Feeds:
Berichten
Reacties

Archive for april, 2021

Lezen : Micha 4:1-5

Johannes 21: 15-24

Gemeente,

Mooi hè, dat verhaal van Micha. Dat vond hij zelf ook anders had hij het niet overgenomen, want het is een lied dat ook al in het boek van de profeet Jesaja voorkwam. Dominee Jan Wit heeft dat lied van Jesaja berijmd en dat staat ook in ons Liedboek. Een prachtige droom. Maar Jan Wit heeft er nog wat bijgeschreven. Die toelichtingen op de gezangen staan niet in het liedboek zelf, Maar de toelichting op Gezang 23 is zo veelzeggend dat ik u haar niet wil onthouden.  Volgens Jan Wit kunnen we dit lied niet in de mond nemen wanneer wij niet bezield zijn door een vruchtbaar verlangen naar nieuwe verhoudingen tussen mensen en de volken en wanneer wij niet bereid zijn aan de realisering daarvan mee te werken, dat was dus al de bedoeling van het liedboek uit 1973, waar het lied als gezang 23 voor kwam. Het lied van Jesaja en Micha is dus niet een lied waarmee wij de goede aarde naar het eind van de geschiedenis kunnen schuiven, zodat we nu tevreden over de afloop achterover kunnen leunen en de geschiedenis haar gang kunnen laten gaan. Uiteindelijk zal het goede overwinnen.

 Dat “Eens zal de dag komen” zoals de Nieuwe Bijbelvertaling het Hebreeuws vertaalt, of “In het laatste der dagen” zoals de Statenvertaling en de vertaling van het Bijbelgenootschap uit 1951 vertaalden, kan ook vertaald worden met “uiteindelijk”. Dan hoeven we niet meer te puzzelen over de vraag wanneer dat buiten ons om zal komen, maar kunnen we er direct aan beginnen. Vertalingen zijn per slot ook niet veel anders dan mensenwerk. Het komt pas goed als alle volken zich scharen rond de richtlijnen voor de menselijke samenleving die aan Israël zijn gegeven, de richtlijnen die zich laten samenvatten als heb God lief boven alles en dat doe je door je naaste lief te hebben als jezelf. Dan staat de Tempel waar die Wet het hart van is rotsvast verheven boven alles wat op aarde zich verheven vindt.

Dat wat als het allerbelangrijkste werd bewaard in de Tempel in Jeruzalem, de richtlijnen die het volk in de woestijn had gekregen, zal het hart van de wereld gaan vormen. Dat is pas toekomstverwachting, in theologische termen is dat de theologie van de hoop, de hoop dat uiteindelijk de liefde zal regeren. Een lied om luidkeels met Micha mee te zingen, zoals het lied eeuwenlang werd gezongen als het volk Israël naar de Tempel trok om maaltijd te houden met de familie, het personeel, de levieten, de vreemdelingen en de armen. De komst van de bevrijding van alle armen en onderdrukten in de hele wereld is en blijft het einddoel.  

Voor gewone eenvoudige mensen is dat toch wel wat erg veel om zomaar aan te beginnen. Er staat in de Bijbel ook het tegendeel, niet de zwaarden tot ploegijzers omsmeden maar de profeet Joël roept het volk op om de ploegijzers tot zwaarden om te smeden. Joël heeft het over de rovers die ons bedreigen, naar aanleiding van een sprinkhanenplaag heeft hij het over de opvreters. Die kennen we vandaag de dag ook nog, de managers in maatpakken die meer bonussen opstrijken dan een land kan bezuinigen. En Joël en Micha zijn allebei hoofdstukken uit het boek van de 12 profeten.

Lang hebben we dat boek gelezen als een verzameling van twaalf verschillende boeken maar ze horen wel degelijk bij elkaar en belichten onze wereld steeds van verschillende kanten. Samen met de droom van Micha klinkt de oproep van Joël. Voor de tijd dat de dagen aanbreken waar Micha over zingt heeft het Bijbelverhaal dan ook een prachtig antwoord. In die tussentijd moeten we oppassen dat slimme leiders er niet met onze schijnbare onmacht vandoor gaan. Micha roept ons op naar de Berg van de Heer te gaan om ons te laten onderrichten, een prachtig woord voor leren, we leren de richting van de weg die we moeten gaan.

