Feeds:
Berichten
Reacties

Archive for maart, 2015

Lezen: Jeremia 31: 31-34

             Johannes 12: 19-33

We gaan in deze dagen van donker naar licht. Maar dat gaat niet vanzelf, daarvoor moet er iets in onszelf veranderen en vandaag gaan daar de lezingen over. De eerste lezing, uit het boek Jeremia, spreekt van een nieuw verbond dat er moet komen.

Die uitspraak, het is de enige keer dat er in de eerste bijbel over wordt gesproken, heeft tot een heleboel misverstanden geleid. Die oude Hebreeuwse Bijbel, die Jeremia als profeet heeft te verkondigen, had kennelijk afgedaan, die mocht je weggooien, er komt iets nieuws. En toen het verhaal van Jezus van Nazareth zich over het Romeinse Rijk had verspreid  en was opgeschreven zeiden een heleboel mensen dat ze dat nieuwe verbond van Jeremia in hun handen hadden, dat was het nieuw testament en het oude hadden ze niet meer nodig.

De oude kerkvaders, die waren blijven studeren in wat er nu eigenlijk in de Hebreeuwse Bijbel stond en wat daarover in de boeken van de Christenen was geschreven hebben zich hevig verzet tegen de gemakzuchtige opvatting dat we de Bijbel van Jeremia niet meer nodig zouden hebben. Integendeel riepen kerkvaders als Origenes, Terrullianus en Augustinus.

Als we wat willen begrijpen van de woorden van Jeremia over dat nieuwe verbond dan moeten we het eerste verbond goed leren begrijpen.

Jeremia vertelt ons hoe de God van Israël een verbond had gesloten met zijn volk. Het was een verbond geweest zoals Koningen met hun onderdanen sloten in die dagen. De God van Israël zou de God zijn van dat volk en het volk Israël zou die God tot een enig God hebben. De bepalingen van dat verbond, de grenzen en de organisatie, de bedoeling en de uitwerking vinden we in de Tora. Samengevat komt dat verbond er op neer dat men God moest liefhebben boven alles en de naaste als zichzelf. Dat verbond was opgeschreven, De  Tora besloot met de opdracht dat Israël alle ongerechtigheid uit haar midden moest verwijderen.

Die boodschap werd vanaf Jozua door profeten vertelt. Telkens weer moesten profeten het Woord van God aan het volk voorhouden. Telkens weer klonk de oproep de weg te gaan van de Tora. Maar het volk bleef hardnekkig, steeds weer na een periode van gehoorzaamheid ging het volk Israël doen wat de andere volken ook deden, ze liepen andere goden na en maakten van hun eigen godsdienst een dienst van uiterlijk vertoon, als zij hun God maar genoeg offerden dan kregen ze voldoende terug.

Die houding werd uiteindelijk hun ondergang, die houding bracht hen in ballingschap en Jeremia beschrijft de ellende van de ondergang van Israël en het wegvoeren van de ballingen naar een vreemd land waar ze als vreemdelingen zouden moeten leven. Duistere tijden waren aangebroken, ze hadden de weg van de God van Israël verlaten en dus had de God van Israël zijn handen schijnbaar van dat volk afgetrokken.

Toch zag Jeremia een uitweg uit de duisternis, Jeremia voorspelde dat uiteindelijk het recht, de leer van Mozes, de Tora, niet geschreven moet blijven in wetboeken en verdragen zoals in het volk Israel het geval was, maar dat het recht moet wonen in de harten van de mensen. Onrecht moet voor ons onverdraaglijk worden. Lag de nadruk eerst op het bestuderen van de Tora, het uit het hoofd leren van al die regels en gebruiken, de nadruk zou moeten komen te liggen op het spreken van het hart, de nadruk zou moeten komen te liggen op de liefde die in de Tora is terug te vinden.

Jezus van Nazareth pakte de gedachte van Jeremia weer op. In onze dagen wordt vaak gewezen op Jesaja als verklaring  voor het optreden van Jezus van Nazareth, vooral wat Jesaja gezegd heeft over de lijdende knecht des Heren spreekt zeer aan in deze tijd voor Goede Vrijdag, maar Jezus zelf herhaalt vaak de woorden van Jeremia.

