Feeds:
Berichten
Reacties

Archive for augustus, 2016

Lezen: Deuteronomium 24: 17-22

              Lucas 14: 1+7-14

Gemeente,

Daar gaan we weer. De eerste schriftlezing bevestigt wat we al over de kerk dachten. U moet de rechten van de vreemdelingen en de wezen eerbiedigen. Er moet weer van alles. Nou we moeten gewoon niks van die dominees en die priesters, die gedragen zichzelf ook niet altijd even netjes.

En met de lezing uit Deuteronomium zitten we midden in de eigentijdse discussie over de betekenis van de verhalen die in de kerk worden verteld. Veel mensen vinden dat die rustig verteld mogen blijven worden. Verhalen over Barmhartige Samaritanen, genezingen van gebogen vrouwtjes doen het altijd goed nietwaar. En tot het goede doen zijn heel veel mensen bereid. Maar dat moeten, dat zouden ze moeten weglaten wordt me vaak voorgehouden, net als die rare wonderen van over het water lopen en zo. We zullen het vanmorgen maar eens hebben over dat moeten, dat over die rare wonderen komt dan een andere keer wel want daar hebben we toch ook een verhaal over dat die wonderen wat minder raar maakt.

Wat moeten we eigenlijk van de Bijbel? Deuteronomium is een boek dat hoort bij wat we de wetboeken van Israël noemen. Op de berg Horeb had het volk de tien geboden gekregen, die van Gij zult niet doden en zo, en die waren uitgewerkt in de boeken van Mozes, in de eerste vijf boeken van de Bijbel vind je die terug. Daar staat in waar je je aan te houden hebt zo lijkt het.

Het lijken wetboeken maar daar dachten ze in Israël toch wat anders over. Onze wetten zijn gebaseerd op het Romeinse Recht. Daarin staan de rechtsregels waaraan iedereen zich altijd onder alle omstandigheden zou moeten houden, daar zijn geen uitzonderingen op mogelijk. Naast die wetten is dan ook een hele verzameling jurisprudentie ontstaan over de vraag wat dan de omstandigheden waren en welke wetten daar dan op van toepassing waren, daar kun je namelijk nogal over van mening verschillen.

Het Hebreeuwse recht kent een ander uitgangspunt. Dat blijkt al uit het verhaal over het ontstaan. Die wetten werden gemaakt toen er nog geen land was, nog geen staat waar die wetten uitgevoerd konden worden, geen rechters die er over konden oordelen. Er staan zelfs wetten in die met elkaar in strijd zijn. Die wetten worden samengevat in de regel Heb God lief boven alles en je naaste als jezelf. Spelregels dus die aangeven hoe je tot uiting brengt hoe je je naaste liefhebt. Die eerste vijf boeken heten dan ook samen de Leer van Mozes, de onderwijzing. Daar mag je je hele leven op studeren. Er is één spelregel die tegenwoordig wat meer bekendheid heeft gekregen. Dat is de regel dat je een ander niet aan moet doen wat jij niet wil dat jou wordt aangedaan.

Het is de regel van de compassie. De Engelse schrijfster Karin Amstrong heeft ontdekt dat eigenlijk elke godsdienst die regel kent. Voor Boedisten is het een van de twee pijlers van het Boedhisme, voor Mohammedanen een van de vijf pijlers van de Islam en voor Joden en Christenen een bekende regel uit de Bijbel. Als je zo het moeten uit de Bijbel leest dan komt het veel meer in de richting van Hoe hoort het eigenlijk, dat beroemde boek over de ettiquette. Het is te vergelijken met de wet van rechts rijden. Wie in Engeland op vakantie is geweest weet dat ook links rijden kan, maar het allerbelangrijkst is dat je je er allemaal aan houdt en dat niet de een rechts en de ander links rijdt want dan komt er van rijden niks terecht.

Zo mogen we vanmorgen dus ook de regels lezen die ons worden aangeboden in het boek Deuteronomium, de afscheidsrede van Mozes die het volk uit de slavernij in Egypte had geleid. Dat zinnetje over die slavernij is hier ook belangrijk. Slavernij is een systeem van het ultieme moeten. De baas beveelt en de slaven volgen, wie niet volgt sterft. Van dat moeten was het volk dus bevrijdt en de regels van de Bijbel bevestigen die bevrijding. Het zijn de richtlijnen voor de menselijke samenleving en die richtlijnen brengen je in beweging naar die menselijke samenleving toe. In andere delen van de Bijbel wordt ons die samenleving geschetst. Daar zijn geen tranen meer, daar heerst de dood niet meer, daar is voor iedereen genoeg te eten, daar sterven geen baby’s meer en niemand meer voor zijn of haar tijd. Daar is vrede en hoef je zelfs voor wilde dieren niet meer bang te zijn. Die schets vindt je bijvoorbeeld terug in het laatste deel van het boek van de profeet Jesaja..

Maar nu de richtlijnen die we vanmorgen hebben gelezen. Vreemdelingen zijn ook in de Bijbel mensen die steeds apart genoemd moeten worden. Daar moet je extra aandacht aan schenken. Ze staan op één lijn met de weduwen en de wezen. Israel wordt er voor gewaarschuwd niet te vergeten dat ze zelf slaven geweest zijn, daarom juist moeten ze voor de vreemdelingen zorgen. Niet hebberig en schraperig alles maar van het land halen tot de laatste kruimel, maar rustig wat laten liggen voor mensen die het nodig hebben. Respect tonen, zelfs bij het straffen moet je nog respect tonen voor de mensen die gestraft worden. Zelfs de dieren die voor je werken verdienen respect.

Wij zijn zover nog lang niet. Respect tonen voor dieren die we eten? Respect voor dieren die gehouden worden? Delen met armen? Zorgen dat de armen op je land kunnen komen om de resten van de oogst op te rapen en langs de randen van het veld te plukken? De armen de laatste appels en peren uit de boomgaarden laten plukken? Het bracht een aantal jaren geleden een Rotterdams echtpaar op het idee een voedselbank te starten. Supermarkten gooien goed voedsel weg omdat het over is, terwijl er gezinnen zijn die een tekort hebben om voldoende te kunnen kopen. Het is door heel Nederland een beweging geworden.

In de woestijn waren de wetten zoals we die vanmorgen hebben gelezen eigenlijk nog dromen. Straks in het beloofde land zouden ze werkelijkheid worden, dat land dat zou overvloeien van melk en honing. Als je doorleest in de Bijbel dan zul je ontdekken dat het nog een geweldige teleurstelling zou worden. Andere volken kwamen de oogst roven, vreemdelingen die als sprinkhanen over het land zouden stromen. Een koning hadden ze nodig gehad om zich te kunnen verdedigen. Maar juist aan de regels die we vanmorgen hebben gelezen hadden ze de beste Koning te danken gehad. Dat lees je terug in het boek Ruth. Dat was een buitenlandse, een Moabitische weduwe die met haar schoonmoeder terug kwam naar Bethlehem. Zij ging op de akker van Boaz de aren plukken voor haar en haar schoonmoeder die Boaz conform de spelregels uit Deuteronomium had laten staan en laten liggen. Zo overleefde ze en haar inzet maakte zoveel indruk dat ze trouwde met Boaz en de grootmoeder van Koning David werd.