We weten dat de Wet van Liefde en Recht ons richting kan geven. Het is een Wet die uiteindelijk bedoeld is je op weg te zetten, om je in beweging te brengen. Misstappen moeten daarbij voortdurend aan de kaak worden gesteld om de rechte koers te behouden. Misstappen van de leiders van de wereld, van de politici in ons land en onze stad, maar ook misstappen van organisaties en individuen die ons leven beïnvloeden en die onze zorg gestalte zouden moeten geven. We zullen stem moeten blijven geven aan de ontrechten tot het recht is verkregen.

Bij die zorg om de rechte koers, de koers van de Liefde, van de bevrijding van armen en ontrechten past ook uitstekend het beeld van de herder zoals die in de Bijbel wordt gebruikt. Abel, Abraham, Izaak en Jacob, Koning David, waren allemaal herders. Herder in Israël was een zware en verantwoordelijke taak. In de onontgonnen wildernis waren rovers en roofdieren uit op de kuddes. En de herders van Israël werden opgeroepen het volk als kudde te zien en te beschermen tegen aanvallen van buiten, herders die hun werk alleen als baantje wilden zien en geen risico’s wilden lopen werden door de profeten bestraffend toegesproken. De God van Israël zou hen verjagen en zelf als herder optreden en herders aanstellen die in zijn geest wilden werken.

We kennen natuurlijk allemaal wel Psalm 23 waarin de dichter de God van Israël als herder belijdt die hem zelfs steunt in het dal van diepe duisternis. Zo komen we bij het nieuwe testament en bij het Evangelie van Johannes waaruit we vanmorgen hebben gelezen. Johannes had al geschreven dat Jezus van Nazareth zichzelf had aangeduid als de goede herder, een herder die zelfs zijn leven zou geven voor zijn schapen, dat in tegenstelling met de religieuze autoriteiten van zijn dagen. Die hadden een overeenstemming met de bezetters, de onderdrukkers van het volk. Die priesters hadden het volk in toom willen houden om bloedige conflicten met de Romeinse bezetter te vermijden en de positie van de Tempel veilig te stellen.

Jezus van Nazareth had het volk van die bezetting willen bevrijden door iedereen mee te nemen in een leven van liefde. Vanmorgen hebben we in het bijzonder gelezen over de ontmoeting die Petrus had na de opstanding van Jezus van Nazareth. Hij was met zijn medeleerlingen teruggegaan naar Galilea en had zijn oude beroep van visser weer opgepakt. Wat kun je anders? Het graf was leeg, het verhaal was uit. Maar de hele nacht hadden ze gevist en niks gevangen. Tot de ochtend aanbrak. Toen stond er iemand aan de oever die gevraagd had om vis. Ze hadden hem moeten teleurstellen. Maar de onbekende had hen geraden om het net aan de andere kant van het schip uit te werpen. Toen konden ze het net bijna niet binnenhalenDe onbekende vreemdeling blijkt aan de oever van het meer al een vuurtje te hebben aangelegd en daarop vis te hebben geroosterd. Als hij aanbiedt dat voedsel met hen te delen herkennen ze in deze vreemdeling Jezus van Nazereth. En terwijl zijn collega’s nog sjouwen om het volgeladen net binnen te halen sprint Petrus al naar de Opgestane Heer.

In de dagen dat dit verhaal moest worden uitgelegd aan gelovigen die maar pas kennis hadden gemaakt met de weg van Jezus van Nazareth werd dan ook uitgelegd dat Petrus aan alle volken en  alle soorten mensen het Evangelie van Jezus van Nazareth moest verkondigen en dat alle gelovigen dat moesten gaan doen. Alle mensen, blank, zwart, bruin, geel, groen of paars moeten we meenemen op de Weg van Jezus van Nazareth. Daarbij mogen we er geen een vergeten. Zoals een goede herder een schaap zal gaan zoeken dat is afgedwaald zo moeten wij zorgen dat iedereen mee kan gaan doen.

