Feeds:
Berichten
Reacties

Archive for februari, 2019

Gemeente,

Het moet schrikken geweest zijn. Stel je dat eens voor. Juda biedt zich aan als slaaf van de plaatsvervanger van de Farao van Egypte omdat hij het verdriet van zijn vader niet meer kan aanzien en dan stuurt die plaatsvervanger iedereen de kamer uit en begint onbedaarlijk te huilen, zo hard dat het zelfs in een ander paleis te horen is. En dan begint ons verhaal van vanmorgen. Daar staan ze dan de 11 broers en die onderkoning. Straks worden de broers nog beschuldigd een aanslag te hebben willen plegen op de onderkoning. Dat is pas echt schrikken. En dan begint die onderkoning ook nog ineens in het Hebreeuws te praten.

Tot dan toe had hij Egyptische gesproken en hadden ze een tolk nodig gehad om elkaar te verstaan. Nu wordt het duidelijk wat er is gebeurd. Jozef vertelt het hele verhaal maar neemt de schuld voor zijn eigen lijden weg. In plaats van een dood als slaaf tegemoet te gaan bleek zijn reis naar Egypte de redding van Israel te zijn. Ze krijgen een vruchtbare streek aangeboden om in te wonen en graan is er genoeg in Egypte. Maar pas toen Jozef hen de ogen had geopend en had gekust waren ze in staat iets te zeggen.

Eerst Benjamin de andere zoon van zijn moeder en toen de andere broers. In het verhaal blijven de broers op de achtergrond. Alleen Juda had zich uitgesproken ter bescherming van Benjamin en daar had Jozef op gereageerd. Het is natuurlijk mooi het goede op God te schuiven en het in het lijden dat je had het goede te kunnen zien maar wij kunnen dat over het algemeen niet. Meestal draaien wij het om. Het goede komt van onszelf, omdat we hard werken, omdat we gebruik maken van de nieuwste technologie, omdat we slimmer zijn dan de anderen.

Het slechte komt van God, die straft, die houdt de rampen niet tegen, die wist de tranen niet. In dit verhaal klinkt een andere houding. Van begin af heeft Jozef op de een of andere manier door dat delen de sleutel is tot overleven. De zeven jaren van overvloed zijn er niet om van te genieten, komen niet omdat je hard werkt, gebruik maakt van de nieuwste technologie of slimmer bent dan de anderen. Die overvloed is er om te kunnen delen in tijden dat het slechter gaat. Uiteindelijk bleek dat hij daardoor zelfs de familie kon redden die hem als slaaf had verkocht. Dan krijgt dat delen ondanks je zelf, delen zonder er beter van te worden een heel speciale betekenis.

Die betekenis verklaart ook het huilen, het is huilen van geluk maar ook huilen om de smalle rand waarlangs je gaat. Het was toch niet zo moeilijk geweest te kiezen voor genot, te profiteren van de jaren van overvloed en alleen te sparen voor wat je zelf nodig hebt. Hier geen eigen volk eerst, geen gesloten grenzen voor arme sloebers uit de woestijn. Farao zelf heeft immers de gift van Jozef gelegitimeerd. Heel Egypte zou de zeven magere jaren doorkomen en het was een mooie beloning voor Jozef die dit allemaal zo voortreffelijk had georganiseerd dat hij nu zijn familie in de buurt had en ook de zekerheid dat niet alleen de Egyptenaren maar ook zijn eigen volk zou kunnen overleven.

Dat overleven van Egyptenaren kon dus alleen omdat zij de vluchtelingen voor honger en armoede in hun midden wilden opnemen. Ook elke vreemdeling met een goed idee, Jozef was zo’n vreemdeling, was welkom en kon hoog opklimmen. Wij kunnen er nog wat van leren. Zelfs van slechte broeders, ook al deden ze het slechtste wat je met mensen kan doen, die mensen verhandelen. Zo behandelen wij de mensen niet, niet toen we het rijk hadden en niet nu de rijkdom wordt bedreigd, bij ons blijven grenzen dicht, bij ons blijft de voedselcrisis onverminderd doorgaan, is dat niet eerst recht iets om over te huilen?