Maar uiteindelijk wilde het volk gewoon een volk zijn zoals andere volken. Met winst en profijt en welvaart en macht. De goden die daarbij hoorden stonden in hoger aanzien dan de God die het steeds maar had over de armen, de minsten, de weduwen en de wezen, de vreemdelingen. Het volk verloor dan ook haar macht aan wereldrijken want zo gaat dat in de wereld, ook vandaag nog. Het volk Israël werd in ballingschap gevoerd en daar kwam er weer belangstelling voor die oude verhalen over een land dat overvloeit van melk en honing, het land dat God had beloofd.

Zorgvuldig zijn die verhalen toen verzameld en zo werd de basis gelegd van wat wij nu als de Bijbel herkennen. Er kwam zelfs het idee op om groentetuinen te stichten waar men gezond van kon eten maar waar men ook van kon delen met de armen uit het land van de ballingschap. Zo leerde men weer de richtlijnen voor de menselijke samenleving ook in een situatie waar het volk geen land had, geen zelfstandigheid.

Ook Jezus van Nazareth leefde in een samenleving waar het volk Israël alle zelfstandigheid had verloren. Ze waren nog wel niet in ballingschap maar ze leefden wel alsof het een ballingschap was, de Romeinen bepaalden wat ze wel en niet mochten. Ook daar was die droom van toepassing dat je eerst gemeenschappen moest vormen voordat de tijd van het beloofde land aan zou breken. In de dagen van Jezus van Nazareth speelde daar ook nog bij dat velen dachten dat de Romeinen wel met geweld te verdrijven waren. Lucas schreef zijn Evangelie na het jaar 70 toen er een grote opstand was geweest die bloedig was neergeslagen. De Tempel in Jeruzalem was verwoest en het volk werd verspreid over het hele Romeinse Rijk, tot aan de einden der aarde. En dan vertelt Lucas het verhaal hoe Jezus had geprobeerd een gemeenschap te vormen met de Farizeeën. Hij was ingegaan op de uitnodiging om op Sabbath bij een Farizeeër thuis de maaltijd te gebruiken

Het is soms dringen om vooraan te mogen staan. Mensen betalen veel geld om bij een diner met een wereldberoemde politicus te mogen aanzitten. Het gaat dan vaak onder het mom van een goed doel waarvoor het geld wordt uitgegeven, maar dat goede doel zou meer geld krijgen als iedereen thuis bleef en een overschrijving deed. De locatie is luxe, het eten is luxe, de muzikale omlijsting kost een hoop en de beroemde spreker vraagt zelf ook het nodige aan geld en logies. Het is het soort diners waar zien en gezien worden,vooral het laatste, belangrijker is dan de inhoud. En de opbrengst.

Kennelijk waren er in de dagen van Jezus van Nazareth ook al zulke diners. In dit gedeelte van het Evangelie van Lucas wordt daar duidelijk op gezinspeeld. Jezus drijft de spot met de mores, de gewoonten, rond zulke bijeenkomsten. Ga maar eens op de minste plaats zitten, je dwingt dan de gastheer, of gastvrouw, om je naar voren, naar een betere plaats te roepen. Het gezien worden is dan gelijk gelukt. Als je jezelf de beste plaats toekent loop je de kans geen rekening te hebben gehouden met de eregast en te moeten opkrassen. Dat is een manier van gezien worden die je liever overslaat.

Het zijn de grappen waarmee al in de Bijbel de rijken en machtigen worden bespot en te kijk worden gezet. Want als je werkelijk mee wil doen in het Koninkrijk van Jezus van Nazareth kun je beter een heel andere strategie hanteren. Nodig dan de armen, de chronisch zieken, de gehandicapten uit. Die nodigen jou weliswaar niet terug uit voor een diner en nemen ook niet veel geld voor een goed doel of status in de samenleving mee, maar op de lange duur geven ze meer plezier. Want er komt een dag dat ook deze medeburgers opstaan en zich niet langer laten knechten. De opstanding van de rechtvaardigen noemt de schrijver van dit Evangelie dat. En op dat moment ben jij geen vijand, geen uitbuiter, geen exorbitante zelfverrijker, maar een vriend van de armen, een vriend van de mensen die geen plaats in de samenleving hebben. Jij hebt ze een plaats gegeven, jij zag ze en jij wilde met ze gezien worden.

En zelfs als de dag van de opstanding der rechtvaardigen nog wat uit zou blijven dan nog. Al die aanzienlijken strijden om aanzien en eer, daar kan je alleen maar pijn in je hoofd en in je buik van krijgen. Die armen strijden nergens voor, ze zijn al blij met een goede eenvoudige maaltijd, ze leven om te overleven. Zeg zelf, dat is toch een veel beter gezelschap, daar hoef je je nooit af te vragen wat jouw plaats is, als jij de maaltijd geeft is het de ereplaats.

Het is een voorbeeld uit een heel Evangelie van voorbeelden, en dan zijn er nog drie vol met dit soort voorbeelden, van hoe je onder alle omstandigheden kunt blijven denken aan de armen, aan de minsten in de samenleving. Onder werkelijk alle omstandigheden want het belangrijkste voorbeeld blijft voor ons de gevangenneming en de kruisiging van Jezus van Nazareth. Die bij zijn gevangenneming zijn volgelingen verbood om het zwaard op te nemen, die zweeg tijdens de processen die zogenaamd werden gevoerd. Die aan het kruis nog vergeving vroeg voor zijn vervolgers omdat ze niet zouden weten wat ze deden. Die een medegekruisigde meenam naar het Paradijs, die de zorg voor zijn moeder vanaf het kruis vlak voor zijn sterven overdroeg aan een van zijn volgelingen. Die liefde maakte dat hij ook na zijn dood door bleef leven, opgestaan als hij was tegen de dood van zijn samenleving.

