Lezen: Maleachi 3: 19-24
Lucas 21: 5-19
Gemeente
Vandaag viert de kerk een soort oudejaarsdag. Het kerkelijk jaar loopt van de eerste advent tot de zondag voor de advent, vandaag dus. Volgende week is de eerste zondag in het nieuwe kerkelijk jaar. Op die laatste dag van het kerkelijk jaar herdenken we hen die ons ontvallen zijn. Dat is geen droevige dag maar een hoopvolle dag. Lucas zegt in zijn Evangelie dat Jezus er de nadruk oplegde dat de God van Israël geen God van doden is maar een God van levenden. Toch bevelen wij de overledenen aan in de handen van God. De Prediker zegt ons dat de adem waarmee God het leven heeft gegeven weer terugkeert naar de boezem van God. Zo mogen wij door te herdenken onze overledenen levend houden. Pas als er niemand meer is die ze zich herinnert zijn ze dood zegt een Joods spreekwoord.
De profetie die we vandaag gelezen hebben is een hoopgevende boodschap. De profetie heeft de naam Maleachi gekregen, dat betekent boodschapper en het is maar de vraag of het een eigen naam is. Maar omdat deze boodschap in onze traditie aan het einde van de Hebreeuwse Bijbel is geplaatst, eindigt ook het Oude Testament met een hoopgevende boodschap. Onrecht zal niet eeuwig duren, conflicten duren niet voor altijd. Er komt altijd een dag waarop het onrecht over zal zijn, er komt altijd een dag dat partijen verzoend worden en conflicten over zijn. Ooit zal ons verdriet om het verlies van geliefden niet meer nodig zijn.
En zoals de zon elke dag opkomt werd ook zij een teken van hoop, hoop voor al die slachtoffers van onrecht. Zoals Nelson Mandela de gevangenis in Zuid Afrika verliet om president van zijn land te worden en een geweldloze overgang van Apartheid naar democratie te leiden, zo mogen de armen in de hele wereld hoop hebben op de dag die zeker zal komen dat gerechtigheid zal gedaan worden en onderdrukking en onrecht verdwijnen.
Vrees niet voor de macht van de wettelozen, zegt de profetie, want ze zullen vertrapt worden, sterker nog ze zijn het stof onder de voeten van de ontrechten. Het enige wat gedaan moet worden is volhouden met eerlijk delen, met zorgen voor elkaar als voor jezelf, dat is immers de kern van de richtlijnen die ooit midden in de woestijn op de berg Horeb aan het volk werden gegeven. Wees niet bang voor generatieconflicten die onderdrukten onderdrukt houden, het ongeduld van de jeugd doorkruist nogal eens het behoedzame pad dat ouderen willen bewandelen.
Altijd zal er iemand zijn die als een Elia de leiding neemt en de ontrechten tot een eenheid smeed en er voor zorgt dat die eenheid zo sterk is dat het onrecht verdwijnt. Een blijvende generatiekloof betekent immers vernietiging van ook het zwakste. Zo sluit de lezing van deze profetie af. Een profetie die de waarheid laat schijnen over idealisten die een Tempel bouwden maar vergaten een volk te vormen. Godsdienst zonder maaltijd te houden met de armen, de tempeldienaars, je eigen familie en de vreemdelingen die in je midden zijn is geen Godsdienst. Maar er zal een dag komen dat iedereen op de hele wereld een plaats aan de tafel van God krijgt, die dag zal komen, brandend als een oven.
Er zijn in het Christendom een aantal misverstanden. Vandaag lezen we in het Evangelie van Lucas de bron van zo’n misverstand. Uit de overlevering, en een beetje uit de officiële geschiedenis, weten we dat het met de directe volgelingen van Jezus van Nazareth uiteindelijk niet zo best is afgelopen. Een aantal van hen zijn kennelijk wreed vermoord door de Romeinse overheid. Een aantal eeuwen lang in het begin van onze jaartelling zijn christenen vervolgd omdat ze weigerden de Keizer als god te erkennen en ook omdat zij weigerden offers te brengen aan andere goden. Tot uiteindelijk Constantijn de Grote keizer werd en zich bekeerde tot het Christendom. Toen was de vervolging over en ontstond het misverstand dat wat Jezus van Nazareth had gezegd over de gevolgen van het volgen van zijn weg alleen gold voor die vroege christenen.
Maar wie nauwkeurig de geschiedenis beziet weet dat er altijd mensen zijn geweest die hun leven in dienst stelden van de minsten in de samenleving en dat die mensen altijd het risico liepen in conflict te komen met de heersende machten. Of die heersende machten zich nu Christelijk noemden of niet. Tot op de dag van vandaag maakt dat niet uit. Wat uitmaakt is of de liefde voor de naaste een gift is waar je trots op kunt zijn en waar je eer en waardigheid aan kunt ontlenen of dat die liefde voor de naaste de samenleving veranderd omdat de minsten daar weer een waardevolle plaats in krijgen. In het eerste geval is er geen gevaar te duchten. De rijken en de machtigen zijn altijd gevoelig voor goede sier, maar verandering van de verhoudingen in de samenleving zijn echt gevaarlijk voor hun positie en daar zal altijd weerstand tegen zijn. Dat verzet van de rijken nu is de weerstand die uitloopt op de vervolgingen die Jezus van Nazareth schetst als hij hoort praten over de mooie dingen die er in de Tempel zijn.
Die mooie dingen zijn de dingen die voorbij gaan. Geen steen zal op de andere blijven. De oudste monumenten op de wereld zijn aan verval onderhevig. Als er geen conserveringsmiddelen werden uitgevonden zouden ze binnenkort verdwenen zijn. Een aantal van de oorspronkelijke zeven wereldwonderen, allemaal bouwwerken, zijn al verdwenen in het duister van de tijd. Oorlogen en rampen hebben we ook nog steeds en goede mensen worden nog steeds vervolgd omwille van het goede dat ze doen. En denk nu niet dat je alleen bij Christenen het goede vindt. Paulus schrijft ons dat overal waar het goede te vinden is God aanwezig is. Iedereen die opkomt voor het recht van de armen, voor de mensenrechten is dus onze steun waard. Elke vervolging omwille van een overtuiging, welke dan ook, dient bestreden te worden. Elke dag is dus de vraag aan welke kant we willen staan en welke offers we bereid zijn om te brengen. Denk dus niet dat Christendom “geluk, vrede en vreugde” zal brengen, niets is minder waar. Het brengt strijd en een kruis om op je te nemen, achter Christus aan.
Maar ook liefde blijft bestaan. De liefde voor hen die overleden zijn is een liefde die we kennen uit de liefde van God. Dat is de liefde voor de wereld die bleek bij de opstanding uit de doden, die blijkt uit de liefde van ons die ons brengt tot gedenken. Daarom doven we niet een licht als teken van rouw, maar ontsteken we een licht als teken van liefde en als vertrouwen op een God die nooit laat varen het werk dat zijn hand begon.
Ook al geeft het leven ons verdriet en tegenslag. Zijn ook wij om slachtoffer van overheden, ongelukken en onverwachte ziekten. Ook wij mogen rekenen en hopen op de dag dat het allemaal voorbij zal zijn. De dag dat alle leed geleden is en alle strijd gestreden is. Daarmee mogen we vandaag beginnen. Daarmee mogen we gedenken om met hoop in het hart volgende week de advent in te gaan.
Amen