Gemeenschappen moeten er gevormd worden, een koninkrijk van God, waar de bewoners recht wordt gedaan, vooral de armen, de weduwen en de wezen, de zieken en gehandicapten. Niet omdat dat recht staat opgeschreven maar omdat je als onderdaan van het Koninkrijk van God niet anders kan. Dat maakte diepe indruk op het volk, zeker omdat Jezus dat in de praktijk bracht, zelfs zijn vriend Lazarus was uit het graf geroepen.

Het hele volk liep achter hem aan. Zelfs Grieken komen Jezus van Nazareth aanbidden. Dat is minder vreemd dan dat het voor ons lijkt. Overal rond de Middellandse Zee was de godsdienst in beweging. Het oude Heidense geloof met de vele goden op de Olympus voldeed niet meer. De Romeinen hadden hun goden gelijk gesteld met die van de Grieken en in de veroverde gebieden bleven de plaatselijke goden gewoon aanbeden worden. Griekse filosofen hadden de gedachte gelanceerd dat al die goden eigenlijk verschijningsvormen of uitingen waren van één goddelijk verschijnsel. En één God in plaats van al die verschillende leek eigenlijk wel zo aantrekkelijk om in te gaan geloven.

De Joden hadden natuurlijk al één God en weigerden elke andere God daarnaast te erkennen. Ze hadden zelfs geen beelden en tempels om die God te aanbidden. Alleen in Jeruzalem was een Tempel waar je heen kon reizen. In alle andere steden waren er synagogen waar leermeesters, de rabbijnen, voorlezingen hielden over de juiste manier om die ene God te eren. Dat leek veel op de Griekse filosofenscholen en zo kwam het dat veel Grieken het Jodendom als geloof omhelsden en zelfs naar Jeruzalem reisden voor de hoge feesten zoals Pesach. Een leraar die je leert dat je je naaste lief moet hebben als jezelf is dan extra aantrekkelijk. Als er dan ook nog verteld wordt dat hij een vriend die dood was uit een grafspelonk wist te roepen en er later maaltijd mee hield dan moet je die leraar wel gaan aanbidden.

We weten overigens niet of deze Grieken ook uit Griekenland kwamen. Grieks was in de dagen van Jezus van Nazareth de algemene spreektaal in het Romeinse Rijk. Het Nieuwe Testament is dan ook in het Grieks geschreven en de schrijvers gebruiken voor het citeren uit de Hebreeuwse Bijbel een Griekse vertaling. In Palestina werd Aramees gesproken, de algemene taal uit het Perzische Rijk waar het volk in Ballingschap was geweest. Mensen die Grieks spraken werden aangeduid als Grieken.

In het Heidense Griekse geloof liepen goden regelmatig over de aarde om zich daar met de mensen te vermaken. Zou die Jezus ook niet zo’n God zijn? Jezus wijst dat af. Hij wil onder geen beding geëerd of vereerd worden. Hij vergelijkt zich liever met een graankorrel. Als straks het graan weer geoogst wordt dan bewonderen we elke aar voor haar rijkdom aan korrels en de voedingskracht waar we brood van mogen bakken.

Maar die ene korrel die dat voortbracht ligt leeg in de aarde en is vergaan. Die graankorrel sterft zodat er honderdvoudig van geleefd kan worden. Dat zal de weg van Jezus van Nazareth zijn en achter hem aan zullen we het kruis moeten opnemen, Zoals die graankorrel moeten we leven. Onze liefde voor de naaste moet volgens Jezus van Nazareth onbaatzuchtig zijn. Niet omdat we zo goed willen zijn moeten we onze naaste liefhebben maar omdat we onszelf liefhebben kunnen we niet anders dan zorgen voor de naaste die het minder heeft. De arme, de weduwe en de wees, de hongerige, de gevangene, de naakte, de verdrukte.

Als die liefde voor de naaste echt in je hart is geschreven dan kun je niet anders dan je helemaal geven. Dan verdwijn je als het ware in het licht dat je op de ander laat schijnen. Dan gaan blinden zien en doven horen staat er dan geschreven. In die beweging zouden we allemaal mee moeten gaan doen. Ergens vertelt Jezus een gelijkenis waarin hij vertelt dat zulk zaad, het zaad van het Koninkrijk wel honderdvoudig zou kunnen opleveren.

