Feeds:
Berichten
Reacties

Archive for augustus, 2017

lezen: Jesaja 51: 1-6

            Matteüs 16: 21-27

Gemeente

De grenzen over wat goed is en wat slecht is worden vandaag schijnbaar scherp getrokken. We moeten alles kunnen zeggen, maar echt alles brengt soms verwarring, in de Bijbel heet die verwarring dan diabolos, vertaald als Satan of Duivel. En verwarrend zijn de verhalen uit de Bijbel soms. Die diabolos is geen persoon waar we in moeten geloven, die verwarring is een gevolg van ons handelen. In de lezingen van vandaag veranderd Simon van een rots, een Petrus, in een verwarrer, een diabolos, een Satan. Voor sommigen die nauwkeurig de Bijbel lezen is ook Jesaja een profeet die verwarring brengt.

Want wie zingt er nu over een oord van vreugde en gejuich als je meest geliefde stad veranderd is in een ruïne. Als er niets over is dan puinhopen. En dan niet zo maar een stad, een stad als alle andere waar jij toevallig van houdt, maar de stad van de berg Sion, waar de Tempel is gebouwd, waar de Thora van God, werd bewaard. Het is Jesaja de profeet die dat doet. In de Heidense manier van geloven had de God van Israël verloren, was zijn macht op aarde uitgeteld. Zijn volk was weer in Ur der Chaldeeën onder de hoede van de goden van Babel.

Maar Jesaja begint het verhaal van Israël weer opnieuw te vertellen. Over Abram en Sarai, die Abraham en Sara werden onder de terebinten van Mamré, die pas op hoge leeftijd begonnen met het stichten van het volk dat uit zou groeien tot het volk Israël.

De verwarring slaat toe. Het is dus niet over? Het kan opnieuw beginnen? De hulp van God die nodig is voor de bevrijding uit de ballingschap is nabij? Jesaja hoeft de verhalen niet te vertellen, als de Thora uitgegaan is van de God van Israël dan ging daar ook de bevrijding uit de slavernij van Egypte aan vooraf. Zou de God van Israël opnieuw beginnen? En dan begint er vast iemand een Psalm te zingen, die Psalm waarmee we onze kerkdiensten zo vaak beginnen, Hij laat nooit varen het werk dat zijn hand begon.

Het is de herinnering aan het Jeruzalem van voor de verwoesting en de invloed van de Thora die maakt dat je je met Jesaja toch, door alle verwoesting en ellende heen, toch vrolijk kan voelen. Want niet de vijand die de verwoesting veroorzaakte is de baas, niet die vijand is de Heer van de wereld, niet hij is jouw Heer, maar de Heer waar de Thora van uitging is de baas. En die Thora was immers de Liefde, en die Heer was immers de Liefde. En uiteindelijk overwint de Liefde. Daar is je hele leven op ingesteld. Daar richt je je daden op, daar vertrouw je op, dag in dag uit. Die overtuiging, die houding maakt dat je niet bang hoeft te zijn voor de hoon van mensen, dat je je niet hoeft te storen aan hun spot.

Want is het verzet tegen bijvoorbeeld het haat zaaien tegen de Islam en haar aanhangers niet ingegeven door de Liefde voor mensen en het verlangen naar een samenleving waaraan iedereen mee kan doen, zonder angst, zonder zich ingeperkt te hoeven voelen, zonder dat iemand cultuur of eigen overtuiging hoeft op te geven. Mensen die tegen het haat zaaien zijn willen een vreedzame samenleving. Niet alleen hier maar overal in de wereld. En dan slaat de verwarring weer toe.

Want moeten wij nu ook de broeders van de Islamitische staat liefhebben? Die vrouwen als gebruiksvoorwerp beschouwen, van wie wordt gezegd dat ze de vrouwen van hun vijanden verkopen als vee, en iedereen die hun geloof niet wil delen doden? In onze geschiedenis was het Karel de Grote die het Christendom zo bracht aan de Germanen, wie zich niet wilde laten dopen werd gedood, we zijn Keizer Karel toch de Grote blijven noemen en misschien dat de Islamitische Staat IS er voor nodig was om onze houding tegenover de kerstening van ons land te herzien.

Want ons is de vrede van God voorgehouden. Jesaja zal een Heidense koning, koning Cyrus begroeten als Messias als die de Judeeërs, de ballingen, opdracht geeft Jeruzalem en haar Tempel weer op te bouwen, daar komt geen geweld aan te pas. Jeruzalem zal dan een oord zijn van vreugde en gejuich.

Ook Jezus van Nazareth hield zijn leerlingen een Koninkrijk van recht en vrede voor, ook dat zou een oord zijn van vreugde en gejuich. Maar net als in de dagen van Jesaja was er in de wereld van Jezus van Nazareth geen spoor te bekennen van de komst van een dergelijk Koninkrijk. Integendeel, het volk Israël leed onder een wrede bezetting waar ook de uitoefening van de godsdienst voortdurend bedreigd werd. Zware belastingen, het kopgeld, maakten de armen steeds armer, de tol die onderweg geheven werd remde de handel af. In een dergelijke samenleving reisde Jezus met zijn leerlingen rond, iedereen trok achter hem aan staat er dan.