Iedereen die denkt dat je het met één soort kan doen, alleen nederlandse mensen bijvoorbeeld, bewandelt dus niet de Weg van Jezus van Nazareth. Hoe die weg is lezen we op vier verschillende manieren, maar we worden in elk van die verhalen geroepen om Hem te volgen, ook vandaag. Maar dan dat gesprek tussen Petrus en Jezus van Nazareth. Hoe zit dat nu in elkaar? Drie maal wordt aan Petrus gevraagd of hij Jezus van Nazareth lief heeft. Dat roept herinneringen op aan het proces van Jezus. Tijdens het laatste avondmaal had Jezus aan Petrus voorgehouden dat die dezelfde nacht nog drie maal zou ontkennen dat hij Jezus van Nazareth kende. Petrus had dat heftig ontkend, zoiets zou nooit kunnen gebeuren. Maar toen de soldaten kwamen om Jezus gevangen te nemen had Jezus uitdrukkelijk verboden om er iets tegen te doen en had hij de soldaten bijna gesmeekt om zijn volgelingen er buiten te laten. Dat was ook gebeurd. Nu was er een volgeling die toegang had tot het paleis van de Hoge Priester waar het proces plaats had, zo vertelt Johannes ons. Die volgeling had Petrus meegenomen naar binnen. Daar was Petrus drie maal herkend als volgeling van Jezus en drie maal had hij ontkent Jezus van Nazareth te kennen. In het verhaal van Johannes kun je ook lezen dat Petrus niet anders kon dan loochenen om de andere volgeling niet in gevaar te brengen.

Als Johannes vertelt over de begrafenis van Jezus van Nazareth dan wordt niet alleen Jozef van Arimatea genoemd maar ook Nicodemus, lid van het Sanhedrin dat Jezus van Nazareth had laten arresteren. En van die Nicodemus hadden we al gelezen dat die in de nacht, in het geheim, bij Jezus op bezoek had moeten komen. Als Petrus een echte volgeling van Jezus van Nazareth was had hij dus niet anders gekund dan de andere volgelingen in bescherming te nemen zoals Jezus had gedaan en dat betekende dat hij niet anders had gekund dan ontkennen Jezus ooit gekend te hebben.

Drie keer krijgt Petrus dus de vraag of hij Jezus liefheeft. Was die verloochening uit angst voor zijn eigen veiligheid of uit liefde voor de volgeling die hem had meegenomen naar het proces? Want pas als vaststaat dat het niet uit angst is, uit eigenliefde, dan pas kan Petrus de taak aan die voor hem is weggelegd. Angst voor ons eigen lot mag ook voor ons niet de richtlijn zijn, geloof heet niet voor niets ook vertrouwen, vertrouwen op de God die nooit laat varen het werk dat zijn hand begon. Ons individueel lot weegt ook nooit op tegen het lot van de beweging van liefde die met Jezus van Nazareth is begonnen. Drie maal wordt de vraag gesteld, want drie is het goddelijk getal.

Maar drie keer klinkt ook de goddelijke opdracht en die zijn niet altijd hetzelfde. De eerste opdracht is: “weid mijn lammeren.” De kleintjes eerst dus, de zwaksten, de lammeren, staan voorop. De lammeren ook die geslacht werden en wier bloed aan de deurpost werd gesmeerd om de dood tegen te houden. Dan: “weid mijn schapen.” Ook de groten, de sterkeren die je tegenkomt mag je wijzen op de vruchtbare weg die voor hen in het verschiet ligt, maar als het er echt op aan komt, dan klinkt het: “hoed mijn schapen”, bescherm ze, verdedig ze tegen aanvallen van buiten. Je bent verantwoordelijk voor ze. In dat “hoed mijn schapen” klinkt de vraag van Kaïn door, “ben ik mijn broeders hoeder? “ Ja dat ben je dus, dat is niet alleen een gegeven, dat is een opdracht, een roeping.

Die roeping brengt je niet op een gemakkelijke weg. Die gemakkelijke weg is er als je nog jong bent. Dan zijn er anderen die voor je zorgen, dan kun je gaan en staan waar wil, dan kun je je eigen leven uitstippelen. Maar naarmate je ouder wordt kan dat minder en minder, steeds meer verantwoordelijkheden eisen je op. Petrus heeft daar al kennis mee gemaakt, hij was gedwongen iets te doen waar hij zich hartstochtelijk tegen had verzet, ontkennen dat hij Jezus van Nazareth kende, maar hij kon niet anders. Hij had ook gehoord dat de weg van Jezus van Nazareth betekent een kruis opnemen achter hem aan.