Het zou het wonder van de Purmer kunnen worden, liefde die zich als een vuur verbreid over land en stad en elkeen die mee gaat doen met die beweging levert weer honderdvoudig op.

De Bijbel vertelt ons dat dat licht zal opgaan, dat het vast en zeker zal gaan gebeuren. Uiteindelijk zal onze wereld zo mooi worden dat God er zelf zal willen wonen. Alle tranen zullen zijn gedroogd, de dood zal niet meer heersen, zelfs de zee zal haar doden terug geven. We rennen niet meer achter goud en zilver aan, van goud kunnen we dan straatstenen maken.

Als we naar onze wereld kijken, een  wereld vol oorlog, onderdrukking en onrecht dan zal er nog veel moeten gebeuren voor het zover is dat God hier zal willen wonen. Maar het is God zelf die deze schepping zal voltooien, wij mogen er aan meewerken uit dankbaarheid voor het goede dat we nu al kunnen zien. Daarom aan het werk, de oogst moet binnengehaald worden en wij mogen de handen uit de mouwen steken, elke morgen weer opnieuw.

Amen

Advertentie

Read Full Post »

Lezen : Exodus 20: 1-17

             Johannes 2: 13-25

Gemeente,

Dat zal toch even schrikken zijn. Je krijgt een vreemde voorganger, een gast die slechts één keer eerder hier is geweest en prompt worden de 10 geboden gelezen en een verhaal over geweld in de Tempel. En dat op internationale vrouwendag, en dat in de 40 dagen tijd als we ons ingetogen gedragen en mediteren over het lijden in de wereld. We zijn zo vaak met deze verhalen om de oren geslagen dat we nauwelijks nog onbevangen kunnen luisteren naar wat er echt staat. Toch nodig ik u daarvoor uit vanmorgen. Niet dat ik de lezingen zelf gekozen heb. Ze staan op het Oecumenisch leesrooster voor deze zondag, zondag Oculi, de zondag waarop we gedenken dat de Heer ons gezien heeft. Dat heeft kennelijk te maken met die 10 geboden, laten we daarom daar eerst eens naar kijken.

De meeste mensen kennen ze of toch tenminste een aantal er van en of ze nu geloven of niet, bij een kerk horen of niet, dit zijn volgens de meeste mensen toch de grondregels waaraan iedereen zich zou moeten houden. Als je ze goed leest verzucht je overigens vanzelf waarom houden de meeste mensen zich er dan toch niet aan. Misschien omdat het geen geboden zijn waar je je alleen maar te houden hebt. Dat is iets wat we maar weinig horen en nog minder vaak te lezen krijgen.

Toch is dat zo. We spreken in kerken tegenwoordig over de tien woorden. Elk van die spelregels die hier staan is dan een woord. Dat komt van het Hebreeuwse “Dabar” dat woord, zaak of ding betekent, maar zeker geen wet. Dat we niet meer over een wet spreken komt ook door de unieke bron van deze regels en het bijzondere verhaal dat er bij hoort. De bron is de God van Israël. De regels maken deel uit van een verbond dat tussen die God en zijn volk gesloten is. Dat verbond houdt in dat deze God de God van Israël zal zijn en dat het volk Israël het volk van die God zal zijn.

Er was geen land toen die regels werden opgesteld. Alleen een groep ontvluchtte slaven. Drie maanden daarvoor waren ze uit Egypte gevlucht. De meesten van hen waren afstammelingen van het huis van Jacob, zeventig mensen die vanwege een hongersnood naar Egypte waren gevlucht. Daar hadden ze 400 jaar gewoond tot ze een aardig groot volk waren geworden dat door de Egyptenaren tot een slavenvolk was gemaakt.

Omwille van hun afwijkende godsdienst hadden ze eerst gevraagd om in de woestijn hun God te mogen aanbidden maar dat was ze geweigerd. Egypte was echter getroffen door een serie rampen die uiteindelijk aan die God van Israël werden toegeschreven. Toen alle eerstgeborenen waren gestorven hadden ze die slaven het land uitgejaagd. Daar hadden zich Egyptenaren en andere slaven bij aangesloten.

