Feeds:
Berichten
Reacties

Archive for juli, 2020

Lezen: Jesaja 40: 12-25

             Matteüs 13: 24-30

Gemeente,

Jesaja schrijft ons dat God helemaal nergens mee te vergelijken is. In zijn tijd werden goden afgebeeld door kundige ambachtslieden. Prachtige kunstwerken konden worden vervaardigd die de goden afbeelden. Alleen een beeld van de God van Israël bestond niet. Jezus van Nazareth, die Gods zoon genoemd zou worden, zou veel later zeggen dat niemand God kon zien als men niet naar Jezus van Nazareth keek. Daarbij ging het dan om wat hij deed en waartoe hij opriep. In het verhaal van Israël over hun verhouding met God ging het om een verbond waarbij God zou zorgen voor dat volk en dat volk hun naaste lief zou hebben als zichzelf. Dat volk bestaat nog steeds. Dat volk ging in ballingschap maar keerde terug naar het land dat hen geschonken was. Daar schrijft deze Jesaja over en dat is voor hem een wonder.

Volken die in ballingschap gaan verdwijnen meestal in de geschiedenis. Soms lastig voor de mensen die de macht hebben, de Oeigoeren in China en de Tartaren op de Krim weten daar alles van. Alleen als ze op elkaar steunen, de zwaksten onder hen weten te helpen en niet de godsdienst overnemen van het land waarheen ze vervoerd zijn dan overleven ze. Wij kunnen dus ook geloven in een God die volgens de natuurwetten en de filosofie niet bestaat. We doen dat door te luisteren naar het verhaal over die God en te doen wat in het verhaal aan mensen wordt gevraagd, je naaste liefhebben als jezelf, ondanks alles. Dat kan ook vandaag weer.

Maar de grootheid van God kan ons ook zeer klein en nietig maken. Een God voor wie de mensen niet meer dan sprinkhanen zijn maakt je zelf onbeduidend. Natuurlijk kan het hoop geven dat ook machthebbers nietig zijn. Maar zou zo’n grote God jouw sores opmerken te midden van het ernstige lijden dat zo veel miljoenen mensen op de aarde overkomt?

Het kan ons dus overkomen, dat onze geest is verdoofd en dat we het even niet meer zien zitten met dat geloof. Dat gebeurt met veel mensen tegenwoordig. En dat gaat soms heel langzaam. Je gaat elke zondag naar de kerk, al jarenlang, maar het werk wordt steeds drukker, je gezin wordt groter en op zaterdag zijn er tal van uiteenlopende bezigheden. Dan komt de dag dat je ook wel eens een keer wil uitslapen. Zomaar een hele morgen op je bed wil blijven liggen. En er zijn toch ook kerkdiensten op radio en tv nietwaar?

Dan blijf je dus een keer thuis. En wat blijkt? Niemand die je mist, niemand die vraagt:  “waar bleef je?”. Als je dat een paar keer is overkomen ga je steeds minder en minder en steeds weer merk je dat niemand je mist, dat niemand zich afvraagt waarom je eigenlijk zo weinig meer komt. Na een tijd is het ritme thuis zo veranderd dat er eigenlijk geen plaats meer is voor de kerkdienst op zondag. Dan ga je alleen nog met kerst, in de nacht omdat dat zo mooi is, soms met Pasen of in de vakantie, uit nieuwsgierigheid.

En de mensen die achterblijven in de kerk maar klagen dat de kerken leeglopen. Soms ontstaat er een discussie over de vraag of die wegblijvers maar geschrapt moeten worden. Allerlei pogingen om ze er weer bij te betrekken mislukken en de schaarse vrijwilligers in de kerk kunnen hun tijd wel beter gebruiken, zorgen bijvoorbeeld voor hen die toch nog komen.