Hij wordt opnieuw geroepen Jezus te volgen en dat kan betekenen een marteldood, volgens de overlevering zou hij ook een marteldood sterven in Rome, maar dat staat dus niet in de Bijbel. Wij moeten ons dus niet laten leiden door het vooruitzicht dat het wel eens slecht met ons af zou kunnen lopen. Petrus wil dat wel, hij zorgt gelijk voor de dicipel die Jezus liefhad. Die zou dan immers ook de kans lopen op een marteldood? Jezus neemt dat terug. Wij weten niet wat er met ons zal gebeuren, dat ligt in de handen van de Vader, dat gaat ons niet aan. Het ging overigens over de schrijver van dit Evangelie die er aan toevoegt dat er nog veel meer te vertellen valt maar dat het meerdere niet bijdraagt tot een beter verstaan van het verhaal van Jezus van Nazareth.

Hebben wij nu ook nog wat met Petrus? De Rooms Katholieke kerk heeft er zijn pausambt op gebouwd, juist op de tekst die we vandaag gelezen hebben. Dat zou ook voor ons ook mooi gemakkelijk zijn want dan konden ook wij het boek sluiten en overgaan tot de orde van de dag. Er is immers iemand anders die voor de kudden moet zorgen? Maar protestanten hebben het gevoel dat het daar niet bij kan blijven. We kunnen het niet aan een ander overlaten, een ander verantwoordelijk maken voor de komst van het koninkrijk van God. In de opdracht die Petrus kreeg, hoedt mijn lammeren, weidt mijn schapen, voelen we ook een opdracht voor onszelf, we spreken in dat verband wel over het ambt van alle gelovigen Dat is niet gemakkelijk.

We kennen het allemaal wel. We hebben een prachtige kerkdienst gehad waarin de droom van Micha en Jesaja in schitterende kleuren ons werd voorgehouden en we luidkeels de lof van God konden zingen. We spraken er nog over bij de koffie en misschien de rest van de zondag ook nog. Maar dan komt het leven van alledag weer en wat dan? Dan hebben we die kerkdienst soms meer nodig dan op zondag. Er is een ander woord voor kerkdienst dat ik eigenlijk veel mooier vind. “Godsdienstoefening” Hier oefenen we onze godsdienst. En hoe dan?

We brengen dat hier tot uiting in de collecte en in de voorbeden. Als bijna alles gezegd is dan schenken we uitgebreid aandacht aan wat we in de week te doen hebben en aan de collecte. In die collecte oefenen we in het liefhebben van onze naaste, in het delen met elkaar, zodat we dat in de week die volgt nog veel beter kunnen doen. En de voorbeden zijn onze todo list. Eigenlijk zouden we aan al die zaken die genoemd worden wel iets willen doen, maar we weten niet hoe en wat, daarom noemen we het en leggen het bij God.

Dat is een begin, een oefening en als je door de week iets tegenkomt dat is genoemd dan flitst het vast weer door je heen: hier ging het over, dit is het weiden van de lammeren en het hoeden van de schapen, dit is het houden van onze naaste als van onszelf, dit is vrede brengen en recht verschaffen, dit is mensen tot hun recht laten komen. Dit is de weg gaan waarover Micha en Jesaja gezongen hebben. Die weg kunnen we door het te oefenen elke dag opnieuw herkennen, die weg kunnen we daardoor ook elke dag opnieuw weer opgaan, ook de komende week.

Amen.

Advertentie

Read Full Post »

Lezen: Jesaja 26:1-13

Johannes 20: 24-31

Gemeente

In de Adventsdagen, de dagen dat we in afwachting zijn van de geboorte van Jezus van Nazareth, klinkt nog wel eens het gezang “Hef op uw hoofden, Poorten wijd, wie is het die hier binnenrijdt?” Nu zijn het op dit moment geen zondagen in de advent maar is het vandaag de eerste zondag na Pasen, Beloken Pasen. Overal in het land zijn gastvoorgangers actief omdat we de 40 dagentijd ons voorbereid hebben op het lijden van Jezus en op Goede Vrijdag zijn dood hebben herdacht om in de Paasnacht bijeen te komen voor de voorbereiding op de opstanding en de vernieuwing van de doop en daarmee van ons geloof. Op paasmorgen mag dan de roep klinken dat de Heer waarlijk is opgestaan. Drukke dagen voor gemeentepredikanten, drukke dagen voor lege kerken, een organist, een ouderling en enkele zangstemmen, een lector en dat was het wel. Hopen dat er veel mensen luisteren naar kerkdienstgemist en dat mensen die rechtstreeks luisteren anderen attenderen op de dienst die je nog de hele week kunt beluisteren,