Nu waren ze echt een volk. Een volk onderweg naar een eigen land. Dat eigen land moesten ze op een nieuwe manier inrichten. En dat is dus de eerste functie van deze tekst, zo richt je een samenleving van bevrijde slaven in. Het is dus geen grondwet voor individuen, maar een blauwdruk voor een samenleving van bevrijding. Daarom kan er ook gezegd worden dat afwijking van die blauwdruk ten nadele komt van de kinderen en de kleinkinderen. Voordat je weer iedereen bevrijd hebt van slavernij kan het wel een tijdje duren. Als we om ons heen kijken zien we eigenlijk geen land ter wereld waar deze blauwdruk de grondslag van de samenleving vormt. Geen volk doet het zonder mensen te kunnen doden, veel volken doen dat ook daadwerkelijk, soms te begrijpen, vaak te verwerpen. Maar volgens de Christelijke verhalen is aan alle volken de oproep om hun samenleving in te richten volgens deze grondslagen.

Dat laatste woord uit die 10 woorden blijft overigens toch een heel raar geheel. Vers 17 luister nog maar eens: 17 Zet uw zinnen niet op het huis van een ander, en evenmin op zijn vrouw, op zijn slaaf, zijn slavin, zijn rund of zijn ezel, of wat hem ook maar toebehoort.’

Huis, vrouw, slaaf, slavin, rund of ezel en de rest van zijn eigendom, dat is toch een raar rijtje? Je vrouw is toch geen eigendom? Zo laag staat een vrouw toch niet op de sociale ladder? Vandaag zullen veel vrouwen zeggen dat je dit woord toch maar moet schrappen uit de 10 woorden. Ik zeg dat niet. Ik neem u mee op zoek naar het antwoord op de vraag waarom het er staat zoals het er staat. In de vertaling van de Nieuwe Bijbelvertaling staat “Zet uw zinnen niet op” Vroeger stond hier “Gij zult niet begeren” En begeren gaat over hebben, wat de ander heeft, wil ik ook hebben. En is je partner, vrouw of man, je bezit? Nee dus. Toch heb ik het 42 jaar lang gehad over mijn vrouw. Was zij mijn bezit? Nee dus. De manier waarop dit laatste gebod is geschreven moet je er van bewust maken dat je partner niet je bezit is maar je gelijke. Jezus zegt ergens dat ze één vlees zullen worden, of al zijn.

Op deze manier gelezen inspireert het mensen om in beweging te komen tegen vrouwenhandel, tegen gedwongen prostitutie. Vrouwen zijn geen handelswaar, nooit niet en nergens, in geen enkele vorm, er is nimmer een excuus, zelfs niet het excuus dat een enkele vrouw misschien zou kunnen denken dat ze handelswaar zou willen zijn.

Dat is een hele andere manier van Bijbellezen. Als de tekst niet klopt voor ons gevoel moeten we op zoek naar de boodschap die de tekst ons geeft. Overigens zijn ook die slaaf en die slavin niet zo maar ons bezit. In het boek Exodus staan vlak na de 10 woorden regels die de slaaf en de slavin tot loonslaven maken en de verplichting om ze na verloop van tijd vrij te laten. Daarbij staan ook regels over bezit en hoe je omgaat met elkaar als we schade toebrengen aan het bezit van een ander. De vrouw zoals ze hier staat blijft daar buiten, dat is dus geen bezit, ook niet in het verband van de tien woorden.

De ontdekking daarvan heeft grote gevolgen gehad, een verandering van de samenleving die nog steeds door gaat, vrouwen horen onderwijs te krijgen net als mannen, vrouwen horen voor hetzelfde werk hetzelfde loon te ontvangen als mannen, mannen horen net zoveel voor huishouden en kinderopvoeding te doen als vrouwen en nu is er een campagne gestart om vrouwen net zo vaak in de top van bedrijven te krijgen als mannen. Het zijn geen wetten maar de manier waarop we onze samenleving inrichten. We mogen ons daarbij laten inspireren door de Bijbel.

Ook die Tempelreiniging van Jezus hoort bij dat verhaal over bezit en over mensen die geen bezit kunnen zijn.