De broers hadden Jozef dus niet gedood, niet in de put gegooid, maar verkocht als slaaf. Daarmee hadden ze de toekomst van Jozef niet afgesneden. Goed was het niet maar het was God die het kwade had omgedraaid in het goede. En het loopt pas goed af als Juda zijn leven wil inzetten voor een ander. Dat inzetten van je eigen leven voor een ander doet ons natuurlijk aan Jezus denken. En wat het goede is leren we van de manier waarop Jezus met de verhalen als die van Jozef om gaat.

In heel veel commentaren wordt net gedaan of Jezus van Nazareth in deze toespraken iets geheel nieuws introduceert. We lezen een vergelijkbare toespraak immers ook in het Evangelie van Mattheüs. Bij Mattheüs staat Jezus op een berg terwijl de schrijver van het Lucas Evangelie er de nadruk op legt dat Jezus tussen de mensen, tussen zijn leerlingen, in staat. Nieuw is het echter niet wat Jezus hier onderwijst. Het staat al in de eerste vijf boeken van de Bijbel, de Tora, de leer van Mozes. We hebben er over gelezen in dat verhaal over Jozef en zijn broers. Die kregen een les in omgaan met elkaar, ook al ben je jaloers op iemand.

Jeremia schreef er over aan de ballingen in Babel. Ze moeten delen met de armen, zorgen voor gezondheid, voldoende voedsel en er voor zorgen dat de mensen je gaan waarderen vanwege de zorg die je voor ze hebt. Dan kunnen de machthebbers uiteindelijk niet meer om je heen schrijft Jeremia en als je dan vraagt om het volk terug te laten gaan kunnen ze dat niet meer weigeren.

Jezus spreekt hier in een situatie van gewelddadige bezetting en onderdrukking van het volk. De strategie die hij hier voorschrijft is dan zo slecht nog niet. Die strategie is niet opgaan in de ideologie en afgoderij van de bezetter maar je eigen normen en waarden gebruiken om de nadruk te leggen op het goede. Delen van wat je hebt, wordt het genomen met geweld laat dan merken dat geweld niet nodig is, sta bekend als vrijgevig, behandel anderen zoals je zelf wilt worden behandeld. Heb je naaste dus lief als jezelf, zelfs als het je vijand is. Een gewelddadige samenleving heeft daar namelijk geen antwoord op. Ook mensen die kwaad willen hebben namelijk hen lief die hen liefhebben. Uiteindelijk is dat altijd wederzijds.

Doe goede is daarom vanouds de centrale boodschap in de Bijbel. Want alleen uit het goede kan het goede voortkomen. Uit het kwade komt immers niets goeds voort. Veel mensen twijfelden bijvoorbeeld aan het nut van het bombarderen van IS in Irak en Syri. Dat je door alle aanhangers van IS te doden het probleem uit de wereld helpt is een illusie. Op de een of andere manier zal duidelijk gemaakt worden dat het doden van iedereen die niet op dezelfde manier een geloof beleefd als men zelf doet is een voorwaarde voor een echte oplossing.

Het geweld lijkt soms onvermijdelijk maar mag nooit een doel in zichzelf zijn. Vrede is meer dan de afwezigheid van geweld, in vrede gaan mensen groeien en samenlevingen bloeien. Maar hoe we dat duidelijk maken is onduidelijk. Bestrijding van discriminatie in ons bedrijfsleven zou een klein begin kunnen zijn, ophouden elkaar verketteren en haatzaaien zou ook kunnen helpen. Daarom zullen we ook onze vijanden lief moeten hebben want pas in liefde kan vijandschap verdwijnen en pas als vijandschap is verdwenen kan het vrede worden.

Want dat zou de aarde een stukje mooier maken. Vrede stichten en geweld bestrijden. De Bijbel belooft ons dat de wereld dan uiteindelijk zo mooi zal worden dat God zelf hier op deze aarde zal willen wonen. Tijd dus om aan het werk te gaan. Sta dus op en wees als gemeente als een stad op een berg die niet onopgemerkt kan blijven, totdat hij komt.

