Feeds:
Berichten
Reacties

Lezen: Jesaja 65: 17-25

Lucas 12: 32-40

Gemeente,

Vanmorgen gaat het over dromen, dromen van een betere wereld. Maar dromen zijn bedrog, dat was tenminste de titel van de hit van een voormalig stadgenoot van mij, Marco Borsato.. Hij  had na zijn Italiaanse inbreng een nieuw Nederlands nummer opgenomen met als bedoeling voortaan in het Nederlands door te gaan.

Vanmorgen hebben we ook over zulke dromen gelezen. Dromen die nog steeds moeten uitkomen. Want het is toch prachtig zo’n droom zoals die van Jesaja.  Geen babysterfte meer, geen voortijdig overlijden, mensen gaan pas na hun 100 ste geboortedag dood, Jesaja droomt niet van een eeuwig leven.. Zelfs voor de wilde dieren hoef je niet meer bang te zijn, de wolf en het lam zullen samen weiden en het kind zal spelen in het hol van de slang. De leeuw en het rund eten beiden stro. Het is zo nieuw dat alles wat goed gegaan is in het verleden er bij verbleekt, het is totaal anders dan wat er ooit geweest is.

Mooie droom. Geweldige poëzie. Maar als we straks de deur uitlopen klinkt weer het lied van Marco Borsato, Dromen zijn bedrog. De droom van Marco bekend en rijk te worden kwam overigens uit, hij leeft er van.

Of de droom van Jesaja wel of geen bedrog is moeten we afwachten. Wij geloven er in, wij gaan naar de Kerk om zondag aan zondag van die droom te horen en van die droom te leven. Dat was ook de bedoeling van Jesaja.

Het gedeelte dat we vanmorgen gelezen hebben komt uit het derde deel van het boek Jesaja. De ballingen zijn teruggekeerd en Jeruzalem wordt herbouwd, net als de tempel. Dat gaat niet zonder slag of stoot. De Bijbel heeft geen gladde praatjes over gelovigen die op hun knieën vallen en die dan wonderen overkomen van plotseling herstel of welvaart en vruchtbaarheid. Voor het goede geldt het zelfde als voor het voedsel, met het zweet op uw voorhoofd zult gij werken. In Jeruzalem moesten de herbouwers in de ene hand de troffel en in de andere hand het zwaard hanteren lezen we in de Bijbel. Die herbouwers hadden dus dringend de behoefte aan een visioen, een doel om naar te streven met het vertrouwen dat het doel ook behaald zal worden.

 Dat visioen geeft Jesaja hen in het gedeelte van vanmorgen. Dat visioen gaat de herbouw ver te boven. In spreuken 29 lezen we: Waar het visioen ontbreekt verwilderd het volk, zoals de Willibrordvertaling het weergeeft, de Nieuwe Bijbelvertaling heeft het hier over de profetie, maar dat is eigenlijk hetzelfde. Dromen houden ons in beweging, dromen maken van onze wereld een betere wereld en als we dromen en idealen verliezen is het de dood in de pot.

Eigenlijk is dat ook de boodschap die Jezus van Nazareth zijn volgelingen geeft. Die 120 volgelingen, mannen en vrouwen van allerlei slag, afkomst en leeftijd, vormen in het Romeinse Rijk maar een kleine kudde. Toch is er voortdurend de suggestie dat zij met hun manier van leven en tegen de wereld aankijken het hele grote en sterke Romeinse Rijk zullen overwinnen.

Je zou er bang van worden, zo’n handjevol mensen, twaalf mannen die hebben leren spreken, een aantal vrouwen die de gemeente hebben onderhouden van hun vermogen, Jezus begint dan ook met vreest niet, hetzelfde vreest niet dat in de Bijbel 365 keer wordt genoemd, voor elke dag een keer. Jezus gebruikt hier een beeld dat ook gebruikt wordt door de profeet Jesaja, een kleine kudde, maar van groot belang omdat die kudde kan aangroeien. Als water in een waterval zou die kudden van de bergen stromen naar Jeruzalem, naar het uitgedroogde land Israël en die steppe, die woestijn zou weer gaan bloeien.

