beloont. Zelfs de regering gedraagt zich soms als zo’n tijdelijke god. Tegen de tijd dat er verkiezingen komen geven ze wat extra geld aan de mensen van wie ze denken dat die dan wel op hun zullen gaan stemmen. Beloften op spoedige rijkdom doen het altijd goed.

Die God van Abram, waarvan verteld wordt dat die er al voor het begin van de aarde was, gaat over eerlijk delen, over keuzes maken met respect voor mensen. Abram koos niet voor niets de heuvels waar weinig mensen woonden. Hij viel niemand lastig, stelde zich niet op als concurrent. Als je onze politici hoort dan lijken de armen, de zieken en gehandicapten wel expres zoveel zorgkosten te maken. De zorg voor ouderen, zieken en gehandicapten wordt dan ook een last genoemd, een last die onbetaalbaar lijkt te worden.

Eerlijk delen met de armsten wordt een probleem als je rijk wordt. Het liefst zou je dan een muur rond je bezit bouwen zodat er niemand meer mee kan profiteren van hetgeen jouw bezit aan rijkdom heeft opgebracht.

Daar gaat de gelijkenis over die Jezus van Nazareth aan zijn leerlingen verteld. Dat bezit is echter niet van jou, je hebt het gekregen, je hebt het met een doel gekregen. Dat doel is de mensen er mee helpen die dat nodig hebben. Abram heeft daar weet van, daarom offerde hij aan de God die hem de rijkdom had geschonken. De belofte van zijn God dat hij een groot volk zal worden en dat het hele land ooit van dat volk zal zijn houd hem in de ban.

Lot kan het niet schelen. De mensen moeten immers volgens het geloof in Kanaän werken voor de goden. Dat land is van die goden en mensen moeten zorgen voor goede opbrengsten. Daar leven die goden ook van. Daarom moeten ze geofferd worden, dat houdt ze in leven en als je ze goed weet te onderhouden en gunstig weet te stemmen dan zorgen die goden voor vruchtbaarheid. Het is de Baälsgodsdienst van Kanaän.

De God van Abram hoef je alleen maar te volgen. Die wijst je wegen waarlangs je kunt gaan om te zorgen dat de hele aarde vruchtbaar wordt. De mens is immers aangesteld als heer van de wereld en heeft die wereld gekregen om te bewerken?

Het is duidelijk, je kunt wel doen of je zelf de wijsheid in pacht hebt maar pas aan de vruchten kun je herkennen of het waar is. Jezus van Nazareth citeert in zijn gelijkenis Psalm 118. Over de steen die was weggeworpen maar die tot hoeksteen werd. Voor ons een vreemd beeld maar wie wel eens een muurtje heeft opgezet zonder cement, of op vakantie een muur van natuursteen heeft gezien, zal het misschien snappen. Je hebt dan te maken met de onregelmatigheid van de stenen. Niet alles past. Maar juist op de hoeken kan de meest onregelmatig gevormde steen het best passen en daarmee de belangrijkste steen vormen. En onregelmatig gevormd is die leer van Jezus van Nazareth.

Niet de harde werkers, niet de mooi gekleden, niet de beste praters, niet de best gesneden pakken of de mooiste hoedjes bepalen het koninkrijk van God maar de minsten, de armen, de hoeren en de tollenaars. Wie de blinden en de bedelaars langs de weg ziet, wie de hongerenden voedt en de naakten kleed. Juist in deze dagen van financiële crisis, dagen waarin de positie van de rijksten in de wereld wankelt, juist in deze dagen is de zorg voor de armsten in Afrika van meer dan groot belang. Als we het werkelijk weten op te brengen de welvaart die wij delen ook te delen met de armen in Afrika dan brengen we iets van Koninkrijk van God op aarde.

Nu, in deze dagen, komt het er voor ons op aan. Nu zelfs de meest verstokte aanbidder van de vrije markt en de goden van winst en profijt tot de ontdekking komt dat er in elke samenleving ook iets van samen delen moet zijn. Juist nu zal duidelijk moeten zijn dat delen met de armsten in de wereld voorop moet staan en niet de sluitpost moet worden van de internationale welvaart.

Maar denk niet dat iemand met de eer voor het delen kan wegkomen. Op het moment dat de wijngaard opbrengst gaat vertonen steken de pachters die opbrengst in eigen zak. De heer van wijngaard, de Liefde zelf, wordt buitengesloten. In onze samenleving gebeurt hetzelfde. Zelfs de redding van het financiële systeem dreigt ten goede te komen aan de bazen van de banken en hen nog rijker te maken. Als wij moeten kiezen voor eerlijk delen of ons verschuilen achter een grote muur rond onze Europese Unie waar de grazige weiden zijn en de winsten worden gemaakt, dan kiezen we vaak, misschien wel te vaak, voor het afschermen van de rijkdom die we dan ook nog onze rijkdom noemen.

Waarom dus niet de bonussen voor de top van de banken wereldwijd bestemmen voor microkredieten voor de armsten in de wereld. Zodat ook zij zich kunnen ontwikkelen en niet alleen delen in de welvaart maar er zelfs aan kunnen bijdragen. Want ook in de dagen van financiële crisis blijft de tegenstelling tussen landen waar overgewicht het belangrijkste probleem is en landen waar de honger het belangrijkste probleem is.

Abram protesteerde niet toen de keuze voor hem schijnbaar ongunstig uitpakte, hij vertrouwde op zijn God. Jezus van Nazareth noemt een wereld van eerlijk delen een Koninkrijk van de hemel, het Koninkrijk van God. Op het eind van het verhaal van Matteüs zal hij zijn volgelingen opdragen dat verhaal te gaan vertellen tot aan de einde der aarde, net zo lang tot de aarde voltooid zal zijn. Daar schuilt de belofte dat alleen als we iedereen op deze wereld mee kunnen krijgen de aarde zo mooi zal worden dat God er zelf zal willen wonen. We kunnen er gewoon in onze eigen straat, onze eigen buurt mee beginnen. De armen zijn er altijd heeft Jezus ons gezegd. Maar dat die nieuwe aarde er zal komen staat vast. Aan het werk dus, de velden zijn wit om te oogsten en van wat ons toevalt mogen we dag in dag uit delen.

Amen

Read Full Post »