Die voorbeelden en vooral dat voorbeeld van het kruis en de opstanding maken dat hier in de Dorpskerk van Uitgeest al meer dan 100 jaar mensen bij elkaar komen om die droom levend te houden. Niet om er zelf beter van te worden, want je verdient echt geen plekje in de hemel door de armen te helpen, je helpt de hemel op aarde te brengen. Want als de menselijke geschiedenis voorbij zal zijn en alles gaat voorbij nietwaar dan zullen er een nieuwe hemel en een nieuwe aarde komen. Een aarde waar alle tranen gedroogd zullen zijn en waar de dood niet meer zal heersten, waar voor iedereen plaats is en God zelf zijn tenten op aarde zal spannen. Dat is het slot van de Bijbel, waar dus niets van moet maar van alles van mag, vooral de liefde voor de naaste van mag. Waar iedereen aan mee mag doen, en waarom iedereen elke zondag weer hier in de kerk van Uitgeest welkom is om daarvan mee te dromen en mee te oefenen, ook de komende 100 jaar, totdat hijzelf zal komen.

Amen

 

 

Advertentie

Read Full Post »

Lezen: Jesaja 30: 15-21

              Lucas 13:22-30

 

Gemeente

Ik hoef echt niet meer uit te leggen dat we in een tijd van crisis leven of hebben geleefd. We worden met de crisis te pas en te onpas om de oren geslagen. Moeten we het dan in de kerk ook nog hebben over crises uit ver verleden tijden? Nu brengt een crisis in een samenleving altijd angst en juist in de crisisverhalen uit de Bijbel staat dat je niet bang moet zijn. Maar wat dan wel?

Vandaag hebben we verhalen gelezen van Jesaja en van Jezus van Nazareth. Ook die leefden in tijden van crisis. Ze waren omringt door oorlog en geweld. We moeten dan wel bedenken dat het Evangelie van Lucas is geschreven na het jaar 70 toen door een opstand van het volk van Israël de Tempel in Jeruzalem werd verwoest en het volk werd verspreid over het hele Romeinse Rijk, tot aan de einden der aarde.

Het gedeelte dat we vanmorgen uit het boek van de profeet Jesaja hebben gelezen staat in het eerste deel. Overal ontstaan machtige rijken die de kleine en zwakke rijkjes opslokken en onderwerpen. Het koninkrijk Juda, waar Jeruzalem de hoofdstad van is, heeft nog een zekere zelfstandigheid omdat een van de koningen zo verstandig was om aan Assur te beloven elk jaar een schatting te betalen. Maar voor de machtigen in Juda was dat niet genoeg. Het is voor de rijken in tijden van crisis altijd erg moeilijk te verteren dat een crisis ook hen geld gaat kosten. We merken dat ook in onze dagen. De wordt zorg minder. Er wordt gekort op pensioenen en uitkeringen. Maar de top van het bedrijfsleven heeft vorig jaar zichzelf een loonsverhoging toegekend en de bonussen stijgen weer. In sommige zorginstellingen verdienen de topbestuurders zelfs meer dan is toegestaan.

In de dagen van Jesaja besloten ze de muur rond Jeruzalem te versterken. De mannen van Juda moesten dat werk in Herendienst uitvoeren, ze kregen voor het zware werk dus niet betaald. En dus moesten de armen er voor bloeden, want als je met je handen werkt moet het werk dat je met je handen verricht wel betaald worden anders kun je moeilijk overleven. Jesaja ziet dat als een aanval op de manier waarop de God van Israël zijn volk wil zien samenleven. Daar krijgt elke arbeider een eerlijk loon, daar profiteert de machtige niet van de zwakke, daar wordt gedeeld en wordt zelfs voor de minsten gezorgd.

Jezus van Nazareth leefde in een wereld waar alle zelfstandige koninkrijken verdwenen waren, waar alle koningen en machthebbers verantwoording moesten afleggen aan de Keizer in Rome. In het nieuwe Testament wordt die Keizer met dezelfde Griekse term aangeduid als de God van Israël of als Jezus van Nazareth, allebei zijn ze de Kurios. In de vertalingen in het Nederlands valt dat gebrek aan onderscheid weg. Als in de grondtekst God bedoeld wordt vertaalt men met Heer, als in de grondtekst de Keizer bedoeld wordt vertaalt men met Keizer. Voor de eerste Christenen was dat gebrek aan onderscheid van groot belang, ze aanbaden de Keizer niet, ze brachten de Keizer geen offers, ze aanbaden de God van Israël. Er was immers maar één God, één Heer, één Kurios? Maar voor Romeinen was de Kurios een meneer die macht uitoefende, elke God was immers een meneer of een mevrouw, en als je een andere meneer als de Keizer tot Kurios maakte dan verwierp je de keizer dus, dan kwam je in opstand. Dan wierp je de bestaande orde om ver. Jezus zou dan ook gekruisigd worden omdat hij de Koning der Joden was, daarmee maakten de Romeinse bezetters overigens Jezus tot God.

Die manier van denken, in termen van macht en ondergeschiktheid beïnvloed ons tot op de dag van vandaag. Ook wij hebben er steeds last van dat er hooggeplaatsten zijn en dat er mensen zijn die minder belangrijk zijn. Er wordt zelfs beweerd dat we eerst voor de rijken moeten zorgen want als zij geen kruimels meer hebben die van hun tafels kunnen vallen dan moeten de armen honger lijden. Een redenering die door de Bijbel krachtig wordt bestreden, denk maar eens aan wat Paulus over het avondmaal in Korinthe durft te schrijven, u eet en drinkt uzelf een oordeel.

Zelfs in de kringen van Jezus van Nazareth komt de vraag op wie de baas zal zijn in het Koninkrijk waar Jezus van Nazareth steeds over spreekt. Wie hoort er nu wel bij en wie hoort er niet bij. Het wordt vast een zelfstandig Koninkrijk waar ziekten genezen zijn, waar geen honger en armoede meer wordt geleden en waar zelfs de dood niet meer heerst. Jezus van Nazareth wijst er op dat je veel moeite moet doen om dat Koninkrijk van God binnen te gaan.

Denk overigens niet dat er in de Bijbel alleen in vriendelijke voorkomende woorden tegen elkaar wordt gesproken. Niets is vaak minder waar. Vooral Jezus van Nazareth kon, zo vertellen de vier Evangelieverhalen, soms onbarmhartig uithalen. Vooral tegen mensen die voor een dubbeltje op de eerste rij willen zitten. We kennen dat nog steeds, als een club wint is het aantal supporters niet te tellen, als een club verliest blijft er maar een klein clubje over. In de verhalen van Jezus van Nazareth worden heel andere maatstaven aangelegd. Daar staan de armen voorop. Wie niets heeft mag meedoen aan het Koninkrijk van recht en vrede. Wie niets heeft mag aan tafel op een feest dat voortdurend met een bruiloftsfeest wordt vergeleken. Wie geen oog heeft gehad voor het delen met de armen, wie bezig is geweest met eigen gewin en eigen profijt wordt buitengesloten. Dat zijn de rechtsverkrachters, de mensen die geen oog hadden voor het tot hun recht laten komen van de armen, van de minsten in de samenleving, Natuurlijk, ook die rechtsverkrachters willen meedoen met het feest, ook zij zullen roepen dat ze zich netjes hebben gedragen, altijd oppassend zijn geweest, fatsoenlijk, ja zelfs op zondag naar de kerk te zijn gegaan.