Simon de zoon van Jonas had een bijnaam. Jona betekende duif en boodschapper, maar was de zoon van de duif ook zo zachtmoedig?. Simon was visser dus sterk, hij was rechtlijnig, zoals vissers ook vandaag de dag nog rechtlijnig kunnen zijn. Zijn bijnaam was dan ook rots, Petrus. Maar de combinatie van rechtlijnig en godsdienst brengt splitsingen en wonderlijke ideeën. Die hoeven overigens niet altijd verkeerd te zijn maar je moet wel oppassen. In het stuk dat we vanmorgen hebben gelezen heeft onze Simon Petrus het ineens door. Die Jezus van Nazareth met zijn onvoorwaardelijke liefde voor de mensen en zijn boodschap van heb je naaste lief als jezelf die kan de hele wereld bevrijden. Zo zal de God van de Thora, zijn zoon gezien willen hebben.

Die zoon lijkt het meest van ons allemaal op God, die God immers zag dat het goed was. Als je op die manier met elkaar omgaat heeft ook de dood geen invloed meer op je beslissingen en kan die de gemeenschap die je vormt niet meer omverwerpen. Dat is nauwelijks te geloven en Simon, bijgenaamd Petrus, zal dat geloof ook niet lang volhouden, ook daar gaan we nog van kunnen leren

In die nieuwe wereld past dus geen geweld. Het gebod van Gij zult niet doden is niet een gebod voor een individu, al zullen we ons er ook individueel aan moeten houden, maar is een gebod voor een volk. Als er al strijd werd geleverd door het volk in de Woestijn was dat een strijd als instrument voor de God van Israël. Daarom hief Mozes zijn handen omhoog tijdens de strijd en als hij ze liet zakken dan verzwakte het leger van Israël.

Jezus probeerde zijn leerlingen duidelijk te maken dat hij zou moeten lijden. Dat bracht in elk geval Petrus in verwarring. Dat toch nooit. Een geweldige leraar, de zoon van de allerhoogste God, lever je toch niet over aan de Heidenen om te lijden en gedood te worden? God en alle engelen zouden dat verhoeden en tot dat leger zou je als volgeling van Jezus willen behoren.

Het is de manier van denken waar we altijd tegenop lopen. Het is de manier van denken van Karel de Grote en van de Islamitische Staat, wie niet voor mij is, is tegen mij en dan citeer je dus gewoon de Bijbel, maar er staat ook dat allen die het zwaard opnemen door het zwaard zullen vergaan. De oorlogen die in de wereld woeden zijn voor ons te groot, we horen ze en we horen hun geruchten want als er een vliegtuig neerstort met onschuldige reizigers dan komt het geluid van de oorlog schrijnend dichtbij.

Maar we hebben schaduwen van die oorlog ook in onze steden en in onze wijken. Daar wonen jongeren die steeds meer uitgesloten raken van onze samenleving, die steeds minder kansen op werk en vooruitgang hebben. De jeugdwerkloosheid is onder allochtone jongeren het allergrootst. En allochtone jongeren zijn jongeren die hier zijn geboren, soms net als hun ouders en alleen hun grootouders werden in de jaren 60 van de vorige eeuw in een ander land geworven om hier het tekort aan arbeidskrachten op te lossen.

Ze krijgen pas een identiteit die meetelt als ze bij extreme of fundamentalistische groepen aansluiting vinden, daar hebben zij gelijk en heeft iedereen anders ongelijk. Maar moeten wij ze dan met geweld begroeten? Ze eindelijk zien staan door de ogen van de mobiele eenheid? Sommige politici proberen ons in verwarring te brengen door voortdurend te wijzen op dat waar we het niet mee eens zijn. Maar met Jezus mogen wij roepen ga van ons verwarrers, geweld is niet en nooit een oplossing voor problemen. We zullen moeten werken aan hun toekomst, hoe moeilijk dat ook is.

Daarom moeten we voortdurend de visioenen van profeten als Jesaja voor ogen houden. Moeten we voortdurend blijven geloven in de belofte van Jezus van Nazareth dat zijn Koninkrijk zal komen. Dat zijn koninkrijk voor het grijpen ligt, dat Koninkrijk waar alle tranen gedroogd zullen zijn, waar de dood niet meer heerst en dat zo mooi zal zijn dat God zelf op deze aarde zal willen wonen. Daarvoor zullen wij het kruis van Jezus achter hem moeten opnemen. Elke dag mogen we dat opnieuw doen, werkend aan de komst van zijn Rijk, ook vandaag, ook de komende week, aarzel dus niet maar sla de hand aan de ploeg.

Amen

 

Advertentie

Read Full Post »

Lezen: Jesaja 56: 1-7

             Matteüs 15: 21-28

Gemeente,

Vandaag gaat het over vreemdelingen, een uiterst actueel onderwerp, we worden doodgegooid met de discussie over vreemdelingen, de kranten staan er vol van, we zien het elke avond op de TV. Maar die discussie over vreemdelingen, over integratiebeleid, is een politieke discussie, die gaat over het bestuur van de stad, over welke regels er in onze stad zouden moeten gelden. In het Grieks heet een stad een polis en dat wat het bestuur van de polis aangaat heet politiek. Daar hebben we het in de kerk niet over.

