Lezen: Ezechiël 34: 1-10
Johannes 10: 11-16
Gemeente,
De lezingen van vandaag wijzen ons op goede en slechte herders. En wat herders zijn weten we. Dat zijn de hoeders van schaapskudden. Soms zijn ze ook eigenaar maar veel vaker worden ze ingehuurd. Of om de kudde zo te besturen dat er winst gemaakt kan worden, maar in ons land veel vaker om grond zo te begrazen dat heide en laagblijvende beplanting hun kansen krijgen omdat we die nu eenmaal ook zo mooi vinden en een thuis bieden aan insecten en andere dieren die belangrijk zijn voor de ecologie.
Het is natuurlijk gemakkelijk om dat beeld van goede en slechte herders toe te passen op maatschappelijke situaties. Ik hoef het maar te hebben over vakkenvullers en zakkenvullers en u denkt waarschijnlijk ook aan de aandeelhoudersvergadering van Albert Heijn waar een vakkenvuller opstond en de directeur van Albert Heijn voorrekende dat hij 299 jaar zou moeten werken om een salaris bij elkaar te verdienen dat die directeur in één jaar krijgt. En wie wel eens in zo’n winkel boodschappen doet weet dat als die vakkenvuller zijn werk niet doet er geen boodschappen zijn om te doen, wat die directeur doet merken we als klanten niet zo erg.
Maar dat is gemakkelijk. In de kerk belijden we immers dat we niet van deze wereld zijn, wij zijn van een andere wereld, een wereld van delen en zorgen voor de minsten. Laten we het daarom over onszelf hebben, zodat we samen ook hier in Nieuwe Niedorp een gemeenschap kunnen vormen die als een lichtend licht een voorbeeld is voor die wereld die buiten ons blijft staan. Want is die opdracht om een goede herder te zijn niet ook een missionaire opdracht voor onze gemeente als geheel?
Leiders van godsdienstige gemeenschappen hebben het altijd moeilijk gehad. Ze moeten tegelijk boven de volgelingen staan en hen richting geven, soms dus voor de menigte uit lopen, maar ook dienstbaar aan de volgelingen zijn. In termen van het Nieuwe Testament heet dat herder en leraar zijn. Twee verschillende beroepen in zichzelf verenigingen. De herder geeft leiding, de leraar sluit zich aan bij zijn leerlingen en gaat nooit verder als zijn leerlingen kunnen komen.
Ooit had God het volk Israël gekozen om de volken in de wereld te laten zien wat er mogelijk was voor hen als ze de God van Israël zouden aanbidden en volgen. Israël was echter de weg van alle volken gegaan en was daardoor in de ballingschap beland. En in de ballingschap werden ze teruggeroepen naar de weg van de God van Israël. Door profeten als de profeet Ezechiël.
De profeet Ezechiël richt zich in het gedeelte dat we vandaag lezen tot de herders. Hij doet dat in een tijd die niet de gemakkelijkste was voor de godsdienstige leiders van Israël. Het volk was in ballingschap en woonde voor het grootste deel in Babel, daar sprak Ezechiël ook de meeste van zijn profetieën. Volgens de profeet zijn de godsdienstige leiders er op uit een luilekker leventje te leiden op kosten van hun volgelingen. Die lopen op allerlei manieren gevaar, die lijden soms honger en gebrek, maar de leiders letten daar verder niet op, als ze zelf maar aan hun trekken komen.
We moeten die kritiek dus niet te gemakkelijk overplanten op onze eigen tijd. Het zijn natuurlijk waarschuwingen die ook aan de leiders in onze tijd gedaan kunnen worden. Bankdirecteuren die meer op hun bonussen letten dan op de veiligheid van de hen toevertrouwde spaarcenten zouden zomaar door Ezechiël kunnen worden aangesproken. Maar om nu bijvoorbeeld de predikanten in de PKN te beschuldigen de gemeenten in de steek te laten met de voorstellen voor een nieuwe kerkorganisatie gaat te ver.
Die predikanten gaat het er om dat er een verantwoorde verkondiging plaatsvindt. Dat ze de gemeente soms monddood dreigen te maken en de regering van de kerk vaak niet meer samen willen delen met ouderlingen en diakenen vergeten ze. Aan de gemeenten zelf om hun predikanten daar op te wijzen, door mee te praten over die nieuwe kerkorganisatie, door daar ook samen mee bezig te zijn. Dezer dagen vergadert de synode van onze kerk over een nieuw kerkmodel, de classis verdwijnt en er zou volgens sommigen zelfs een bisschop moeten komen.
Maar voorgangers die zich verrijken hebben we in de gevestigde kerkgenootschappen in ons land niet meer. Die vindt je soms in nieuwe groepen van bevlogen leiders die mooi kunnen praten maar die na een tijd er op uit blijken te zijn in de eerste plaats zichzelf te verheerlijken. Maar heeft de profeet het hier alleen over de leiders? Dat is natuurlijk de vraag. Ooit gaf Jezus van Nazareth de visser Simon Petrus de opdracht zijn schapen te weiden louter omdat die Simon Petrus van Jezus van Nazareth hield. En ook gelovigen uit onze tijd zeggen graag dat ze van Jezus van Nazareth houden, ook zij hebben dus de opdracht zijn schapen te weiden. En als je schapen weidt dan zorg je dat ze te eten hebben.