Heel vaak roepen ook wij in de kerken op om alvast met de bouw van het Koninkrijk van recht en vrede te beginnen. Breek de onrechtvaardige tolmuren af, zorg voor een samenleving waaraan iedereen mee kan doen en zorg bij conflicten als eerste voor de slachtoffers. Dat doen we op grond van de boodschap die uit de Bijbel tot ons komt. Toch is die Bijbel al heel lang geleden tot stand gekomen Het is dan ook voor velen moeilijk te geloven dat elk moment de Heer kan terugkeren. Dat was misschien de vaste overtuiging in Israël in de dagen van Jezus van Nazareth, een overtuiging die de mensen inspireerde tot de grote opstand in het jaar 70. Het was de overtuiging van de eerste Christengemeenten na het jaar 70 toen de Tempel verwoest was en het volk werd verspreid over het hele Romeinse Rijk tot aan de einden der aarde.

Nu zou de Mensenzoon komen die al in het boek Daniël werd genoemd en die zou oordelen de levenden en de doden en alle misdadigers tegen de menselijkheid zou veroordelen en uit zou werpen in de buitenste duisternis waar geween was en tandengeknars. Maar dat is zo lang geleden, die stellige verwachting dat het nog een korte tijd zou duren voordat de jongste dag zou aanbreken is niet uitgekomen.

Is het dan reëel om op te roepen tot de bouw van het Koninkrijk van God zoals Jezus van Nazareth ons dat heeft geleerd nu de wereld voortdurend verder van dat Koninkrijk lijkt af te dwalen? Het is of we elke dag opnieuw moeten beginnen met de bouw aan dat Koninkrijk. Hebben we de kinderarbeid afgeschaft, dan blijken onze kleren door in slavernij gehouden kinderen te worden gemaakt. Hebben we vrouwen gelijke rechten en gelijke kansen gegeven tot in onze kerken toe, blijken ze door vreemdelingen thuis gehouden te worden onder het mom dat de positie van de vrouw helemaal afhankelijk is van haar man. En zo kunnen we doorgaan. Als we een gemeenschap willen vormen met mensen die, zoals in de Ramadan weer is gebleken, gastvrijheid en de zorg voor de armen voorop hebben staan  dan wordt er haat gezaaid tussen hen en ons.

Toch is dat beeld van dat nieuwe Koninkrijk uitermate nuttig. Als je een baan hebt, gezond bent, een relatie met iemand hebt die je bevalt, een gezin weet te vormen, weet te genieten van de schoonheid om je heen, een goede woning hebt en met niemand een echt conflict dan lijkt het soms of voor jou dat Koninkrijk al is aangebroken. Je mag je zegeningen tellen en als je ze een voor een telt lijken er een heleboel te zijn. Maar als je dan dat beeld van dat Koninkrijk van God op je in laat werken dan kriebelt het, dan gaat het knellen. Het is niet bedoeld om ons een schuldgevoel te bezorgen, maar ons in beweging te zetten. Die zegeningen die we voor onszelf kunnen tellen zijn dus ook mogelijk voor anderen. De Bijbel zegt dat ze voor iedereen mogelijk zijn. Daarvoor moeten we wel aan het werk.

We moeten onze bezittingen verkopen zegt Jezus geef al wat je bezit op en ga als bezitloze door het leven, kloosterlingen hebben het zo verstaan. Maar het vervolg van de tekst leert ons dat dit niet zo  bedoeld wordt. Daar gaat het over beurzen die niet oud worden. En een beurs wordt niet oud als je die voortdurend ter hand neemt om er van uit te geven. En daar gaat het over.