Amen

Advertentie

Read Full Post »

Lezen: Jesaja 6:1-8

             Lucas 5: 1-11

Gemeente,

Die Koning Uzzia had wel 52 jaar geregeerd. Dat is een hele lange tijd. Zeker als het niet goed gaat in een land, tenminste goed en niet goed in de ogen van profeet. Onder deze koning immers waren de rijken, die akker na akker samenvoegden, steeds machtiger geworden. Onder deze koning was het volk op zoek gegaan naar genot om het genot zonder om anderen te denken, zonder te willen delen. Een profeet die al een hele tijd het volk oproept om zich te keren naar de leer van Mozes zoals die in de Tempel wordt bewaard, een profeet die de Tempel in Jeruzalem nog wil laten functioneren zoals die Tempel is bedoeld, een plaats om samen te komen voor maaltijden met de armen en de vreemdelingen, zal vast dromen dat nu de Koning dood is er een nieuwe tijd zal aanbreken.

In een wereld vol onrecht, waar de kloof tussen arm en rijk steeds groter werd, waar rijken de dienst uitmaken en de wet kunnen verzetten in eigen voordeel, een wereld waar onrecht en corruptie heersen, is het verschil tussen de prachtige Tempel en de wereld daar buiten wel erg groot. Het zijn de engelen die op de ark zijn geplaatst die Jesaja aan het spreken brengen. In die ark liggen immers de hoofdlijnen uit de leer van Mozes opgeborgen, je zult je naaste lief hebben als jezelf.

Er zullen vast mensen geweest zijn die naar die droom van de Profeet wilden luisteren. Maar tevergeefs. De boodschap is dat nu de Koning dood is er niks zal veranderen, omdat het niet alleen om de koning gaat. Je bent misschien aangestoken door de gloed van de Tempel en haar bedoeling, je snapt best hoe de Wet van delen en rechtvaardigheid in elkaar zit. Je kan er niet genoeg over praten maar vergeefs. Het volk zal je horen maar niet volgen. Dat is het visioen dat de Profeet krijgt. Ondanks die mooie tempel met die gouden cherubijnen, met al dat Goddelijke dat zo’n verheven ruimte vult, ondanks het feit dat je zwaar onder de indruk bent van de plechtige omgeving en het plechtige van je roeping, ondanks dat alles weet je dat het volk niet zal luisteren.

De dood van de Koning brengt niet het beloofde land waarin iedereen meedoet met de samenleving van je naaste liefhebben als je zelf. Jesaja krijgt de boodschap dat pas als het volk net zo gaat lijden als de armen al doen, pas als ze zelf weer slaven zijn net als de mensen die door hen worden uitgebuit, pas dan gaan de mensen het begrijpen.

Dat was in de dagen van Jesaja en het was in de dagen van Jezus niet anders en het is in onze dagen nog net zo.

We lezen tot aan het begin van de volgende advent veel in het Evangelie van Lucas. We lazen al eerder in dit Evangelie en lazen toen het verhaal over Johannes de Doper die de mensen opriep een ander leven te gaan leiden, de mensen die dat wilden doopte in de Jordaan, en die vanwege zijn kritiek op Koning Herodes in de gevangenis belandde.

Ook Jezus van Nazareth had zich laten dopen en met hem zou er een nieuwe wereld opengaan. Thuis in zijn eigen stad was er geen gehoor en in Kafarnaüm waar hij heengetrokken was stroomden de mensen in zulke grote getale toe dat hij het er af en toe benauwd van kreeg. Er moest dus wat anders gebeuren. Het verhaal dat we vandaag lezen vertelt welke nieuwe wending de beweging van Johannes de Doper en Jezus van Nazareth kreeg. Opnieuw werd Jezus van Nazareth in de knel gebracht door het grote aantal mensen dat op hem af kwam. Om de ruimte te krijgen, om in elk geval te kunnen spreken, charterde hij de boot van Simon die net terug was van een nacht tevergeefs vissen.

Die Simon kende hij al want hij had er voor gezorgd dat de schoonmoeder van Simon weer mee kon gaan doen nadat ze een zware koortsaanval had gehad. Simon raakte ook nu danig onder de indruk van deze vreemde leraar. Maar toen die over het vissen begon trok er een glimlach over zijn gezicht. Wij kunnen het niet meer nalezen want de vertalingen vertalen keurig met meester, maar de schrijver van het Lucasevangelie gebruikt hier een zeer algemeen woord voor heer. Een dominee uit de stad vertaalde voor zichzelf dan ook met chef, in een vissersdorp zou men wellicht jawel schipper hebben gezegd.