Waarom dan toch die vraag naar wie onze sterke stad wil binnenrijden? De lezing die we uit het boek van de profeet Jesaja hoorden vanmorgen? Jesaja heeft het over Jeruzalem, een stad die in het verhaal van Jesaja werd belegerd en bedreigd met verwoesting. Maar ook een stad met een bijzondere Tempel, een Tempel waar niet een beeld stond van de een of andere God maar waar de grondregels werden bewaard  van de leer van Mozes. Grondregels die ze hadden gekregen toen ze echt een volk werden, een volk op weg naar een land overvloeiende van melk en honing.

Die leer van Mozes, die in de Tempel werd bewaard, geeft de armen van de stad een bescherming sterker dan de sterkste muur zegt de profeet in dit gedeelte van het Boek van de profeet Jesaja. Armoede is geen natuurverschijnsel. onrechtvaardige verdeling van kennis, inkomen en macht blijft niet vanzelf in stand.

Dat verlangen naar de Heer die je bevrijd van de bedreiging met de dood hoort volgens het Boek van de profeet Jesaja bij het gaan van de paden van het recht van die Heer. Volgens de profeet zijn het de goddelozen die dat recht nooit zullen leren. Het zijn de verdrukten en vertrapten die een beroep doen op dat recht en blijkens deze passage dat beroep ook nooit vergeefs zullen doen. Het is niet onbelangrijk te blijven beseffen dat het verlangen naar God niet kan zonder recht te doen aan de minsten.

Overal op de wereld zijn er religieuze leiders die je anders willen doen geloven. Persoonlijke verhoudingen met God, op je knieën en bidden maar, je hart openen voor God, zijn allemaal zaken die met het geloof in de God van Israel, met Jezus van Nazareth te maken zouden hebben. Niets is dus minder waar. Recht doen aan mensen, daar gaat het om. De hongerigen voeden, de naakten kleden, de bedroefden troosten, de blinden laten zien en de lammen laten lopen, de gevangenen bezoeken en de armen bevrijden is het hart van de godsdienst, dat is bidden, dat is de uitdrukking van het verlangen naar de Heer.

Want waarom schrijven we “Heer” met een hoofdletter. Dat is niet zozeer uit eerbied voor God. Het is geen bewijs van ondergeschiktheid, we kunnen deze God immers ook als Vader aanspreken. Maar het is de ontkenning van alle machten en krachten in deze wereld die zich buiten Gods grondregel van Liefde menen te mogen stellen. Juist onder de macht van de goddelozen lijken mensen dood, ze spreken niet meer vrij, ze verstijven in hun gedrag, ze mogen niet meer en anders bewegen dan zoals de machthebbers toestaan.

We kennen ze uit alle bedreigende situaties die in onze samenleving en in de samenleving van volken kunnen voorkomen. Die doden komen tot leven als we mensen recht willen doen. Daar waar volken bevrijdt worden van onderdrukking kunnen we er weer een echt contact mee hebben, zien we weer de culturele uitingen, horen we van ideeën en gedachten. Daar waar mensen bevrijdt worden van angst bloeien mensen weer op.

Daar waar armen bevrijdt worden van knellende armoede komen zij weer tot hun recht, blijkt hun creativiteit, brengen ze vreugde mee op de arbeidsmarkt, weten ze een voorbeeld te stellen in het delen met hen die het nodig hebben. Het zijn de paden van het recht van die ene Heer die ons naar de bevrijding voeren. De Bijbel stelt eigenlijk dat er ook geen andere weg is. Je kunt de bevrijding niet afdwingen met geweld, je kunt het niet opleggen aan anderen. Alleen door je naaste lief te hebben als jezelf, ja zelfs je vijanden lief te hebben, komt uiteindelijk de bevrijding. Daar moet je zelf mee beginnen, maar het is een zaak van de hele samenleving en alle volken zullen er uiteindelijk aan meedoen.