Jezus van Nazareth heeft daar kennelijk toch een ander idee over. Hij wilde graag  duidelijk maken hoe het zit met de komst en de groei van dat Koninkrijk waar hij het steeds over heeft. Je denkt dat je het goede woord hebt verkondigd en dan zie je in een kerk soms ook de prachtige gewaden, de machthebbers, de show en je hoort dat de armen en hun bevrijding verdwijnen achter eigenbelang en eerzucht. Hoe kan dat toch? Dat is het kwade dat altijd het goede zal vergezellen, pas als het Koninkrijk er echt is zal het kwade ten onder gaan. Moet je dan wanhopen en maar ophouden met de vertellen over dat Koninkrijk van eerlijk delen waar de minsten de belangrijksten zijn en er voor iedereen een plaats is? Welnee. Wij mensen maken niet uit wat het kaf en wat het koren is. We weten dat we het kwade moeten bestrijden door het goede te doen en dat geld ook voor het in stand houden van de kerk. De gelijkenis die we vanmorgen gelezen hebben  is daarom op dit moment eigenlijk nog veel actueler. Die van het zaad en het onkruid.

Biologen zeggen dan direct dat onkruid niet bestaat. Alle planten hebben hun doel en bestemming. maar de boer zal zeggen dat dat mooi is, maar als je graan hebt gezaaid dan wil je ook dat er graan groeit en geen distels of papavers of andere struiken. Van graan moet die boer z’n huishouding draaiende houden. Jezus wijst er op dat het voor de boer geen zin heeft om het onkruid er uit te gaan trekken. Lang hebben we gedacht dat we het onkruid wel konden vergiftigen maar daar komen we ook van terug. Uiteindelijk vergiftigen we onszelf daarmee. Laat het onkruid dus maar staan en verwijder het na het maaien. Het verwijderen van onkruid uit de samenleving nu heeft dus geen zin, en straffen moeten we maar aan de rechters overlaten, want dat wat verkeerd is moet benoemd worden en wie verkeerd doet verdient straf.

Het enige wat we kunnen doen is bezig blijven voor een betere samenleving, dus moeten we steeds opnieuw mensen de kans geven opnieuw te beginnen maar dan op de goede weg. Jezus wijst daarbij op het mosterdzaadje, ongeveer het kleinste zaadje dat er is, maar het groeit uit tot een geweldige struik. We hebben daarom ook zelf de keus of we een mosterdzaadje willen zijn, als zuurdesem werken in onze stad, ons land, onze eigen wereld, of dat we onkruid willen zijn dat snel groeit, het grootste en het mooiste wil zijn maar dat het goede verstikt.

En die mensen die weggebleven zijn? We kunnen ook in eigen omgeving vertellen waarom we naar de kerk zijn blijven gaan en wat daar tegenwoordig gebeurd. In deze coronatijd was er een veel grotere belangstelling voor online kerkdiensten dan er gebruikelijk was voor fysieke diensten als deze. Bekend maken waar onze kerkdiensten te zien of te horen zijn is dus ook belangrijk. En ook na een kerkdienst wordt er koffie geschonken, en je ontmoet nog eens iemand. Wij maken niet uit wie er wel of niet bij horen, maar wij mogen wel iedereen uitnodigen om mee te doen.

Amen.

 

Advertentie

Read Full Post »

Lezen: Jesaja 55: 6-13

Matteüs 13: 1-9

Gemeente,

Zo in de zomer kun je aardig in de knoop komen te zitten met je geloof. De wereld ziet er op het eerste gezicht zonnig uit. Regelmatig zijn er warme, ja zelfs hete dagen, waar het goed genieten is van strand, zwembad of zelfs alleen maar de tuin of het picknickpark, en regelmatig regent het ook en weten we hier op het platteland dat dan groente en fruit zullen groeien en rijpen en regen belooft een goede oogst in het najaar. God schenkt ons een aarde waar we dankbaar voor zijn. Er zijn geen soldaten die ons land leegroven, er wordt geen geweld tegen onze gewassen gebruikt. Waarom zouden we dat eigenlijk niet altijd hebben en waarom hebben ze dat niet over heel de wereld?