Voor ons gaat het niet over een stad maar over heel de aarde. En als we het hebben over een stad dan hebben we het eigenlijk altijd alleen over Jeruzalem als voorbeeld voor heel de aarde. In Jeruzalem was immers de Tempel van de God van Israël, daar werden de richtlijnen bewaard waar alle volken van de aarde zich naar zouden moeten richten. Bij de vraag hoe wij onze stad, onze steden en dorpen, ons land, zouden moeten besturen zouden we dus moeten kijken naar de richtingwijzers die de God van Israël voor ons heeft uitgezet, dat zijn voor ons de regels om een betere samenleving te maken.

In het gedeelte dat we vandaag gelezen hebben uit het boek van de profeet Jesaja komt dat duidelijk tot uiting. Dat boek van de profeet Jesaja is een bijzonder boek. Het gaat namelijk over drie verschillende perioden in de geschiedenis van het volk Israël. Het derde gedeelte begint op de plaats die we vanmorgen gelezen hebben. “Handel rechtvaardig, handhaaf het recht”. Dat is het eerste dat de teruggekeerde ballingen te horen krijgen van de profeet. En die ballingen weten dus ook nog heel goed hoe het is om vreemdeling te zijn, hoe het is om te maken te krijgen met vreemde godsdiensten, met vreemde culturen en gewoonten, met vreemde machten.

Jesaja zet hierbij de Sabbat centraal. God zelf brengt ons zijn gerechtigheid nabij, wij horen hier toekomst in, maar in het Hebreeuws staat er eigenlijk dat God er voor zorgt dat zijn gerechtigheid voor ons voor de hand ligt, het is niet in de hemel of aan de andere kant van de zee, maar het is voor ons onder handbereik.

Maar waarom dan beginnen met de Sabbat en daarbij dan die vreemdeling noemen die de Sabbat onderhoud? Om dat te begrijpen moeten we iets weten over de positie die de vreemdeling in het verhaal van Israël inneemt. Je hebt natuurlijk de andere volken,. In het verhaal zijn dat over het algemeen broedervolken. Die andere volken worden altijd opgeroepen de aarde te delen met het volk Israël. Maar het gaat hier niet om de vreemde volken maar om de individuele vreemdeling.

En de Bijbel twee soorten vreemdelingen. Er zijn de vreemdelingen die te gast zijn, die voorbij komen, handeldrijvers, reizigers, vertegenwoordigers van een regering of rovers en bezetters. Maar er zijn ook vreemdelingen die komen om te werken, die bij het volk komen wonen, in de praktijk waren dat soms ook wel slaven en slavinnen.. Zij zijn mede afhankelijk van het handelen door het volk, wel of niet volgens de goddelijke richtlijnen. Dat zijn ook de mensen die afhankelijk zijn van de Sabbat. Op de Sabbat ben je namelijk bevrijd van de slavernij van het werk.

Dat is ook vandaag de reden dat vanuit de kerken opgeroepen blijft worden om één dag in de week iedereen vrij te geven van het werk zodat je als volk samen kunt leven bevrijdt van de slavernij van de economie en van het werk. Vrij dus voor iedereen op dezelfde dag zodat je die bevrijding ook echt samen kunt vieren. Zorg is natuurlijk nodig en ook de landbouwer zal zorg moeten hebben voor het vee, maar dat wat gedaan wordt uit plicht en voor winst en niet uit liefde en zorg zou achterwege gelaten moeten worden. Dat doe je samen, dat doe je niet alleen als gelovigen, niet omdat je gelovig bent, maar dat doe je samen, omdat je geeft om alle mensen, omdat alle mensen tot hun recht moeten komen.

Dat geldt zelfs voor mensen die buiten de samenleving zijn geplaatst, door de profeet worden eunuchen genoemd, zij die niet kunnen zorgen voor het voortbestaan van het volk, ook zij horen er bij, ook voor hen is een plaats in het volk, ook zij moeten tot hun recht komen, ook zij moeten bevrijd worden van de slavernij.

Als je zo met vreemdelingen omgaat, zegt Jesaja, dan gaat er een licht op voor alle volken. Dan wenden alle volken zich tot Jeruzalem, dan is de Tempel een huis van gebed voor alle volken. In onze kerken wordt vaak gelezen dat die vreemdelingen zich met God verbonden moeten hebben, die vreemdelingen moeten zich bekeerd hebben, het zou dus alleen voor gelovige vreemdelingen gelden. Maar dat staat er niet. Verbonden met God is verbonden met het volk van Israël, bijwoner geworden zijn.