Het helpt allemaal niet, want niet wie vooraan staat en een grote borst weet op te zetten komt als eerste voor het feest in aanmerking, maar wie hoort bij de armen. In een ander verhaal wordt de vergelijking getrokken met hen die in het struikgewas moeten slapen, langs de kant van de weg. Wie daarbij hoort, of wie voor die mensen opkomt en hen een deel van leven geeft is het feest bedoeld. De anderen zijn de rechtsverkrachters, weg er mee.

Net als in de dagen van Jesaja proberen ook in onze dagen de machtigen onder de crisis uit te komen door bondgenootschappen en het versterken van hun positie ten koste van de armen. We zullen dat moeten doorzien en het verhaal van de Bijbel er tegenover moeten stellen. Misschien is een bankenunie wel heel verstandig. Misschien moet er op de overheidsuitgaven wel bezuinigd worden. Maar waarom wordt op de zorg bezuinigd? Waarom op het speciaal onderwijs? Waarom op medicijnen voor zeldzame ziekten? Waarom is er geen maximum inkomen? Waarom komen er geen wetten die de verdeling van ons nationaal inkomen rechtvaardiger maken? Als we weer gevraagd worden een oordeel over het overheidsbeleid uit te spreken dan zullen we ons moeten afvragen of onze samenleving gaat in de richting van het Koninkrijk van God zoals Jezus ons dat geschetst heeft of in de richting van de Heidense samenlevingen waarin de rijken rijker worden en de armen steeds armer.

En moeten we ons bij die ontwikkelingen neerleggen? Jesaja spreekt het bedreigde volk moed in. De God van Israël is een God van recht, die God laat alle mensen tot hun recht komen, met name de armen, met name de minsten. Jezus van Nazareth roept op om hard te werken om door de smalle poort te gaan. Het gaat er daarbij niet om hoe innig je met Jezus bent omgegaan, welke bijzondere persoonlijke relatie je wel niet met hem hebt gehad. Het gaat er om of je de mensen die hij aan zijn tafel heeft genodigd meegenomen hebt, of je die mensen tot hun recht hebt laten komen.

Jezus zal zijn volgelingen een gelijkenis vertellen waarin de knechten van de koning die zijn bruiloft wil vieren er worden uitgestuurd om de minsten uit de stad te dwingen om in te gaan. Wie die uitnodiging te gemakkelijk aanvaard, wie niet bereid is te veranderen in bruiloftsgast, wordt uitgeworpen. Die oproep tot de knechten geldt ook ons en tegelijkertijd mogen we ons rekenen tot de minsten in de samenleving, wij hoeven de baas niet te spelen over anderen, wij zijn bruiloftsgasten die een feest gaan vieren, het feest van allemaal samen, het feest van breken en delen, het feest waarbij de rijken wachten op de armen zodat er gefeest kan worden zonder onderscheid.

Het is een hard oordeel dat Jezus van Nazareth hier schetst. Ook als je je netjes gedraagd, als je leeft met Jezus dan nog kun je worden buitengesloten. Daar zal geween zijn en het gekners van tanden. Het beeld sluit aan bij het beeld van de Griekse en Romeinse godsdiensten. Er waren Elyseese velden en was de onderwereld. In de Elyseese velden leefden de overledenen als in een Paradijs, in het Hades werden de misdadigers gestrafd. Dit beeld past niet in de Bijbelse traditie. Daar werd de mens weer tot het stof waaruit God hem had gevormd, de adem die God had ingeblazen en hem leven had gegeven keerde weer terug naar God. Maar die Grieks-Romeinse godsdienst had na de dagen van de Makkabeeën invloed uitgeoefend op het Joodse denken. Tijdens de bezetting door de Grieken, die aan de bezetting door de Romeinen vooraf ging, was er een wrede vervolging geweest van hen die wilden vasthouden aan de Joodse godsdienst. Geen aanbidding van mensen, geen beelden in de Tempel in Jeruzalem. In het eerste boek Makkabeeën, een apocrief boek dat goed is om te lezen maar net niet in de Bijbel staat, lees je over die wrede vervolging. In het boek Daniël hadden de gelovigen gelezen over een Mensenzoon die zou komen op de wolken om de rechtvaardigen en de onrechtvaardigen te oordelen. Jezus noemt zichzelf vaak de Mensenzoon. En veel van zijn toehoorders waren er van overtuigd dat er een dag zou komen dat die wrede onderdrukkers van gelovigen door God veroordeeld zouden worden en dat de slachtoffers opgenomen zullen worden in het Paradijs.

Kun je dan de toegang tot het Koninkrijk van God verdienen? De Bijbel leert ons dat die toegang alleen op grond van het geloof in God de toegang mogelijk is. Maar hoe zit het dan met die oproep om aan de slag te gaan? In een andere gelijkenis wijst Jezus op de bomen, aan de vruchten van de boom herkent men welke boom dat is, met nuttige voedende vruchten, of met giftige dodende vruchten. Dat werk is dus niet om de genade van God te verdienen of om een plaatsje in de hemel te verwerven. Dat werk is het teken dat we geloven. Jacobus zal veel later schrijven dat geloof zonder werken dood geloof is. Als je aan de slag gaat voor het werk voor dat Koninkrijk dan is de beloning niet meer belangrijk. Dan ligt de beloning in de vreugde die oplicht in de ogen van de zwakke die gesterkt wordt, de bedroefde die getroost wordt, de minste die wordt opgericht. Veel gelovigen zeggen dan ook dat God te ontmoeten is in de ogen van de naaste. Het gaat er dus niet om gerechtvaardigd te worden door goede werken, maar om het kwade te bestrijden door het goede, door niet dan het goede. Het gaat er om om mensen tot hun recht te laten komen die elk recht wordt ontzegd, het gaat er om om van wegwerpmensen mensen van de Weg van Jezus van Nazareth te maken.

In onze dagen is de vraag of je meedoet met Amnesty International in het bezoeken van gevangen, of je meedoet met de voedselbanken in het voeden van de hongerigen, of je meedoet met de Fair Trade in het rechtvaardig belonen van mensen die voor ons goederen hebben gemaakt. Die lijst is eindeloos uit te breiden, naar kleding die in vrijheid moet zijn gemaakt, naar bedroefden die getroost kunnen worden ook hier in Uitgeest en Akersloot, naar zieken die verzorgd moeten worden, gehandicapten die een plaats in onze samenleving verdienen, werklozen die het respect van hun omgeving niet mogen verliezen en noem maar op. Wie de Bijbel leest en de oren weet te openen voor het geschrei van de verdrukten kan altijd aan de slag aan de bouw van het Koninkrijk van God. Samen in een kerkelijke gemeenschap kunnen we laten zien wat het geloof in dat Koninkrijk, in de macht van de God van dat Koninkrijk allemaal wel niet tot stand kan brengen.