Als we de Bijbel op ons in laten werken zou de manier van leven waar wij zo veel voordeel van hebben toch al heel lang gemeen goed moeten zijn. Neem nu het gedeelte dat we vanmorgen uit het boek van de profeet Jesaja hebben horen lezen. Dat boek is door verschillende mensen geschreven en omspant bijna twee eeuwen, maar die eeuwen zijn al zo verschrikkelijk lang geleden dat het voor ons één en dezelfde gebeurtenis lijkt, de ballingschap. Die wordt van begin tot eind beschreven. Dat volk Israël had in de woestijn een stel handige leefregels gekregen, van je moet niet doden, niet liegen en niet stelen en door je naaste lief te hebben als jezelf kon je de God van Israël liefhebben boven alles. Toch waren ze zo stom geweest andere goden na te lopen. Goden van vruchtbaarheid, goden die je eerst zelf moest maken en dan versieren met goud en zilver, goden aan wie je kostbare offers moest brengen tot aan je kinderen toe.

Dat het dan mis gaat weten we inmiddels. Wie zichzelf uitnemender acht dan alle anderen komt uiteindelijk van een koude kermis thuis, of je nu nazi bent die de führer achterna loopt of leninistisch marxist die gehoorzaamt aan de arbeiderselite die de partij bestuurt, het loopt verkeerd met je af. Dat was ook met het volk Israël gebeurd. Maar toen ze in de ballingschap weer naar de God van Israël gingen luisteren mochten ze uiteindelijk terug. Mochten ze ook laten zien dat ze er van hadden geleerd. De profeten uit de school van Jesaja letten er op dat de weg van de God van Israël duidelijk bleef.

Als een marktkoopman spreekt de profeet de juist teruggekeerde ballingen toe. En als ze naar de Tempel zijn gegaan zijn ze op het goede adres. Door de woestijn hebben ze de reis gemaakt van het ballingsoord naar Jeruzalem waar ze de Tempel weer op moeten bouwen en de stad opnieuw van muren moeten voorzien. En in de Tempel, zelfs in de ruïne die is overgebleven, gelden de richtlijnen die het volk ooit bij de verlossing uit de slavernij in de Woestijn heeft ontvangen. Daar houdt men een maaltijd met de familie, de dienaren van de Tempel, de armen en de vreemdelingen die voor je werken. Daar is dus water en brood te krijgen voor niks, daar is een feest gaande van samen delen.

Natuurlijk kan er ook in religieuze zaken worden gehandeld. Natuurlijk zal een plotselinge stijging van de vraag de prijs kunnen laten stijgen. We kenden dat bij evenementen en een zomerse toestroom van extra gasten, dan gaan de prijzen van voedsel en drank omhoog. Ook de terugkeer van ballingen zal het in zich gehad hebben de voedselprijzen te laten stijgen. Maar juist die rare bijzondere godsdienst rond de Tempel in Jeruzalem maakt dat daar niet het maken van winst voorop staat maar het zorgen voor elkaar. Al dat maken van winst en profijt dat voedt niet.

Bij een nieuw begin van een samenleving is samen delen de eerste voorwaarde. Daarom moet eerst de Heer gezocht worden. Want voor die samenleving is dat nieuwe eeuwig durende verbond nodig. Die samenleving wordt geregeerd zoals David regeerde, in vrede en met gerechtigheid. Zo moet de hele wereld geregeerd worden. Daar komen dan zelfs vreemde volken op af. Zo mag je iedereen oproepen mee te gaan doen met de samenleving van de God van Israël. De goddeloze en de onrechtvaardige moeten er toe gebracht worden af te zien van hun goddeloosheid en hun snode plannen. Doen ze mee? Dan zijn ze welkom.