Simon deed wat hem werd gevraagd en ving meer dan hij ooit had gedaan, niet één maar twee schepen vol. En zo goed was Simon nu ook weer niet dus vroeg hij Jezus maar om te gaan. Dat was het keerpunt, als je gelooft in jezelf, zoals Simon geloofde dat hij tenminste een goede visser was, en er niet op uit bent van een ander te profiteren maar het zelf wil redden in het leven, dan kun je andere mensen overtuigen mee te doen in het Rijk van recht en vrede.Daarmee staat Jezus van Nazareth niet meer alleen als leraar, maar begint de opleiding van zendelingen die de wereld rondtrekken om iedereen er bij te betrekken.

Vandaag worden ook wij daartoe geroepen, doe het goede en overtuig de mensen om je heen ook om het goede te doen. In onze samenleving laten mensen zich nogal eens leiden door angst, vooral door angst voor mensen die anders doen en anders geloven. Voor angst was in de dagen van Jezus van Nazareth ook genoeg reden. Het zou uiteindelijk Johannes de Doper zijn leven kosten. Maar Jezus van Nazareth trekt zich kennelijk niks aan van mensen die angst zaaien en ook zijn nieuwe volgelingen zoals Simon laten zich niet leiden door de angst voor de gevolgen.

Waarom laten wij ons dan wel leiden door angst? Zijn we niet meer in staat om over het goede te praten? Of geloven we niet meer in het goede, in de mogelijkheid met andere mensen samen te leven en samen een samenleving op te bouwen waar iedereen mee kan doen. Deze week is de week van het overtuigen van mensen juist daarvoor te kiezen. Elke nieuwe dag kan het begin van een heel nieuw leven zijn, elke nieuwe dag is immers net zo nieuw als eens de eerste.

Als de Heer ons dus vraagt wie te roepen om te laten zien wat dat nieuwe Koningkrijk nu eigenlijk voorstelt dan belijden gelovige Christen dat het antwoord is Heer stuur mij. Want wij geloven dat de aarde anders wordt, dat het uiteindelijk niet zal gaan om de winst, om de hoge positie, de grote van het jacht of het huis dat je hebt maar dat het zal gaan om de liefde voor de mensen, vooral voor de minsten op aarde, dat het ook zal gaan om een aarde waar iedereen kan leven, waar vrede is en honger verdwenen. Deze week lieten de kinderen zien dat ze daarvoor in beweging willen komen en dat ze daarvoor naar school gaan. Ze houden met naar school gaan op als wij de komst van die aarde tegen willen houden en liever de dividenden en winsten hoog willen houden. Vandaag vieren ruim 900 voorgangers die zich geroepen wisten om de continue kerkdienst ter bescherming van kinderen vol te houden dat het kinderpardon er uiteindelijk toch is gekomen. Luisteren naar de roep van de Heer u in te zetten voor de minsten helpt. Is het vandaag niet dan morgen of in de na ons komende geslachten. Laat u dus roepen en ga aan de slag, totdat hij komt.

Amen

Read Full Post »

Lezen: Jeremia 1: 4-10

Lucas 4: 21-30

Gemeente,

Geloven is een werkwoord en die arbeid is niet eenvoudig. Zondag aan zondag komen we bij elkaar om samen te bidden en te zingen, om naar het Woord van God, en dus naar God zelf, te luisteren. Maar als ons gevraagd wordt of onze gemeente bekend is als een stad die op een berg ligt, of straalt in onze dorp als een licht dat zeker niet onder een korenmaat staat en of de gemeenteleden het zoutend zout zijn in diezelfde samenleving dan stamelen we vaak of doen er het zwijgen toe. Dat hoeft overigens niet want als de kerk nodig is blijkt de kerk ook altijd aanwezig. In Den Haag werd 3 maanden lang dag nacht een ononderbroken kerkdienst gehouden om aandacht en bescherming te vragen voor kinderen die na 5 jaar in Nederland hier ook geworteld zijn

En als er een ergens ramp gebeurd of de samenleving wreed verstoord wordt door geweld opent de kerk de deuren voor nabestaanden en slachtoffers. En overal in Nederland zijn voedselbanken die bij tekort worden bevoorraad door inzamelingen in kerken en waar vanuit de kerken en gemeenten veel vrijwilligers werken.