Je moet niet hangen aan je bezit, niet oppotten en er schuren voor bouwen om jaren het Loofhuttenfeest te kunnen vieren, God kan je vannacht wel thuis roepen en wie geniet dan van je bezit? We worden samen rijker door te delen is de boodschap die al hoofdstukken lang in het Evangelie van Lucas doorklinkt. We hoorden over de barmhartige Samaritaan, we baden om het brood dat we vandaag nodig hebben.

Als je van je vermogen hier op aarde uitdeelt dan wordt dat vermogen niet minder, maar dan groeit dat vermogen aan bij God. Dan kun je leven alsof je eeuwig leeft, bezit wordt dan geen zorg maar een bron van vreugde. Het is dan een schat die niet kan bederven en niet gestolen kan worden. Wij zullen vaak niet meer zo letterlijk tegen dit soort visioenen aankijken. Maar als we beseffen dat de wereld beter wordt als we delen van wat ons toevalt dan weten we ook dat de wereld heel langzaam toegroeit naar een wereld die eindelijk gaat lijken op de nieuwe aarde waar Johannes op Patmos van droomde, waar alle tranen gedroogd zijn en de dood niet meer heerst.

Waarom we dus zo druk doende zijn met het goede te doen en niet dan het goede? Als we eerlijk zijn hebben we maar één antwoord: we kunnen niet anders. We geloven nu eenmaal in dat nieuwe Koninkrijk dat het zo anders zal doen als we dag in dag uit meemaken. We geloven in dat Koninkrijk omdat de Heer van dat Koninkrijk de enige is die echt macht op de aarde heeft. Die droom van dat Koninkrijk is onze meest kostbare schat, die jagen we na in goede en in slechte dagen, waar die schat is is ons hart. Alle haatzaaiers gaan voorbij, maar de Heer die Liefde bracht blijft, wat er ook gebeurd. We willen nu eenmaal niet in een samenleving leven waar mensen tegen elkaar worden opgezet.

We willen nu eenmaal niet van welvaart profiteren als die verkregen is over de ruggen van hongerigen en naakten. We willen nu eenmaal niet dat kinderen gevangen worden gezet omdat hun aanwezigheid ons niet aanstaat. We willen niet dat dode letters in dorre wetboeken recht wordt gedaan maar we willen dat aan levende mensen recht wordt gedaan. We hongeren en dorsten zelf naar gerechtigheid en voelen ons vaak gevangen in het onrecht dat ons omringt.

Daarom beginnen we maar vast aan de bouw van dat Koninkrijk, we kunnen niet anders. Als Marco Borsato zijn droom van een gevierd artiest kan verwezenlijken waarom kunnen wij dan niet aan de slag met de dromen van de profeet Jesaja en de profetie van Jezus van Nazareth?

We snappen best dat het koninkrijk niet komt van het halleluja roepen, maar dat we met de troffel in de ene en het zwaard in de andere hand aan het bouwen moeten, hongerigen voeden, daklozen huisvesten, bedroefden troosten, armen recht doen en noem maar op. Maar sinds Jezus van Nazareth aan het kruis en in het graf heeft laten zien hoe in liefde de dood kan worden overwonnen en zijn Geest ons diezelfde kracht geeft moeten we wel aan de slag. En we kunnen ook niet anders doen dan alsof het Koninkrijk elk moment de macht op aarde gaat grijpen. Vandaag zou het kunnen beginnen, wij zijn er klaar voor, als knechten die het huis op orde brengen voordat de Heer van het huis terugkomt van een lange reis.