Ook in de dagen van Jezus van Nazareth was er de neiging om een dergelijke beperkte uitleg van de schrift te volgen. Jezus van Nazareth liep steeds tegen de Farizeeën op die een dergelijke nauwe en beperkte uitleg van de schrift nastreefden. Maar als Jezus van Nazareth zich steeds tegen een te nauwe uitleg van de schrift verzette, hoe moeten we dan het verhaal plaatsen dat we vanmorgen uit het Evangelie naar Matteüs hebben gelezen? Het gaat in dat verhaal om een moeder die hulp vraagt voor een zieke dochter. En op zo’n vraag kun je toch geen nee zeggen is ons gevoel altijd.

Ik heb in de hulpverlening geleerd dat zo maar op elke vraag ingaan niet altijd de juiste hulpverlening is. Ook in dit verhaal wordt niet direct ingegaan op de vraag van de moeder. Er zijn allerlei manieren om mensen te helpen. Je kunt mensen negeren. Soms helpt dat. Uit onderzoek naar mensen die op een wachtlijst bij de Geestelijke Gezondheidszorg stonden bleek dat een flink deel van die mensen zonder verdere hulp al genas.

Je kunt ook mensen helpen om er maar vanaf te zijn. Zoals leerlingen van Jezus in het  verhaal van vandaag proberen, zo van ze roept zo hard, dat staat kennelijk lelijk, dat trekt maar ongewenste aandacht. We zien die vorm van hulpverlening nog wel eens bij politici. Dan moeten ineens alle zwervers geholpen worden. Niet met hun probleem, dat kan nog heel verschillend en ingewikkeld zijn, maar met hun gezwerf, geen gezicht, dus, dronken vervuilde in lompen geklede mannen en vrouwen in het centrum van de stad: dus of naar een inrichting of naar een deel van de stad waar ze niet worden gezien.

Het is natuurlijk altijd goed om je af te vragen wat helpen in een bepaalde situatie echt betekent. Help je iemand door alles over te nemen, of help je iemand door te laten zien dat die het zelf ook kan oplossen? In dit verhaal schreeuwt de vrouw het uit, help mij, mijn dochter is gek geworden. Het woord roepen is hier echt veel te zwak vertaald. Het is een schreeuw om hulp voor haar dochter. Ze gebruikt daarbij de woorden die ook de leerlingen gebruiken om Jezus van Nazareth aan te spreken, “Heer” en “Zoon van David”, voor een Heidense niet zonder betekenis.

Hoe wordt er nu op ingegaan op de schreeuw om hulp? Vaak krijgen we het beeld dat Jezus van Nazareth haar eigenlijk afwijst. Maar het zijn, volgens de vertaling, de leerlingen die de Heer vragen haar weg te sturen omdat ze zo hard schreeuwt. Dat is tenminste zoals het vanouds wordt vertaald. Als je het Grieks goed leest dan zou er ook kunnen staan dat de leerlingen de Heer vragen haar te bevrijden en dat zou een ander licht op de zaak werpen.

Hoe het ook zij, het is niet Jezus van Nazareth die haar wegstuurt maar die met haar in gesprek gaat, met een vrouw, een Kanaänitische.

Matteüs schreef zijn Evangelie voor vrome Joden, van die Joden die vonden dat vrouwen niet mee naar de Synagoge hoefden, omdat zij van nature de Wet al kenden, , van die Joden die in elk geval geen enkele omgang wilden met Heidenen, dat zijn honden. Aan die lezers brengt Matteüs zijn boodschap. Die anders gelovigen zijn volgens zijn lezers gevaarlijk, die zijn besmettelijk, voor je het weet loop je vreemde goden achterna, ben je onrein in de zin van de Wet.

We horen op verschillende plaatsen in het Nieuwe Testament de discussies ook oplaaien als Jezus van Nazareth weer eens meer let op de mensen dan op de afkomst. En wij herkennen het op die manier praten over vreemdelingen: angst moeten we er voor hebben, hun geloof is gevaarlijk. Jezus van Nazareth gaat ons voor in het gesprek met de vreemdelingen. En de vrouw uit Kanaän laat ons zien waar het in ons geloof eigenlijk om gaat. De honden eten toch de kruimels die van de tafel vallen? En als honden meedelen in de rijkdom en de overvloed, zou een bezorgde moeder dat dan niet mogen?

Het herkennen van dat delen als het hart van het geloof van Israël is voldoende voor Jezus van Nazareth. Dat kun je pas herkennen als God dat zelf in je hart hebt gelegd en daar kan niets en niemand tegenop. En wat dan? Wat de dochter mankeert blijft buiten het verhaal. Ze was genezen omdat haar moeder wilde dat ze genas.

De inzet van ouders voor hun kinderen kan groot zijn. Dat betekent niet dat ongeneeslijk zieke kinderen genezen als hun ouders maar genoeg van ze houden, of genoeg in de Here Jezus geloven, integendeel. Kinderen die ongeneeslijk ziek zijn genezen niet, hoezeer hun ouders ook van ze houden, maar die liefde maakt wel dat de kwaliteit van leven omhoog kan gaan.