Voor de toeschouwers zal het een rare actie geweest zijn. In de geboden uit Deuteronomium stond toch dat je weliswaar een tocht moest maken rond het Pesach feest naar Jeruzalem om daar bij de Tempel een maaltijd te houden met de Priesters, de tempeldienaars, je familie en de armen, en de vreemdelingen maar je hoefde de offerdieren niet van heinde en ver mee te slepen. Je mocht ook een deel van je vee verkopen en van het geld in Jeruzalem de offerdieren kopen. Gelukkig dat daar ook geldwisselaars waren want de kans dat je je eigen vee aan vreemdelingen verkocht was groot, overal uit de wereld vandaan kwam men naar Jeruzalem.

Daar wisselde je je vreemde geld om in Tempelgeld en daar kocht je dan je offerdieren, goedgekeurd door de Priesters van de Tempel, zonder gebrek waren ze.

Waarom dan die ophef en dat geweld? De leerlingen van Jezus van Nazareth beginnen het langzaam door te krijgen. Die Tempel in Jeruzalem was een heel bijzonder godsdienstig gebouw. Wij kennen zulke gebouwen niet meer echt, maar in de dagen van Jezus van Nazareth had iedere stad één of meer tempels waar je goden kon ontmoeten. Prachtige beelden stonden er en deftige priesters namen offers in ontvangst die aan die beelden werden opgedragen.

Dat vond je allemaal niet in die Tempel in Jeruzalem. Daar stond niks, ja een kandelaar en een tafel met brood. En ze vertelden dat achter een gordijn een grote kist stond met stenen platen er in. Op die stenen platen stonden die 10 woorden gebeiteld, samengevat in heb Uw naaste lief als Uzelf. Daar draaide alles om wat er in die Tempel gebeurde.

Jezus van Nazareth had gezien dat die bedoeling was verdwenen. Want als je moest handelen om offerdieren te kopen dan bleef er maar weinig meer over voor de armen. Dan gingen de handel en de winst boven eerlijk delen met elkaar. Dan was er geen verschil meer tussen een gewone markt en de Tempel van die vreemde God zonder beeld. Dan moest zelfs voor het offer van de armen, twee duiven, betaald worden. Daarom werd een zweep gemaakt van touw, touwtjes stond er oorspronkelijk in het Grieks.

Joden die dit verhaal lezen denken dan direct aan de touwtjes aan het gebedskleed, met 163 knopen, net zoveel als er geboden zijn in de Tora. Met die touwtjes, zo mag je denken: met alle geboden uit de leer van Mozes, sloeg Jezus van Nazareth de handelaren de Tempel uit. En toen ze vroegen waar hij het recht vandaan haalde realiseerde hij zich dat we allemaal Tempel van God zijn, in ons allen worden die 10 woorden bewaard, samen gevat in heb Uw naaste lief als Uzelf, opdat we naar die woorden leven, dag  in dag uit, door al onze handel en wandel in het teken te stellen van het delen van wat we hebben met de armsten op aarde.

Want die woorden zijn er niet zomaar. Als we onze wereld inrichten volgens die regels dan wordt de aarde zo mooi dat God er zelf zal willen wonen. Elke dag mogen we om ons heen kijken naar die delen van onze wereld waar nog niet volgens die regels geleefd kan worden. Naar inhalige bankdirecteuren, naar oorlogshitsers, naar haatzaaiers, naar slachtoffers van oorlog, onderdrukking en geweld, naar de mensen die aangewezen zijn op de voedselbanken, naar de mensen die afhankelijk zijn van de zorg en die lijst kan bijna oneindig lang gemaakt worden. Maar elke dag weer mogen we opnieuw beginnen met die 10 woorden die ook ons uit het diensthuis van de slavenhouders hebben geleid. De Geest van die God die een verbond sloot met een volk van slaven is ook met ons.

En we mogen er op vertrouwen dat die dag komt waarop alle tranen gedroogd zullen zijn, wanneer zelfs de zee haar doden teruggeeft en we niet meer achter goud en zilver aan hoeven te hollen, maar wanneer van goud straatstenen kunnen maken. Dan zal zelfs de woestijn bloeien als een roos. Er moet nog veel worden gedaan, er wacht ons dus veel werk, aan de slag dus.

Amen

Orgelspel

 

Read Full Post »