Elke morgen mogen we daarmee opnieuw beginnen, tot de dag komt dat hijzelf zal komen en het einde van onze geschiedenis bereikt zal zijn. Dan zullen alle tranen gedroogd zijn en zal de dood niet meer heersten, dan zal God zelf zijn tenten op deze aarde spannen. Tot die tijd wacht ons het werk aan Zijn koninkrijk.

Amen

 

Read Full Post »

Lezen: Jeremia 23:23-29

              Lucas 12:49-56

 

Gemeente,

We leven in de laatste dagen van de zomervakantie. Langzaam neemt het gewone leven van alledag, van werkdagen en rustdagen weer z’n loop.

De verhalen die we vanmorgen uit de Bijbel hebben gelezen gaan over verwarring. Allerlei mensen proberen het volk warm te laten lopen voor hun dromen. Dromen van rijkdom en welvaart natuurlijk, daar zijn we het meest gevoelig voor. Ook in onze dagen. Hele straten en wijken kunnen schat hemeltje rijk worden als we allemaal maar de loten kopen die ons die rijkdom beloven.

Jeremia leefde ook in zo’n verwarrende tijd. Machten en krachten spanden zich samen om wereldrijken te vormen. Wereldrijken die konden profiteren van al de schatten van de volken die ze hadden onderworpen. Ook Israël werd bedreigd en Koningen zochten steun bij profeten om te weten wat hen te doen stond. Profeten stonden tegen elkaar op, ze hadden allemaal dromen van een nieuwe wereld waar Israël een prachtige plaats in zou nemen. Wat daarvoor nodig was waren bondgenootschappen met de juiste machtige wereldrijken, of juist met de kleine landjes rondom Israël tegen de machtige wereldrijken, eendracht maakt macht nietwaar. Tot verbazing van Jeremia zeiden die profeten allemaal dat ze in de naam van de God van Israël spraken maar hadden ze het geen van allen over de boodschap die de God van Israël vanouds had gegeven, over het verbond dat hij met het volk had gesloten, over het samen zorgen voor de minsten in de samenleving, de armen, de weduwe en de wees.

De valse profeten kunnen gelovigen krijgen omdat we geneigd zijn de goden als mannetjes en vrouwtjes te zien. Als Zeus op de Olympus en Poseidon op de bodem van de Zee. Op onze scholen worden deze beelden van goden ook onderwezen. Dat mensen goden kunnen worden wordt ons dagelijks voorgehouden in Olympische wedstrijden.

Mensen kunnen tegenwoordig zelfs met de doden spreken en door water in te stralen geluk brengen en genezing van kwalen. Ja er zijn zelfs mensen die in de Naam van onze God in grote shows en tegen betaling ongeneeslijk geachte ziekten zeggen te kunnen genezen.

In het gedeelte dat we vandaag hebben gelezen geeft Jeremia de boodschap van de God van Israël door zoals hij die heeft verstaan. Op het eerste gezicht ook een verwarrende boodschap. De God van Israël is zowel dichtbij als veraf. Voor wie de Bijbel kent is de boodschap van Jeremia wat minder verwarrend. De boodschap dat God dichtbij is maar ook veraf kan zijn komt vaker in de Bijbel voor. God is dichtbij de mensen die op hem vertrouwen, die kracht nodig hebben om de kinderen van God, de minsten in de samenleving te helpen. God houdt zich ver van hen die het kwaad zoeken, die uitbuiten en onderdrukken, ver van hen die geweld gebruiken en zich sterker achten dan wat en wie dan ook, God is ver van de goddelozen zegt de spreukendichter.

Natuurlijk heeft God weet van dat alles. Het is dan niet het grote boze oog dat alles en iedereen bespiedt, maar God hoort het gebed van hen die op hem bouwen en God hoort het geschrei van allen die in verdrukking leven. De dromen van profeten horen dus geen gemakkelijke dromen van welvaart en welzijn te zijn, de echte dromen die vertellen over de God van Israël zijn dromen van bevrijding, bevrijding van slavernij, bevrijding van de dood, bevrijding van de slaven en de armen. De God van Israël is dus geen mannetjesputter. Het is een God die elk verstand te boven gaat, maar tegelijk is het een menselijke God, een God vol liefde en barmhartigheid. Noemen we het kwaad meestal onmenselijk, de liefde die de God van Israël ons biedt maakt ons juist menselijk tot op het bot.

De dromen die ingegeven zijn door de God van Israël zijn als een vuur, als een vuur dat het goud zuivert van ongerechtigheden, zijn als een moker die de rots verbrijzelt, de rots die het water vasthoud dat de woestijn tot bloei moet brengen zodat er voor iedereen te eten is en er geen honger meer kan heersen. De aarde is immers vruchtbaar geschapen en vruchtbaarheidsgoden als Baäl horen in het volk geen rol te spelen.

Voor ons betekent dat dat de goden van winst en profijt niet de redding voor de armen brengen maar het naleven van de richtlijn van de God van Israël om te delen met de behoeftigen die bevrijding zal brengen. Alleen van delen worden we immers rijker. Het napraten van al die profeten die de banken sterker willen maken, die de rijken rijker willen maken, die de verhoging van inkomens met zes procent van de top van het bedrijfsleven verdedigen en daarmee de verlaging van pensioenen en uitkeringen proberen te rechtvaardigen worden door de God van Israël ontmaskerd als bedrog.

Ook Jezus van Nazareth lijkt verwarring te zaaien. Is hij niet bij uitstek het symbool van de vrede, hebben we het over hem niet als we het hebben over de vrede des heren? Zingen we hem met kerst niet toe als de vredevorst? Hoe kan hij dan zeggen gekomen te zijn om mensen tegen elkaar op te zetten? Van vijf in een huis zullen er drie tegen twee zijn, vaders en zoons staan tegen elkaar op en moeders tegen hun dochters. Jezus zou wel een vuur willen zijn, ook hij moet de doop ondergaan. En in die beelden lost zich de verwarring op. Dat vuur is een louterend vuur, de doop is de doop tot afwassing van de zonden. Al die leugenachtige dromen worden afgewassen en weggebrand. Wij hebben ze in onze dagen in de crisis ten onder zien gaan.