Nu daaraan ontbreekt het nog veel te vaak. Veel te vaak hebben mensen honger, worden ze van huis en haard verdreven, gaan ze dood aan geweld en onderdrukking. Willen we niet dezelfde verwijten krijgen die Ezechiël aan de leiders uit zijn tijd richt dan moeten we hard aan het werk.
De meesten van ons hebben geleerd dat een herder boven ons staat. De beste herder was Jezus van Nazareth en voor protestanten zijn er dan dus ook nog de dominees die als pastors ook herders willen zijn. Pastor is immers het latijn voor herder. In de Rooms Katholieke Kerk heb je dan ook nog de Paus, de Bisschoppen en de Pastoors die allemaal pretenderen herders te zijn van hun kudde, het gelovige volk.
Maar dat je als gelovige zelf de opdracht hebt herder te zijn hoor je toch maar weinig. Toch is het in de navolging van Jezus van Nazareth goed om te beseffen dat als hij zich als herder zag wij ons ook als herder moeten gaan zien. Niet om mensen voor te schrijven wat ze wel en niet moeten doen. Een herder volgt de schapen en stuurt ze niet, schapen laten zich nu eenmaal niet sturen. Een herder laat de schapen zien waar de grazige weiden zijn, waar het frisse water te vinden is en als de schapen de herder vertrouwen gaan ze zijn richting.
De uitspraak “Ik ben de goede herder” hoort tot een zestal uitspraken, ik ben de weg, de waarheid en het leven, ik ben het licht, ik ben het brood en zo. In die uitspraken typeert Jezus zichzelf als de Messias, de bevrijder van Israël. Israël kan niet bevrijdt worden als de wereld niet bevrijdt is van onderdrukking en onrecht. Het herder zijn is dus een messiaanse opdracht. Daarmee is het uitdrukkelijk ook een opdracht aan ons als volgelingen, de wereld bevrijden van oorlog en geweld, van onrecht, van honger is de opdracht aan de herders van de wereld, aan ons die onze naasten liefhebben als onszelf.
Niemand kan de ellende van de wereld alleen op de schouders nemen. We zijn God niet die in Jezus van Nazareth de ellende van de wereld op zich nam en liet zien dat als je het goede doet en niet dan het goede en het kwade blijft afwijzen tot in de dood toe, de schande van de dood je deel wordt maar juist door die liefde krijg je de macht dat door de dood heen te dragen. Daarvoor stond Jezus van Nazareth op van de doden. Om de hele wereld het leven te schenken zegt de Bijbel.
Een herder beschermt ook de schapen, tegen vijanden, tegen ziekten en tegen uitputting. Zo moeten wij ook zijn voor onze naasten. En dan niet alleen de naasten die we kennen en verstaan maar ook de naasten die niet uit onze schaapskooi komen, de vreemdelingen onder ons. Op de een of andere manier blijft de Bijbel er op hameren dat je de liefde nooit exclusief voor de mensen moet houden die je toch al kent en vertrouwt. Beschermen betekent dan ook je leven op het spel durven zetten.
Zorgen betekent ook niet ophouden voordat je contact hebt met iedereen die op je pad komt. Zorgen dat mensen bij elkaar blijven, dat ze een eenheid kunnen gaan vormen, één kudde, met één herder. De synode van de Protestantse Kerk noemde de verdeeldheid onder de kerken een schande maar de verdeeldheid tussen de volken in deze wereld is eigenlijk nog een grotere schande. Dat wij weigeren in mensen met een andere taal, een andere cultuur, een ander geloof en een ander uiterlijk broeders en zusters te herkennen leidt ons voortdurend tot geweld en doodslag.
Bijdragen aan die verdeeldheid is het tegendeel van het herderschap van Jezus van Nazareth, tot dat herderschap zijn wij geroepen, laten we horen en volgen.
Want de Bijbel wijst ons ook op de grazige weiden die ons wachten. Als we samen de weg van de God van Israël weten te volgen en als we daar alle mensen in de wereld in mee weten te krijgen dan wordt de wereld zo mooi en prachtig dat God zelf hier zijn tenten zal willen neerzetten. Dan zal alle leed geleden zijn, dan zal de dood verdwenen zijn, dan geeft zelfs de zee haar doden weer terug. Dan ligt de Leeuw op de weide met het Lam, dan speelt een kind in het hol van een giftige adder. Het visioen van de Profeten, het grote visioen van de Openbaring wordt dan werkelijkheid en geen onbereikbare droom. Maar voor het zover is valt er nog heel veel te doen voor ons, het werk wacht dus, vat aan en aarzel niet.
Amen