Amen

Advertentie

Lezen: Prediker 2: 1-11

Lucas 12:13-21

Gemeente,

Allemaal lucht en najagen van wind. Mooi dat de Bijbel ons in de zomer toestemming geeft om het werk het werk te laten en lui achterover te leunen. Nu mag je van de Bijbel best rusten en plezier maken maar daar gaat het in het leven dus niet om. Dat is ook de boodschap van het boek Prediker. Vandaag lezen we het tweede van twee experimenten die prediker heeft gehouden. Eerst heeft hij het geprobeerd met wijsheid, zou daar de zin van het leven in schuilen? Hij komt tot de conclusie van niet. Wie kennis vermeerdert, vermeerdert ook smart. Je alleen op de wijsheid richten is het dus niet. Overigens is die stelling zeer in strijd met de wijsheidsliteratuur die we uit Israël kennen, maar Prediker neemt zijn conclusie zeer serieus en probeert het vervolgens met de dwaasheid.

Prediker heeft zich ondergedompeld in de vreugde van de wijn zo begint zijn experiment. Dat hij met de wijn begint is niet zo vreemd. Van alle krachten op aarde is volgens de wijsheidsliteratuur de wijn het sterkste. Die heeft immers op ieder mens dezelfde uitwerking. Of je nu rijk bent of arm, wijs of dwaas, man of vrouw, allochtoon of autochtoon, als je te veel wijn drinkt spreek je uiteindelijk allemaal dezelfde onzin. Het Romeinse spreekwoord In vino veritas, in wijn ligt de waarheid, is dan ook volgens de Prediker grote onzin. In onze dagen weten we dat drank meer kapot maakt dan ons lief is. In veel kerken biedt men bij het avondmaal naast wijn ook druivensap aan. Maar in gemeentehuizen en grote bedrijven wordt bij recepties gewoon wijn en bier geschonken, ook al moeten veel mensen nog per auto naar huis. De vreugde van de wijn brengt je dus zeker niet dichterbij de zin van het leven.

Zou dan rijkdom en overvloed de zin van het leven zijn. Prediker heeft grootse dingen ondernomen om dat na te gaan. De vragen die hij stelt heeft hij zeker ook serieus genomen. Hij heeft paleizen gebouwd en wijngaarden aangelegd, tuinen en parken aangelegd en een keur van vruchtbomen daarin geplant, waterbekkens gegraven om een bos met jonge bomen te bevloeien, slaven en slavinnen gekocht en zich zo omringt met gelukkige gezinnen. Hij bezat veel vee, heeft goud en zilver opgestapeld en zich ingelaten met de jet set van zijn tijd, geleefd als een playboy omringt door de beste zangeressen en aanbeden door de mooiste vrouwen. Daarbij bleef hij wijs. Maar leverde dat enige zin op? Als hij er op terugkeek was er maar een conclusie mogelijk, het had geen enkel nut onder de zon.

Nu zullen velen de Prediker tegenwerpen dat het toch mooi is je kinderen meer na te laten als waar je zelf mee begonnen bent. Je kunt het wel niet meenemen maar je kunt het wel doorgeven. Als je ruzie wil nalaten moet je zo beginnen. Volgens begrafenisondernemers leiden erfenissen van enige omvang tot de grootste ruzies tussen erfgenamen, ruzies die zelfs rond het graf  of in het crematorium worden voortgezet. Nee de vraag die Prediker zich stelt is dezelfde als de rijke man zich stelt in de gelijkenis die Jezus vertelt als hij gevraagd wordt als bemiddelaar op te treden in een erfeniskwestie. Zijn antwoord is eigenlijk hoed u voor hebzucht. Prediker zal uiteindelijk vaststellen dat wijzen en dwazen zonder enig verschil allemaal dood gaan.