Weten we nog van de dromen van de expolitieagent uit Wognum? Die met zijn leningen de hemel op aarde beloofde? Nieuwe televisietoestellen, nieuwe keukens, nieuwe auto’s. Je deed je gezin tekort als je niet meeging in de jacht naar nieuwste en het beste en leningen sluiten was toch de snelste manier om je familie bij de tijd te brengen. De hypotheken werden opgehoogd tot ver boven de waarde van de huizen waar ze op werden afgesloten. Banken gingen mee in het spel van schulden die tot bezittingen werden. Wie uiteindelijk de rekening zou moeten betalen was geen vraag. Hoe meer schulden je schiep hoe rijker je werd. Die zeepbellen zijn doorgeprikt, die dromen tot leugens geworden. We consumeren niet meer boven onze macht, we sparen eerst. En de zwakken zijn het slachtoffer gebleken van de hoogmoed en valse dromen. Zij moeten zich wenden tot de voedselbanken omdat de schulden toch afbetaald moeten worden, in elk geval tot ze zijn gesaneerd.

En we weten het wel zegt het verhaal van Lucas. We weten toch ook van het weer? Als er donkere wolken komen op een warme zomerdag komt er gedonder, dan breekt een onweer los. En een onweer hoeft niet altijd slecht te zijn. Natuurlijk als er windstoten komen die bomen ontwortelen, dan lopen mensen gevaar, dan kunnen mensen verongelukken. Maar we zagen het aankomen. Maar een onweersbui op een drukkend warme zomerdag kan ook zeer verfrissend uitwerken. Het koelt niet af maar er komt als het ware weer lucht en adem, je kunt je weer bewegen en wordt niet langer terneergedrukt. Die verfrissing verbindt de Bijbel met de doop, die geeft je nieuw leven.

Met de wolk in het westen die regen brengt duidt Jezus nog op een ander verhaal. Op een verhaal over het dienen van afgoden, het achterna lopen van de goden van vruchtbaarheid, de goden van winst en profijt, die goden die meer en steeds meer beloofden. Daar kwam een profeet tegen op. Zeven jaar was het droog in Israël. Toen gingen de priesters van de vruchtbaarheidsgoden de strijd aan met de profeet van de God van Israël, die liet zijn knecht uitkijken naar de wolkje in het westen en wist toen het verscheen dat de droogte voorbij was, dat verfrissend water het land zou schoonspoelen zodat het gewas weer kon groeien en de honger gestild kon worden.

Jezus roept hier op om te blijven nadenken over de ontwikkelingen in je eigen samenleving. We weten best dat overeten tot allerlei ziekten leidt, dat drank meer kapot maakt dan je lief is, dat onveilig vrijen tot allerlei ellende kan leiden, dat het niet laten inenten van je kinderen niet alleen je eigen kinderen maar ook andere kinderen in gevaar kan brengen. En je weet dat een oorlogszuchtige houding tegen anderen tot oorlog en geweld kan leiden.

De eerste Christenen hebben dat meegemaakt in de grote opstand in het jaar 70 toen de Tempel verwoest werd en het volk werd verspreid over het hele Romeinse Rijk. Lucas heeft zijn Evangelie geschreven na die Grote Opstand en je leest als het ware hier een waarschuwing terug. De Christenen hadden overigens niet aan die opstand meegedaan en dat werd hen nogal kwalijk genomen. En hoewel de Bijbel zegt dat een huis dat tegen zichzelf verdeeld is geen stand kan houden geeft Jezus hier de eerste Christengemeenten ook hun verdediging in handen, zij hadden wel de vernietigende storm in de verte gezien en zich er verre van gehouden.

Ook wij zullen om ons heen moeten blijven kijken om te zien of onze wereld gaat in de richting die de Bijbel ons schetst. Gaan we werkelijk naar een wereld waar alle honger gestild is alle dorst gelaafd? Waar iedereen bereid is te delen met de naaste? Waar oorlogen in vrede zijn herschapen? Een wereld waar de dood niet meer heerst en alle tranen zijn gedroogd? Wonen wij in een wereld waar je veilig kan zeggen dat hier de God van de Hemel wel zijn tenten zou kunnen opslaan? Wie eerlijk is zal zeggen dat het lang nog niet zo ver is. Dat we nog heel wat moeten doen voor het nieuwe Jeruzalem is gebouwd. Ja dat als we mee willen bouwen aan dat nieuwe Jeruzalem we er goed aan doen nog eens de boeken van Ezra en Nehemia te lezen waar beschreven wordt hoe Jeruzalem werd herbouwd met de troffel in de ene en het zwaard in de andere hand.

De verwarring die we vandaag in de verhalen uit de Bijbel hebben gelezen is er eigenlijk altijd wel. Die verwarring hoeft ons niet te ontmoedigen. De Bijbel geeft geen gemakkelijk verhaal over de nieuwe hemel en de nieuwe aarde die er komen. De vrede van Christus in je hart komt ook in de vorm van onvrede over wat er in de wereld aan de gang is. Die onvrede kan je plagen, voelt soms als een brandend vuur. Gelovigen in de Weg van Jezus van Nazareth worden beschreven als hongerigen en dorstigen. Ze hongeren en dorsten naar gerechtigheid. Dat zijn geen blije vrolijke gevoelens van Haleluja God is Liefde en wij zijn in Christus. Welk een vriend is onze Jezus dat hij ons opzadelt met onrust en onze harten in ons doet branden van verlangen naar een andere wereld. Ik verzeker u het is veel rustiger in je leven als je je neerlegt bij de wereld zoals die nu eenmaal is en genoegen neemt met de slavernij die jou en vooral anderen wordt opgelegd door de machten en krachten van deze wereld.

Maar als we geraakt zijn door de Liefde van de God van Israël zoals we die in Jezus hebben leren kennen. Als we weten dat deze God nooit laat varen het werk dat zijn hand ooit begon en dat we aan dat werk mee mogen doen, elke dag opnieuw. Dat die God barmhartig en lankmoedig is, elke dag voor ons de zon weer doet opgaan, elke dag zorgt dat er mensen opstaan tegen onrecht en geweld en dat hij ook ons daartegen wil laten opstaan. Dan kunnen we niet anders. Dan vormen we een gemeenschap die hier in Holysloot schittert als een stad op een berg. Dan kruipen we niet weg in kleine kerkjes maar zetten we de deuren open en zoeken de mensen aan de kant van de weg op, dan kijken we in heggen en onder bruggen waar de armen zijn en dwingen ze om in te gaan.

Totdat de Mensenzoon zal komen, tot dat die jongste dag zal aanbreken dat alle leed geleden zal zijn en aan alle verwarring een einde gekomen zal zijn.

Amen.