De vraag is voor wie wij onze Poorten open doen? Is dat voor de ontrechten, de vluchtelingen die worden vervolgd, de armen die geen toekomst meer hebben? Doen wij de poorten open om mensen recht te doen? Of doen wij onze Poorten alleen open voor de rijken en de machtigen van deze aarde. De mensen aan wie we kunnen verdienen, die zichzelf tot hun recht kunnen laten komen omdat zij het recht halen kunnen betalen. Zoals UuberPop dat een miljard uittrekt om rechtzaken te kunnen voeren, zo lang  houden ze dat vol totdat het recht zich aan hun kant zal scharen.

De vraag voor wie wij gastvrij zijn speelt ook in het verhaal dat we vandaag uit het Evangelie hebben gelezen.

Het is dus vandaag al weer een Christelijke feestdag, Beloken Pasen heet die. Het is de achtste dag na Pasen en de eerste zondag na Pasen. In de kerken lezen we dan ook graag over de verschijning van Jezus van Nazareth na de kruisiging aan de volgelingen. Zo zal er veel gepreekt worden over dat verhaal van de mensen die wandelden naar Emmaüs en daar Jezus ontmoeten.

Wij lazen dat rare Pinksterverhaal uit het Evangelie van Johannes. Johannes vertelt dat de leerlingen als angstige vogeltjes samen waren weggekropen, bang dat ze hetzelfde lot zouden ondergaan als Jezus. Die angst verdween toen Jezus in hun midden kwam staan en hun zijn handen toonde waar de spijkers van het kruis doorheen waren gegaan en de wond in zijn zij.

Dat zij de deuren hadden gesloten hield Jezus niet tegen. Hij komt zelfs door onze gesloten deuren, als wij onze grenzen sluiten, onze poorten barricaderen komt Jezus toch bij ons binnen en vraagt ons wanneer wij hem te eten dachten te geven, wanneer wij hem dachten te verzorgen omdat hij ziek is, wanneer wij hem dachten te gaan kleden omdat hij naakt is/ Ook al schuilen wij weg als bange vogeltjes, hij komt toch bij ons binnen. Toen op die eerste dag van de week, toen op beloken Pasen, stak de Pinksterwind  op en bevestigde Jezus dat ze genoeg hadden geleerd om mensen hetzelfde verhaal te vertellen als hij altijd aan de mensen had verteld.

Houd van elkaar als van jezelf was het hart van dat verhaal dat de liefde doorzette door de dood heen. Je zou het zelf willen zien want het is natuurlijk ongelooflijk. Thomas was zo iemand die het zelf wilde zien en toen pas geloofde. Thomas mocht het zien en voelen, voor Thomas kreeg het verhaal handen en voeten en Johannes vertelt het alsof Jezus daar iedere zondag langs kwam. Maar het volhouden van de liefde in Christus en de gevolgen daarvan zijn inderdaad ongeloofelijk.

Het is te doen, je kunt er immers altijd weer opnieuw mee beginnen. Jezus had zijn leerlingen nog op het hart gebonden dat er altijd bij te vertellen, je kunt er altijd weer opnieuw mee beginnen. En ook al zie je het resultaat niet, juist als je doorgaat dwars door alle liefdeloosheid, dwars tegen alle haat en doodsheid heen, zul je merken dat het geluk niet zit in winst en profijt, in uiterlijk vertoon, maar in de liefde voor de naaste. Dat zijn wonderen die je voor je zelf houd en verder niet opschrijft, maar dat zijn wonderen die door miljoenen mensen in de geschiedenis zijn gedeeld en tot vandaag de dag de hele aarde over gaan.

Aan ons om die Liefde ook in onze eigen omgeving levend te houden en door te geven, om er meer en meer mensen bij te betrekken. Het Koninkrijk van Jezus is immers aangebroken en dat je iemand vrede wenst klinkt zo gek nog niet. Die vrede kan komen, die vrede zal aanbreken, niet omdat wij er hard aan werken maar omdat de God van Jezus van Nazareth het ons heeft beloofd. Omdat Jezus van Nazareth is opgestaan van de doden zoals wij mogen geloven. En omdat wij er in mogen geloven werken we er aan mee, tot de aarde zo mooi is geworden dat God zelf hier zal willen wonen. Er wacht ons nog heel veel werk, laten wij dus niet wachten maar zoals Jezus ons opgedragen heeft zorgen dat alle mensen op aarde mee gaan doen. Hij schenkt ons daarvoor zijn Geest, zijn kracht, aan het werk dus.

Amen.

Read Full Post »