De Weg van de God van Israël is niet de gewone weg. De gewone weg is een weg van geweld en van winst en profijt. Een weg met slavernij en onderdrukking. De Weg van de God van Israël is zorgen voor elkaar en het neuriën vanmorgen is al een heel klein teken van die zorg.

Daarom mag je er op vertrouwen met heel je leven. Het zijn geen loze woorden, het gaat niet om de winst van een ander, het gaat om jouw eten en drinken, en dat van de armsten en de minsten onder ons.

Hoe komt dat toch, dat kan toch niet alleen liggen aan mensen die zich uitnemender achten dan een ander. Houden van een ander als van jezelf kun je eigenlijk alleen maar als je dat samen doet. In de woestijn werd het volk Israël ook echt een volk, een volk dat voor elkaar in stond.

Maar hoe krijg je het in die stomme koppen dat je van anderen moet houden als van jezelf.  Dat het in het Koninkrijk met de regels voor de menselijke samenleving niet gaat om wie de eerste, de beste, de knapste, de sterkste of de rijkste is. Je legt het geduldig uit. Jezus gebruikt hele knappe voorbeelden. Gelijkenissen zijn die gaan heten. Maar hoe komt het toch dat als je dag in dag uit, jaar in jaar uit het meest voor hand liggende vertelt het toch niet altijd over komt. Niet altijd want soms, heel soms, willen mensen het best geloven zoals er in onze dagen voor elkaar wordt gezorgd en om elkaar wordt gedacht.

.Je kunt het wel horen, en misschien ook wel begrijpen maar er zijn nu eenmaal machtigen en rijken die er belang bij hebben de boodschap te verdraaien en twijfel te zaaien. Als het leven zo eenvoudig was dan was het een wanorde zeggen ze, de wetten zijn te ingewikkeld voor gewone mensen zeggen ze, de verdeling tussen arm en rijk kan nu eenmaal niet anders, zeggen ze, vrede moet met geweld afgedwongen worden, zeggen ze, we moeten bang zijn voor elkaar, zeggen ze. En steeds weer zijn er mensen die er intrappen. Jezus van Nazareth noemt mensen die hier intrappen dom, het leven in het Koninkrijk laten ze zich ontstelen.

In het verhaal over de discipelen die graan malen op de Sabbat wordt dat duidelijk. In de wetboeken van het volk stonden twee wetten. De eerste is dat je op de Sabbat niet mag werken, jij niet, je slaven niet en zelfs je vee niet. Maar er is ook een regel over de oogst. Die zegt dat je het graan aan de randen van de akkers moet laten staan voor de armen, voor de hongerigen. En nergens staat dat je op de Sabbat honger moet lijden. In de woestijn kreeg het volk op de dag voor de Sabbat twee maal manna, als je op andere dagen voor twee maal verzamelde dan bedierf dat extra manna.

Die honger is een sleutel. Jezus wijst er op dat David het brood vroeg dat in de Tabernakel voor God op tafel stond en waar anders niemand meer van mocht eten. En dan die farizeeën die zich zo beriepen op de wet, de priesters onder hen die werkten op de Sabbat toch ook gewoon in de Tempel? En dat werk mocht eigenlijk ook niet maar het kon nu eenmaal niet anders. De leerlingen van Jezus waren arm en hadden honger. Ze maakten zich op om de armen de blijde boodschap te brengen. Ze waren niet anders als David of als de priesters in de Tempel. Ze waren mensen van God.

Zo mogen ook wij zorgen voor elkaar. Niemand hoort slaaf te zijn van wat voor werk dan ook. Daarom horen we als volk één dag in de week samen vrij te zijn. Dat neemt niet weg dat op die vrije dag, de zondag bij ons, veel mensen werken om voor een ander te zorgen. Dat mag best, dat kan namelijk niet anders. Want de zondag ontslaat ook ons niet voor anderen te zorgen, de zieken te verzorgen, de ouderen te bezoeken en de hongerigen eten te geven.

Amen

Read Full Post »