 

 

 

Read Full Post »

Lezen: Jesaja 65: 17-25

             Lucas 12: 32-40

Gemeente,

Vanmorgen gaat het over dromen, dromen van een betere wereld. Maar dromen zijn bedrog, dat was tenminste de titel van de hit van een voormalig stadgenoot van mij, Marco Borsato. Hij bracht het plaatje uit in augustus, net zo’n warme augustusmaand als we nu hebben. En vanuit de studio reed hij op zijn motor naar huis in Alkmaar om onderweg toch even te stoppen bij de studio van de locale omroep. Daar zat ik plaatjes te draaien. Marco had een droom. Hij wilde een gevierd artiest worden, net als zijn vader geweest was. Die was nu met pensioen en woonde weer in Italië. Maar het Italiaanse repertoire van Marco werd wel gewaardeerd maar maakte hem nog niet tot een groot artiest. Eén nummer had hij in het Nederlands opgenomen, over zijn grootvader. Op dat nummer kwam men steeds terug. En nu had hij een nieuw Nederlands nummer opgenomen met als bedoeling voortaan in het Nederlands door te gaan. Hij was zenuwachtig want er hing nog al wat van af voor hem. U kent het verloop, ik draaide het plaatje, hij scoorde een megahit.

Vanmorgen hebben we ook over zulke dromen gelezen. Dromen die nog steeds moeten uitkomen, maar waarvan we vinden dat ze zullen moeten uitkomen. Want het is toch prachtig zo’n droom zoals die van Jesaja. Geen babysterfte meer, geen voortijdig overlijden, mensen gaan pas na hun 100 ste geboortedag dood, Jesaja droomt niet van een eeuwig leven.. Zelfs voor de wilde dieren hoef je niet meer bang te zijn, de wolf en het lam zullen samen weiden en het kind zal spelen in het hol van de slang. De leeuw en het rund eten beiden stro. Het is zo nieuw dat alles wat goed gegaan is in het verleden er bij verbleekt, het is totaal anders dan wat er ooit geweest is. Mooie droom. Geweldige poëzie. Heerlijk om op een zondagmorgen naar te luisteren. Maar als we straks de deur uitlopen klinkt weer het lied van Marco Borsato, Dromen zijn bedrog. Marco heeft overigens bewezen dat zijn lied bedrog is. Zijn droom kwam uit en zijn droom was zeker geen bedrog. Of de droom van Jesaja wel of geen bedrog is moeten we afwachten. Wij geloven er in, wij gaan naar de Kerk om zondag aan zondag van die droom te horen en van die droom te leven. Dat was ook de bedoeling van Jesaja.

Als je dat boek van de profeet Jesaja leest dan snap je direct dat er niet 1 meneer Jesaja geweest is die dit boek heeft geschreven. Daarvoor was de ballingschap te lang. Geleerden nemen aan dat er een profetenschool geweest is die er al voor de ballingschap was en die zich vasthield aan de droom die er altijd al was. De droom van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. In het boek van de profeet Jesaja staat dan ook als uitspraak van God: Ik ga iets nieuws beginnen, het is al begonnen, zie je het niet. Zo is het verhaal over Israël doorverteld en opgeschreven. In het eerste deel werd een verlosser beloofd en toen Keizer Cyrus het bevel gaf dat de Joden terug moesten keren en Jeruzalem weer op moesten bouwen werd hij in het tweede deel als verlosser begroet,

Het gedeelte dat we vanmorgen gelezen hebben komt uit het derde deel. De ballingen zijn teruggekeerd en Jeruzalem wordt herbouwd, net als de tempel. Dat gaat niet zonder slag of stoot. De Bijbel heeft geen gladde praatjes over gelovigen die op hun knieën vallen en die dan wonderen overkomen van plotseling herstel of welvaart en vruchtbaarheid. Voor het goede geldt het zelfde als voor het voedsel, met het zweet op uw voorhoofd zult gij werken. In Jeruzalem moesten de herbouwers in de ene hand de troffel en in de andere hand het zwaard hanteren lezen we bij de profeten Ezra en Nehemia. Die herbouwers hadden dus dringend de behoefte aan een visioen, een doel om naar te streven met het vertrouwen dat het doel ook behaald zal worden. Dat visioen geeft Jesaja hen in het gedeelte van vanmorgen. Dat visioen gaat de herbouw ver te boven. Maar Jesaja kent ook de wijsheidsliteratuur van Israël. In spreuken 29 lezen we immers: Waar het visioen ontbreekt verwilderd het volk, zoals de Willibrordvertaling het weergeeft, de Nieuwe Bijbelvertaling heeft het hier over de profetie, maar dat is eigenlijk hetzelfde. Dromen houden ons in beweging, dromen maken van onze wereld een betere wereld en als we dromen en idealen verliezen is het de dood in de pot.

Eigenlijk is dat ook de boodschap die Jezus van Nazareth zijn volgelingen geeft. Die 120 volgelingen, mannen en vrouwen van allerlei slag, afkomst en leeftijd, vormen in het Romeinse Rijk maar een kleine kudde. Toch is er voortdurend de suggestie dat zij met hun manier van leven en tegen de wereld aankijken het hele grote en sterke Romeinse Rijk zullen overwinnen. Je zou er bang van worden, zo’n handjevol mensen, twaalf mannen die hebben leren spreken, een aantal vrouwen die de gemeente hebben onderhouden van hun vermogen, Jezus begint dan ook met vreest niet, hetzelfde vreest niet dat in de Bijbel 365 wordt genoemd, voor elke dag een keer. Jezus gebruikt hier een beeld dat ook gebruikt wordt door de profeet Jesaja, een kleine kudde, maar van groot belang omdat die kudde kan aangroeien. Als water in een waterval zou die kudden van de bergen stromen naar Jeruzalem, naar het uitgedroogde land Israël en die steppe, die woestijn zou weer gaan bloeien.

Heel vaak roepen ook wij in de kerken op om alvast met de bouw van het Koninkrijk van recht en vrede te beginnen. Breek de onrechtvaardige tolmuren af, zorg voor een samenleving waaraan iedereen mee kan doen en zorg bij conflicten als eerste voor de slachtoffers. Dat doen we op grond van de boodschap die uit de Bijbel tot ons komt. Toch is die Bijbel al heel lang geleden tot stand gekomen Het is dan ook voor velen moeilijk te geloven dat elk moment de Heer kan terugkeren. Dat was misschien de vaste overtuiging in Israël in de dagen van Jezus van Nazareth, een overtuiging die de mensen inspireerde tot de grote opstand in het jaar 70. Het was de overtuiging van de eerste Christengemeenten na het jaar 70 toen de Tempel verwoest was en het volk werd verspreid over het hele Romeinse Rijk tot aan de einden der aarde. Nu zou de Mensenzoon komen die al in het boek Daniël werd genoemd en die zou oordelen de levenden en de doden en alle misdadigers tegen de menselijkheid zou veroordelen en uit zou werpen in de buitenste duisternis waar geween was en tandengeknars. Maar dat is zo lang geleden, die stellige verwachting dat het nog een korte tijd zou duren voordat de jongste dag zou aanbreken is niet uitgekomen.