Wetenschappelijk onderzoek, voorzieningen voor zieken en gehandicapten, instellingen en ziekenhuizen, het is er vaak door de inzet van zulke ouders gekomen. Die ouders gaan niet alleen door het stof voor hun eigen kind, maar voor alle kinderen. Alleen onvoorwaardelijke liefde voor mensen helpt echt, maar voor iedereen die hulp nodig heeft geldt: hulp vragen is eigenlijk heel gewoon, ook dat mogen wel wat vaker laten merken in onze eigen omgeving.

Zo wordt er recht gedaan aan mensen. En dat is ook het antwoord van Jezus van Nazareth, als je gelooft dat in de manier waarop Israël leeft recht gedaan moet worden aan mensen, als je gelooft in de bevrijding van de slavernij, slavernij van ziekte, slavernij van de economie, dan wordt je recht gedaan, dan genees je, want dan krijg je de plaats in de samenleving die je toekomt.

Dat betekent niet dat lichamelijke kwalen zomaar over gaan, mijn medicijnen en de elektromotor die mijn hart op gang houdt kan ik niet missen, maar je krijgt wel weer zicht op wat je als mens voor medemensen kunt betekenen en daar gaat het in het verhaal van de God van Israël en de mensen om.

En wat leren we nu van dit alles voor ons leven van alledag? De eerste brief van Petrus noemt ons allemaal vreemdelingen, we handelen immers niet als al die ongelovigen in de wereld? Voor ons zijn we zelf dus in elk geval gelijk aan al die vreemdelingen, aan die asielzoekers, die vluchtelingen, die Marokkaanse arbeiders, die Roemenen en Polen die bij de oogst komen helpen. En wat gij niet wilt dat u geschiedt, doet dat ook een ander niet. Wij zijn van het volk dat de naaste lief heeft als zichzelf, dat zelfs hoorde van het liefhebben van vijanden.

Dat betekent niet dat we alles goed moeten vinden, maar leert ook dat het oordeel over mensen niet aan ons is, dat we het onkruid samen met het graan moeten laten opgroeien, dat we het kwaad dus moeten benoemen maar mensen de gelegenheid moeten geven zich te bekeren, te veranderen. En we leren dat helpen van wie dan ook niet vanzelf hoeft te gaan, dat mensen helpen zelf zoutend zout te worden, zelf verantwoordelijk te zijn uiteindelijk het beste is.

Vanmorgen leren we ook dat we voor niets en niemand bang hoeven te zijn, niets of niemand, geen kracht of macht houd ons immers af van de liefde van Christus. En met die liefde mogen we leven, dag in dag uit.

Amen.

Read Full Post »

Lezen:  Jona 2: 2-11

              Matteüs 14:22-33

Gemeente

In Israël was het water van de zee bijna gelijk aan een graf. Je kon er maar beter bij wegblijven. Dat de profeet Jona zich in zee liet werpen om de bemanning van het schip te redden is net zoiets als vragen levend begraven te worden. Maar Jona gaat niet direct dood, hij wordt verslonden door een grote vis. Ook in de zee heeft God leven gegeven. Eenmaal in de vis zingt Jona een Psalm en die hebben we vanmorgen gelezen. Een Psalm als een gebed.

Wie gaat er nu nog vanuit het graf bidden? Je zou toch willen dat je God je dat graf bespaard had? Die Jona had dat graf natuurlijk geheel aan zichzelf te wijten. Hij was immers precies de andere kant opgegaan dan God hem had opgedragen? Eigen schuld, dikke bult! Maar zo werkt het in de Bijbel niet. Juist in het graf wordt er tot God gebeden. Dan heb je de Liefde van God het meest nodig en mag je die ook het best in herinnering brengen.

De Zuid Amerikaanse dichter Ernesto Cardenal zong in het heetst van de dictatuur die hem onderdrukte nog eens psalm 130: “Uit de diepten, o Heer roep ik tot U, ’s nachts roep ik in mijn cel -in het concentratiekamp- in de folterkamer – in het uur van de duisternis- het uur der ondervraging, hoor mijn stem, mijn S.O.S.” Ook Jona zingt dus een psalm in zijn graf, waar een zekere dood hem zou moeten wachten. Ernesto Cardenal wist in zijn psalm 130 steeds te zingen :”Maar de Heer is de bevrijding, Hij is de vrijheid van Israël” Zo zingt ook Jona van de Heer voor wie de dood niet het laatste woord is. Ernesto Cardenal zong niet over de bevrijding van zichzelf maar over de bevrijding van zijn volk.

Jona zingt over de Tempel van de Heer, de Tempel waar de goddelijke richtlijn werd bewaard van heb Uw naaste lief als Uzelf. In die liefde, in die richtlijn schuilt de bevrijding van onderdrukking en geweld. Het verhaal van de Liefde voor de naaste staat immers los van je eigen lot. Wij hebben dat geleerd van Jezus van Nazareth die de liefde van God zover durfde doorleven dat zelfs zijn dood aan het kruis daar geen invloed meer op kon hebben.