Wat doen we dan vanmorgen? We houden vol met luisteren naar de valkuilen en discussies die ons af houden van het inzetten van het goede als wapen tegen het kwade dat ons omringt. Daar zijn de Bijbelse verhalen voor bedoeld en daarom moeten we op zoek naar de betekenis van die Bijbelse verhalen. En dan zal ons blijken dat wat ons zwak voorkomt onvermoede krachten heeft, krachten die wij misschien ook zelf wel hebben om het goede te doen en niet dan het goede. Kijk maar eens naar het verhaal dat we vanmorgen uit het boek van de profeet Jeremia hebben gelezen.

God had gemakkelijk spreken. Die had Jeremia al voor zijn geboorte bestemd om profeet te worden. Maar Jeremia weet van niks. En zou u niet schrikken als ze tegen u zouden zeggen dat je het gezag over alle volken krijgt om ze uit te rukken en te verwoesten om ze te vernietigen en af te breken, op te bouwen en te planten? Geen wonder dat Jeremia roept dat hij te jong is.. Maar we hebben vanmorgen de opdracht gehoord die Jeremia heeft gekregen. En we weten dat Jeremia een van de grote profeten is geworden. Wij zijn Jeremia niet zult u denken.

Maar dan moeten we nog één vers doorlezen, Jeremia 1 vers 11: De Heer richtte zich tot mij: “Wat zie je, Jeremia?” Ik antwoorde “ Ik zie een amandeltwijg” En in dat beeld van die amandeltwijg zit het geheim van de kracht van Jeremia, en misschien ook wel het geheim van onze kracht. Wij kennen alleen geen amandeltwijgen. Wij kennen sneeuwklokjes. Van die bloemen die te vroeg zijn. Als de sneeuw er nog ligt komen ze al boven de grond uit en zoeken ze het zonlicht.

In Israël hadden ze de amandelboom. Vroeg in het voorjaar was dat de eerste boom die in bloei kwam. En net als het sneeuwklokje bij ons was de amandelboom in Israël het onbetwistbare teken dat de lente er aan kwam. Hoe koud het ook nog was, hoe fel de voorjaarsstormen ook nog te keer konden gaan, de lente kwam er aan. Een prachtig beeld voor de belofte van de God van Israël dat, ondanks alle ellende die we in de wereld zien, de hemel op aarde zal neerdalen.

Jeremia had in zijn dagen zo’n beeld nodig. Want als hij goed keek zag hij niets dan dreiging groeien voor zijn land en zijn volk. En die tere sneeuwklokjes hebben net als de tere amandelbloesem een onvoorstelbare kracht om de kou te kunnen trotseren en ondanks de kou de terugkerende zon op te zoeken en in bloei te komen. Iedere keer als Jeremia dacht te zwak te zijn zou hij aan de amandeltwijg mogen denken en mogen wij aan het sneeuwklokje denken.

Jeremia leefde in de goddeloze tijd. De leer van Mozes, het heb Uw naaste lief als Uzelf, was vergeten. Overal werd afgodendienst bedreven. En rondom klonterden de volken samen tot machtige rijken. Vooral in het noorden werd de dreiging voor kleine volkjes als Juda steeds groter. Dat kon nooit goed aflopen. Er zou een dag komen dat Israël, dat zelfs Juda, niet meer zou bestaan en dat vreemde volken zouden heersen over Jeruzalem.

Een volk dat geen respect meer kan afdwingen door te zorgen voor de minsten en de zwaksten in zijn samenleving zal behandeld worden net als alle andere volken die bezetters kennen en vreemde heersers. Daarom is het beeld dat volgt op het beeld van de amandeltwijg in het verhaal van Jeremia het beeld van de overhellende pot kokend water op een vlammend vuur. Als je je door de wind van het noorden laat verwarmen dan zul je bij het noorden moeten horen. Die windstreken moet je dus niet zo letterlijk nemen maar als je meegaat in een cultuur van haat en eigenwaan dan zul je overheerst worden door een cultuur die je vreemd is en die haat zaait en van eigenwaan druipt.

Het is de jonge Jeremia angstig te moede als hij beseft dat hij deze boodschap van onheil en ondergang moet brengen aan zijn volk en vooral aan de leiders van zijn volk. Maar de God van Israël maakt hem sterk, een vestingstad, een ijzeren zuil, een bronzen muur staat er. Hij kan tegenstand verwachten maar uiteindelijk zal hij onverslaanbaar blijken. Het zijn beelden die in scherp contrast lijken te staan met het beeld uit het begin van dit verhaal.