Is het dan reëel om op te roepen tot de bouw van het Koninkrijk van God zoals Jezus van Nazareth ons dat heeft geleerd nu de wereld voortdurend verder van dat Koninkrijk lijkt af te dwalen? Het is of we elke dag opnieuw mogen beginnen met de bouw aan dat Koninkrijk. Hebben we de kinderarbeid afgeschaft, dan blijken onze kleren door in slavernij gehouden kinderen worden gemaakt. Hebben we vrouwen gelijke rechten en gelijke kansen gegeven tot in onze kerken toe, blijken ze door vreemdelingen thuis gehouden te worden onder het mom dat de positie van de vrouw helemaal afhankelijk is van haar man. En zo kunnen we doorgaan. Als we een gemeenschap willen vormen met mensen die, zoals in de Ramadan weer is gebleken, gastvrijheid en de zorg voor de armen voorop hebben staan dan wordt er haat gezaaid tussen hen en ons.

Haatzaaien lijkt toch alleen een misdrijf voor hen die niet in Nederland geboren zijn, Salafisten en haatpredikers trekken alle aandacht maar alles wat afwijkt van je autochtone mening mag je, als je van Nederlandse afkomst bent, beschimpen en belasteren en mensen die zich anders gedragen worden geschopt en geslagen. Wat moeten wij dan met een oproep om ons te gedragen of dat Koninkrijk om de hoek ligt, voor het grijpen. Wat moeten wij dan met de vermaning ons te gedragen of alle mensen mee mogen doen in dat nieuwe Koninkrijk?

Toch is dat beeld van dat nieuwe Koninkrijk uitermate nuttig. Als je een baan hebt, gezond bent, een relatie met iemand hebt die je bevalt, een gezin weet te vormen, weet te genieten van de schoonheid om je heen, een goede woning hebt en met niemand een echt conflict dan lijkt het soms of voor jou dat Koninkrijk al is aangebroken. Je mag je zegeningen tellen en als je ze een voor een telt lijken er een heleboel te zijn. Maar als je dan dat beeld van dat Koninkrijk van God op je in laat werken dan kriebelt het, dan gaat het knellen zoals in dat lied van Ad den Besten dat we hebben gezongen, maar wij rijken, ach wij blijken hard en onverstoord. Dat is niet bedoeld om ons een schuldgevoel te bezorgen, maar ons in beweging te zetten. Die zegeningen die we voor onszelf kunnen tellen zijn dus ook mogelijk voor anderen. De Bijbel zegt dat ze voor iedereen mogelijk zijn. Daarvoor moeten we wel aan het werk.

We moeten onze bezittingen verkopen. Hebben we dan armoede als huisgenoot nodig, zoals de Griekse filosoof Seneca ons opdroeg? Zo is deze uitspraak van Jezus wel vaak in kloosters verstaan, geef al wat je bezit op en ga als bezitloze door het leven. Maar het vervolg van de tekst leert ons dat dit niet bedoeld wordt. Daar gaat het over beurzen die niet oud worden. En een beurs wordt niet oud als je die voortdurend ter hand neemt om er van uit te geven. En daar gaat het over. Je moet niet hangen aan je bezit, niet oppotten en er schuren voor bouwen om jaren het Loofhuttenfeest te kunnen vieren, God kan je vannacht wel thuis roepen en wie geniet dan van je bezit? We worden samen rijker door te delen is de boodschap die al hoofdstukken lang in het Evangelie van Lucas doorklinkt. We hoorden over de barmhartige Samaritaan, we baden om het brood dat we vandaag nodig hebben.

Als je van je vermogen hier op aarde uitdeelt dan wordt dat vermogen niet minder, maar dan groeit dat vermogen aan bij God. Dan kun je leven alsof je eeuwig leeft, bezit wordt dan geen zorg maar een bron van vreugde. Het is dan een schat die niet kan bederven en niet gestolen kan worden. Wij zullen vaak niet meer zo letterlijk tegen dit soort visioenen aankijken. Maar als we beseffen dat de wereld beter wordt als we delen van wat ons toevalt dan weten we ook dat de wereld heel langzaam toegroeit naar een wereld die eindelijk gaat lijken op de nieuwe aarde waar Johannes op Patmos van droomde, waar alle tranen gedroogd zijn en de dood niet meer heerst.

Waarom we dus zo druk doende zijn met het goede te doen en niet dan het goede? Als we eerlijk zijn hebben we maar één antwoord: we kunnen niet anders. We geloven nu eenmaal in dat nieuwe Koninkrijk dat het zo anders zal doen als we dag in dag uit meemaken. We geloven in dat Koninkrijk omdat de Heer van dat Koninkrijk de enige is die echt macht op de aarde heeft. Die droom van dat Koninkrijk is onze meest kostbare schat, die jagen we na in goede en in slechte dagen, waar die schat is is ons hart. Alle haatzaaiers gaan voorbij, maar de Heer die Liefde bracht blijft, wat er ook gebeurd. We willen nu eenmaal niet in een samenleving leven waar mensen tegen elkaar worden opgezet. We willen nu eenmaal niet van welvaart profiteren als die verkregen is over de ruggen van hongerigen en naakten. We willen nu eenmaal niet dat kinderen gevangen worden gezet omdat hun aanwezigheid ons niet aanstaat. We willen niet dat dode letters in dorre wetboeken recht wordt gedaan maar we willen dat aan levende mensen recht wordt gedaan. We hongeren en dorsten zelf naar gerechtigheid en voelen ons vaak gevangen in het onrecht dat ons omringt.

Daarom beginnen we maar vast aan de bouw van dat Koninkrijk, we kunnen niet anders. Als Marco Borsato zijn droom van een gevierd artiest kan verwezenlijken waarom kunnen wij dan niet aan de slag met de dromen van de profeet Jesaja en de profetie van Jezus van Nazareth? We snappen best dat het koninkrijk niet komt van het halleluja roepen, maar dat we met de troffel in de ene en het zwaard in de andere hand aan het bouwen moeten, hongerigen voeden, daklozen huisvesten, bedroefden troosten, armen recht doen en noem maar op. Maar sinds Jezus van Nazareth aan het kruis en in het graf heeft laten zien hoe in liefde de dood kan worden overwonnen en zijn Geest ons diezelfde kracht geeft moeten we wel aan de slag. En we kunnen ook niet anders doen dan alsof het Koninkrijk elk moment de macht op aarde gaat grijpen. Vandaag zou het kunnen beginnen, wij zijn er klaar voor, als knechten die het huis op orde brengen voordat de Heer van het huis terugkomt van een lange reis.

Amen

 

Read Full Post »