Daarom mogen wij in het diepst van de duisternis zingen. Zingen van bevrijding, zingen van rechtvaardigheid. In de geschiedenis is dat zeer duidelijk begrepen door de zwarte slaven in het zuiden van de Verenigde Staten. Zij hadden gehoord van de God van Abraham Izaak en Jacob en van Jezus van Nazareth en zij begonnen te zingen van het leed dat Israël was aangedaan, van het leed dat Jezus van Nazareth had moeten ondergaan, maar ook van hun eigen leed en hun verwachting van bevrijding.

Het “We shall overcome” is waarheid geworden, de slavernij werd afgeschaft, de discriminatie bestreden en de eerste zwarte president van de Verenigde Staten behoort inmiddels tot de geschiedenis. Het zingen vanuit het graf van de slavernij heeft daar een belangrijke bijdrage aan geleverd.

Zo zongen Nederlandse studenten het “God zegen Afrika, Ngosi Sigelele” het verboden volkslied van Zuid Afrika tijdens de apartheid, zo werd het “Free Nelson Mandela” een hit over de hele wereld, een roep die onweerstaanbaar werd. Zo mogen we zingen met Jona, wetende dat op bevel van God het graf, voor Jona de vis, de verdrukte en vernederde zal uitspuwen. Dat uitspuwen betekent in het verhaal van Jona de beslissende ommekeer. Voor ons is de vraag of we vandaag met Jona mee durven zingen.

Maar we laten ons te vaak leiden door angst. Als er maar even tegenwind staat dan roepen we het uit van angst. Als er mensen zijn die ons van onze angst af willen helpen dan schelden we ze uit voor spoken. Ze kijken bij het onheil een andere kant op. Matteüs vertelt ons er een verhaal over waarvan velen denken dat het niet kan en je er dus ook niet op kunt vertrouwen.

Want wie liep over het water? Jezus? Misschien wel maar dat staat niet echt in het verhaal dat Matteüs ons vertelt. Jezus liep over het meer. Petrus liep over het water toen Jezus hem toestond uit te stappen maar hij zonk weg toen hij bang werd van de storm. En over die storm ging het verhaal. Nu is het zeer eng om tijdens een storm in een klein bootje op een meer te varen, ook al is dat meer zo ondiep dat je er in zou kunnen lopen. De valwinden die in Israël aan de orde zijn zo af en toe maken het er niet beter op. Maar moet je dan bang zijn? Jezus lijkt de regel te handteren die later op brandvoorschriften in het grootwinkelbedrijf zouden verschijnen “Paniek is erger dan brand”. Dat was naar aanleiding van een grote brand in een warenhuis in Antwerpen. Daar brak zo’n geweldige paniek uit dat er meer mensen omkwamen door ongevallen ten gevolge van de paniek dan door de brand. Bij branden in discotheken geldt dat ook nog vaak, in paniek probeert iedereen de uitgang te bereiken en daarbij worden de zwaksten onder de voet gelopen.

Paniek en angst leiden altijd tot meer slachtoffers dan misschien nodig was geweest. Bij brand in hele hoge gebouwen springen er ook mensen uit ramen van verdiepingen beneden de brand, die mensen zouden wellicht gered hebben kunnen worden. De storm bezweren betekent dus ook heel vaak de paniek bezweren. Daarmee is het probleem van een brand of een storm niet opgelost maar het geeft wel de mogelijkheid samen naar een oplossing te zoeken. Je moet je dan natuurlijk niet van je voeten laten blazen zoals Petrus overkwam. Simon de rots zoals hij werd genoemd is niet zo standvastig als zijn bijnaam doet vermoeden. Hij bezwijkt in dit verhaal onder zijn angst voor de storm. Veel mensen accepteren zaken in hun werk uit angst hun baan te verliezen of een promotie niet te krijgen. Zelfs het lidmaatschap van een vakbond wordt soms vermeden of verzwegen uit angst voor autoriteiten. En juist die vakbond kan de angst voor het onrecht doen overwinnen. De Nederlandse vakbeweging is vrijwel altijd uit op redelijk overleg en weet in individuele gevallen tot een uitstekende hulpverlening te komen.

Lid van de vakbond zijn is gemakkelijker dan over water lopen, maar soms vraagt het dezelfde standvastigheid en het voorkomt dat je in een onverwachte storm geen bescherming hebt. En als je echt een misstand in de samenleving of op je werk kent dan kun je altijd nog klokkenluider worden.

Het is overigens niet aan te raden in je eentje klokkenluider te worden. De storm die zeker zal gaan opsteken als je misstanden aan de kaak stelt die men liever geheim had gehouden, of zelfs in stand wil houden, is zo sterk dat bij vergelijkbare stormen menig klokkenluider het hoofd heeft moeten buigen. Juist in het verhaal van Jezus van Nazareth past dat je niet je mond houdt als mensen het slachtoffer worden van misstanden maar het verhaal over de storm laat zien dat je niet alleen op jezelf hoeft te vertrouwen, je mag het samen doen. En het verhaal leert ons, die aan de kant staan, ook om mensen die in een storm verzeild zijn geraakt, ook een maatschappelijke storm, de hand toe te steken.