Een bronzen muur tegenover een bloeiende amandeltwijg, een ijzeren zuil tegenover ons sneeuwklokje. Maar dat contrast is maar schijn. Zoals de amandeltwijg en het sneeuwklokje een geweldige kracht in zich moeten hebben om tegen de winterkou in toch tot bloei te komen zo schuilt in de jonge Jeremia, en dus in alle jongeren, een geweldige kracht als ze de mensen op roepen om de weg van de wereld te verlaten en de Weg van de God van Israël te volgen.

Niet langer zal vruchtbaarheid, zullen winst en profijt, voorop moeten staan, maar de zorg voor de minsten op aarde zal het handelen van mensen en volken moeten bepalen. Delen zal het werkwoord moeten zijn dat hebben verdrijft.

Niet de prachtigste technologische uitvindingen die de mode van vandaag bepalen maar het voeden van de hongerigen en het kleden van de naakten zullen de wereldwijde aandacht moeten hebben. Als dat gebeurd zal ook bij ons onweerstaanbaar de lente aanbreken, dwars tegen alle winterkou in.

Jezus van Nazareth had dat beeld van de profeten opnieuw opgepakt. Hij had gelezen uit het boek van de profeet Jesaja, over het genadejaar, het aangename jaar des Heren. Hij had bij Jesaja gelezen dat hij geroepen was om aan armen het goede nieuws te brengen, om aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken, en aan blinden het herstel van hun zicht, om onderdrukten hun vrijheid te geven.

En hij had zijn gehoor in de Synagoge van Nazareth verteld dat ze nu pas gehoord hadden hoe dat schriftwoord in vervulling was gegaan. Jezus van Nazareth onderwijst in de synagogen staat er in het verhaal van Lucas. Leren noemt men dat. Synagogen zijn plaatsen van bijeenkomst in de dorpen en steden buiten Jeruzalem opgezet door de Farizeërs om er voor te zorgen dat de kennis van de Joodse Bijbel niet verloren zou gaan .

Onze kerkdiensten komen voort uit de bijeenkomsten in de Synagogen. Al ging in de Synagogen iedereen voor, elke man van 12 jaar of ouder kreeg een deel van de Hebreeuwse Bijbel te lezen en mocht als hij zich daartoe geroepen voelde er iets over vertellen.

Jezus van Nazareth leest in de synagoge van de stad van zijn jeugd uit het boek Jesaja. Maar Jezus van Nazareth stopt met het stuk van Jesaja op het punt waar iedereen nog een halve zin zou doorlezen In hoofdstuk 4 vers 19 na “om een genadejaar van de Heer uit te roepen, staat ook nog “ en een dag van wraak voor onze God, om allen die treuren te troosten” Die dag van wraak voor de God van Israël wordt door Jezus van Nazareth dus niet uitgeroepen.

Dat moet dus een grote teleurstelling geweest zijn voor de hoorders in de Synagoge. Iemand die met zoveel gezag uit de Hebreeuwse Bijbel kon voorlezen, iemand die de opdrachten van de God van Israël op zichzelf toegepast kon verklaren, en hier zei hij toch : “Vandaag hebben jullie deze schrifttekst in vervulling horen gaan?” Daar begint de lezing van vanmorgen mee.

Jezus van Nazareth zegt niet meer of minder dat hij ook de kracht heeft die de God van Israël aan Jeremia heeft gegeven, de kracht van het sneeuwklokje, de kracht van de amandeltwijg. Breekt dan de vrijheid van Israël, de bevrijding van de wrede Romeinse overheersing niet met geweld baan? Is daar geen opstand van het volk voor nodig onder leiding van Jezus van Nazareth?

 

In de dagen van Jezus van Nazareth vatte steeds meer de gedachte post dat alleengewelddadige opstand tegen de Romeinen het herstel van een vrij Israël zou kunnen brengen. In in het jaar 70 was er een grote opstand geweest waar bijna heel het volk bij betrokken was geweest. Die opstand was niet alleen bloedig neergeslagen door de Romeinen maar had ook geleid tot de verwoesting van de Tempel, de vernietiging van Jeruzalem en de verstrooiing van het Joodse volk over de hele toen bekende wereld

Lucas heeft zijn Evangelie na die geweldige opstand geschreven en vertelt op zijn manier hoe Jezus van Nazareth met die hang naar geweld was omgegaan. In plaats van de opstand uit te roepen tegen de Romeinen wijst Jezus van Nazareth er op dat er in de geschiedenis van het volk Israel ook momenten waren geweest dat het nodig was om je aan de rand van de samenleving op te houden.

Jezus van Nazareth op de profeet Elia. Van alle weduwen die het moeilijk hadden tijdens de droogte, ook in Israël waren veel weduwen, ging Elia niet naar een weduwe in Israël maar naar een weduwe in Sarfat, net in het buitenland.

Je kunt de vijand zelfs bestrijden door het goede te doen aan bezettende buitenlanders zoals Eliza bij Naäman, de Syrische generaal, had gedaan, die was op aanwijzing van Eliza genezen van zijn melaatsheid, van een genezing van Israëlische melaatsen op aanwijzing van Eliza is nergens iets te lezen.

Jezus van Nazareth sluit aan de opvatting van de profeet Jeremia die later betoogde dat het niet zoveel zin had tegen machten te vechten waar je het niet van kon winnen maar dat het goede doen en de Liefde betonen, die de Wet van de Liefde vraagt, altijd tot overwinning leidt.

Dat aangename jaar des Heren, dat genadejaar, dat jubeljaar was dus niet een zaak van ingrijpen van bovenaf. Dat zou niet komen via een wonder van de God van Israël. Dat zou komen van het volk zelf. Dan moesten ze zorgen voor de minsten in de samenleving. De blinden, de lammen, de weduwe en de wees. Dan moesten de hongerigen gevoed

worden en de dorstigen gelaafd. Dan zouden de naakten gekleed worden en de gevangenen bevrijdt. Dat moesten ze zelf organiseren. Nou vergeet het maar. In Kafernaüm had deze zoon van Jozef de timmerman toch allerlei zieken genezen? Daar had hij toch een hoop wonderen gedaan? Hij zou ook de inwoners van Nazareth kunnen bevrijden door wonderen te doen, ja hij zou het hele volk Israël kunnen bevrijden door de macht van de God van Israël in te zetten.

Inderdaad: Geneesheer genees uzelf, laat ons er buiten, laat ons geen risico lopen, val ons er niet mee lastig. Profeten hebben gemakkelijk praten, zij vertellen wel hoe het gaat aflopen met ons, maar ze vragen ook altijd om zelf de last op te nemen van de problemen in de samenleving.

Woedend sprongen dus de bezoekers van de Synagoge, de hoorders van het woord op. Ze wilden de wonderen wel afdwingen. Gooi hem in de afgrond, de engelen zullen hem opvangen en iedereen zal kunnen zien dat dit de zoon van de God van Israël is.

Hier vragen de inwoners van Nazareth hetzelfde als in de woestijn door de duivel was gevraagd. En ook nu gaat Jezus niet in op de verleiding met wonderen iedereen achter zich aan te krijgen. In iedereen schuilt immers de kracht van de amandeltwijg, de kracht van het

sneeuwklokje. Jezus van Nazareth liep dus door de menigte heen in plaats van zich door de menigte te laten leiden. Hij vertrok.

En laat hij ons daarmee met legen handen achter? Ook wij hebben het Schriftwoord gehoord dat het aangename jaar van God, het genadejaar is aangebroken. Ook wij weten wat ons te doen staat. Kunnen de blinden al zien en de lammen lopen? Niet zo letterlijk nemen, we genezen niemand, daar heeft God ons dokters voor gegeven. Maar heeft iedereen toegang tot gezondheidszorg?

En voeden we de hongerigen? Zorgen we voor voldoende aanvoer naar de voedselbanken in onze omgeving? Bezoeken we de ouderen en de eenzamen? We weten best hoe het goede in onze samenleving er uit kan zien.

Vanmorgen hebben we gehoord dat we niet bang hoeven te zijn om dat verhaal van de God van Israël te vertalen voor de mensen om ons heen, we zijn niet te jong en zeker niet te oud, we hebben de kracht van het sneeuwklokje en ook al wijzen ze ons af, dan vertrekken we schudden het stof van onze voeten, zonder op te geven.

Zo mogen we ons leven inrichten in navolging van Jezus van Nazareth, elke dag opnieuw, dat is ook het genadejaar, voor ieder van ons, elke dag weer, tot hij komt.

Amen

 

Read Full Post »