Wie op de God van Israël vertrouwt weet dat angst onnodig is. Telkens weer klinkt het in de Bijbel : Vrees niet, wees niet bang. Onze hulp komt immers niet van bergen die onbeweeglijk blijven staan maar onze hulp is van de Heer zelf. Daar mogen we alle mensen van overtuigen , en mee laten zingen zelfs in hun meest benarde omstandigheden, totdat de aarde is voltooid. Dan zal zelfs God zelf op deze wereld willen wonen. Daarvoor moet nog veel angst worden bestreden. Aan het werk dus, aarzel niet.

Amen.

Read Full Post »

Lezen: Nehemia 9: 15-20

 Matteüs 14: 13-21

 Gemeente,

De ellende van de wereld komt ook deze zomer weer dichtbij. Het is over het algemeen mooi weer, in elk geval warm weer en we zouden toch van een heerlijke zomer moeten kunnen genieten. Maar als we een radio aanzetten of in de avond nog even het nieuws op de televisie kijken dan dondert de ellende van de wereld over ons heen.

Vaak lijkt zulke rampspoed ons land voorbij gaan, maar soms lijkt het wel een storm op zee waarbij wij ineen klein bootje de rampspoed over ons heen krijgen. Meestal horen wij wel van oorlogen en in het ergste geval geruchten van oorlogen maar zelden worden er Nederlanders het slachtoffer van en zelden nog drijven oorlogen mensen de straat op om hun angst en onvrede met de oorlog te uiten.

Ook in ons eigen land is het nog lang geen vrede bleek onlangs maar weer. Mensen die op een andere manier van elkaar houden als door een meerderheid gewoon wordt gevonden worden nog steeds gediscrimineerd, voor hen is vaak geen plaats in onze samenleving en ze zijn nog steeds voorwerpen voor geweld en agressie. En als er taal gevonden wordt om iedereen aan te spreken dan klinken er luidkeels protesten. Dit weekeinde wordt er in Amsterdam in het bijzonder stil gestaan, ook in de kerk.

Er zijn mensen die zeggen dat al die ellende komt omdat mensen steeds minder in God geloven. Dat zou dan in de Bijbel staan, God straft onmiddellijk. Was het maar zo eenvoudig want dan konden we God ter verantwoording roepen, een tribunaal oprichten waar God bestraft kon worden voor zijn misdaden. Er zijn dichters en dromers geweest die over zo’n proces hebben nagedacht. Wat zouden de argumenten voor een veroordeling zijn en wat zou ter verdediging kunnen worden aangevoerd. Zelfs in de Bijbel komt een dergelijke voorstelling voor, in het boek Job. Maar ook na Auschwitz kwam een toneelspel op waarin God ter verantwoording werd geroepen.

In het boek Job ging het voornamelijk om natuurrampen. Het antwoord daarop is dat die er nu eenmaal zijn en dat de vraag is hoe wij met de slachtoffers en gevolgen denken om te gaan. Voor het kwaad dat mensen elkaar aan doen is een ander antwoord. God is Liefde en heeft ons zijn leefregels gegeven om ons te bevrijden van het kwade, om te bevrijden van de slavernij van de dood. God straft ons niet als wij die regels negeren en niet willen navolgen. Nee het niet navolgen van die regels voert tot de dood. Tot een doods en leeg leven, tot oorlog en geweld tussen de volken.

Het hart van de richtlijnen die God ons voor de menselijke samenleving heeft gegeven is het Heb uw naaste lief als uzelf, daarmee heb je God lief boven alles. Dat mag je doen met heel je hart en met heel je verstand.

Daar gaan de lezingen van vanmorgen dus ook over, ze laten zien waar het niet leven volgens de richtlijnen van God op uit loopt en het laat zien hoe je problemen die je tegen komt met de richtlijnen van God kan oplossen.

Neem nu het verhaal van Nehemia. Samen met de teruggekeerde ballingen had hij een stad herbouwd van recht en vrede. Twaalf poorten kende de stad zodat er dag en nacht in de poorten recht kon worden gesproken, de stadspoort was immers de plaats van het recht. Maar Nehemia waarschuwde voor wat er zou kunnen komen. Altijd weer willen mensen de goden van goud en beloften nalopen in plaats van te delen. Nehemia herinnert het volk daarom aan haar geschiedenis.

Het maken van het gouden kalf in de Woestijn liep uit op een drama. Maar het volgen van de richtlijnen van God, de wet van eerlijk delen, bracht zelfs in de Woestijn voorspoed. Dat je kunt vertrouwen op het beetje eten dat er voor één dag is lijkt achteraf een wonder. Een heel volk had het er veertig jaar mee gedaan in de Woestijn. Toen kregen ze het land overvloeiende van melk en honing.

Er volgde zelfs een tijd zonder koning, zonder regering, zonder belastingen. Iedere keer als vijanden probeerden dat wondere volk te onderdrukken stond er een rechter op die het volk naar bevrijding wist te leiden. Maar die gouden goden, die mooi gevormde tempels, die vreemde priesters die mooi konden zingen en geheimzinnige bronnen hadden voor fraai klinkende voorspellingen hadden een grotere aantrekkingskracht dan een Wet die alleen vertelde dat je je naaste lief moest hebben als jezelf en Profeten die achter de koeien vandaan kwamen. De uiterlijke schijn was altijd aantrekkelijker geweest dan de eenvoudige inhoud.

Pas door zich de richtlijnen voor samen delen weer te herinneren konden ze de moed vinden om de muren van de stad van de vrede weer te herbouwen. Ook vandaag de dag lijkt de uiterlijke schijn belangrijker dan de inhoud van het leven.

Dat najagen van uiterlijke schijn bracht de hele financiële wereld aan het wankelen. De goden van goud en belofte komen hun beloften van welvaart en aanzien voor duizenden op de wereld nog nooit na. Voedsel voor armen wordt nu soms omgezet in biobenzine voor rijken. In plaats van de honger uit te bannen handhaven we het systeem van verspilling. Maar we mogen nog steeds de samenleving anders inrichten. Samen, delen, met de minsten eerst.

Dat we het toch niet voor elkaar krijgen heeft 3 oorzaken, de eerste is het weer. De ene zomer hebben we een overvloedige aardappeloogst in de Wieringermeer, de volgende zomer een gewone oogst, en soms rotten de aardappelen op het land weg voordat ze geoogst worden. De aardappels worden duur als de oogst is tegengevallen, maar wij schakelen rustig over op pasta en rijst.

De tweede oorzaak is de verdeling. Die rijst komt niet uit Nederland maar uit verre landen. Wij weten het te organiseren dat de rijst licht wordt bewerkt en hierheen vervoerd en omdat de rijst moet concurreren met aardappels en pasta hoeven we er niet te veel voor te betalen. Het graan voor de pasta komt voor een groot deel uit landen waar ze met weinig mensen veel graan kunnen produceren, ook dat is goedkoop dus, en dus blijven de mensen die alleen rijst kunnen telen arm.

Als daar de oogst eens wat tegenvalt is er direct een groot probleem. Wij zorgen dat iedereen die niet in  de landbouw werkt toch meebetaalt aan onze boeren zodat de prijzen laag kunnen blijven, de concurrentie groot is en de armen arm blijven. Die subsidies staan wel ter discussie maar we weigeren er echt een eind aan te maken.

De derde reden is onze invoerpolitiek. Rijst en graan, maar ook koffie en cacao zijn welkom als ze maar niet te veel bewerkt zijn, dat geldt voor bijna alle grondstoffen uit de arme landen. Chocolade en gebrande koffie zijn niet welkom, daar rust een hoge invoerprijs op. Zodat wij kunnen blijven werken en de mensen die er van afhankelijk zijn arm blijven.

En er dreigt nog steeds een vierde reden bij te komen. Sommige producten uit de landbouw kunnen wij omvormen tot brandstof voor onze auto’s, biobrandstof noemen we dat. Je kunt die producten dan niet meer eten, en omdat wij ze zelf omvormen verdient er in de arme landen niemand wat aan.

Jezus van Nazareth gaf het  voorbeeld hoe het anders kan. Het was even schrikken geweest na dat bericht over de stiekeme dood van neef Johannes, maar Jezus was zo populair dat de mensen hem achterna gingen. En als mensen op stap gaan nemen ze als het even kan eten mee, een mandje vol, dat wat gemakkelijk te dragen valt en waar je geen last van hebt.

Twaalf manden vol bleef er over. Als je nu gewoon in groepen bij elkaar gaat zitten en alles deelt is er genoeg te eten, zoals Mozes in de woestijn al de mensen bij elkaar zette om met hun vertegenwoordigers te kunnen overleggen. Deden we dat gewoon op de hele wereld maar, dan hoefden we tijdens het diner niet meer op TV naar stervende kinderen te kijken.

Vijf broden en twee vissen is genoeg om te delen en zuinig met brandstof kunnen we zelf alvast ook zijn. Er is dus eigenlijk geen enkele reden voor oorlog. Als je iedereen erkent en zorgt dat van iedereen vertegenwoordigers kunnen meepraten, zoals Mozes ons in de woestijn heeft voorgedaan, als we met iedereen willen delen zoals Jezus ons in het verhaal van vanmorgen heeft voorgedaan, dan verdwijnt de honger, dan verdwijnt de noodzaak tot oorlog.

Het begint altijd gewoon hier en nu, aan de oever van het meer en daarom, waarom niet aan de oever van het IJsselmeer. Samen werken aan die wereld van eerlijk delen, aan de wereld van samen zodat er een wereld komt waar alle tranen zijn gedroogd, waar de dood niet meer heerst, waar zelfs de zee haar doden teruggeeft. Een wereld die zo mooi is geworden dat God er zelf zal willen wonen Jezus van Nazareth gaf zijn volgelingen de opdracht alle mensen te dopen totdat de aarde voltooid zou zijn, we moeten alle mensen op de wereld hierin dus meenemen, we mogen dus meedoen aan de schepping van de aarde die goed is. Daar is nog heel veel werk voor te doen hebben we deze zomer mogen leren, wacht dus niet, vat het werk aan, dat deze wereld wordt omgekeerd, aan de slag.

Amen

       

 

Read Full Post »