Daarom kennen we het spreekwoord dat je je rijkdom niet mee kunt nemen. Waarom proberen we dan meer rijkdom te krijgen dan we ooit bij ons leven op kunnen maken? Ja de rijksten in onze samenleving verzamelen zelfs zo veel rijkdom dat ook hun kinderen en wellicht hun kleinkinderen niet in staat zijn op het op te maken. Geld maakt niet gelukkig is een ander spreekwoord, in de Bijbel wordt geld zelfs bestempeld als de wortel van alle kwaad. Natuurlijk is het makkelijk als je het hebt. Natuurlijk moet je er verstandig mee omgaan. En, let wel, de Bijbel heeft niets tegen rijkdom op zich. Als we allemaal mee zouden kunnen delen van het land dat overvloeit van melk en honing is er niets verkeerd. Maar dat doen we niet. De meeste rijkdom is verkregen door de armoede van velen. De waarschuwing ons te hoeden voor hebzucht geldt voor iedereen. In de bede die we in het Evangelie van Lucas bij de les over het bidden kunnen lezen gaat het alleen over het brood dat we vandaag nodig hebben. Dat is voor ons genoeg. Als we dat uitstralen dan behoeden we misschien ook een ander voor hebzucht en het bijbehorende ongeluk.

Jezus van Nazareth stelt de dwaasheid van het streven naar meer rijkdom dan je nodig hebt weer aan de orde. Heb je extra bankrekeningen geopend, een mooie beleggingsportefeuille geopend dan loop je de kans nog dezelfde dag dood te gaan. Het zal de nodige verbazing hebben gewekt. Het was heel gewoon om bij de verdeling van een erfenis een gewaarderde religieuze voorganger om hulp te vragen. Maar volgens Jezus geeft de leer van Mozes voldoende richtlijnen om het probleem op te lossen. Heb je naaste lief als jezelf, maak je niet druk over het verkrijgen van bezit, maak je geen zorgen voor de dag van morgen, meer als brood voor een dag heb je echt niet nodig.

We hoeven ons dus geen zorgen te maken voor de toekomst. Veel mensen zijn dat verleerd. Je geen zorgen maken over de dag van morgen. Natuurlijk, als je honger hebt zijn er zorgen over het krijgen van eten, maar zorgen over wat je aantrekt, of hoe je er uit zult zien verdwijnen direct als je naar eten moet zoeken. Maar wat dan in tijden van misoogst? Het is toch goed iets achter de hand te hebben als het slecht gaat met de economie. Ook daarin voorziet de leer van Mozes. Elk dorp en elke stad moest een voorraadschuur hebben die voldoende had om de bevolking een slechte economische periode door te helpen. In onze dagen is ons sociale verzekeringsstelsel er op gebaseerd en we moeten dus zeer uitkijken dat af te breken onder het mom dat je individueel je ook wel kunt sparen voor ziekte en zorg.

Alle uiterlijkheden zijn dan ook volstrekt onbelangrijk. Er wordt ons wel aangepraat hoe belangrijk al dat uiterlijk vertoon is, de make overs vliegen je om de oren, maar eigenlijk is het geluk van de mensen het allerbelangrijkst. Daarom klinkt vandaag ook de roep om je bezig te houden met het Koninkrijk. Daar wordt gedeeld en hoeft dus niemand meer zorgen te hebben over het eten, zijn dus alle zorgen verdwenen. Daar valt het onderscheid tussen rijk en arm, tussen slaaf en vrije, tussen man en vrouw, tussen christen en moslim, weg. Daar is geen angst meer en geen bedreiging. Dat Koninkrijk ligt voor het grijpen. Het is ons geschonken door de God van Liefde, we hoeven het alleen te aanvaarden en in de praktijk te brengen. Make overs zijn dan overigens in het geheel niet voorbij. Maar het zijn hele andere make overs dan van mensen en auto’s. Het is een make over van de totale samenleving. Ineens wordt al wat leeft belangrijk en gooien we geen mensen, dieren en kostbare grondstoffen meer weg.

Het is de make over naar de nieuwe hemel en de nieuwe aarde die zo mooi zal zijn dat God er zal willen wonen. Dat is een erfenis die we graag aan onze kinderen willen nalaten. Dat is het enige dat al ons zwoegen onder de zon waard is, al het andere is leegte en najagen van lucht. Maar het is een last die licht is, een juk dat niet hoeft te drukken. Zorgen voor de naaste levert elke dag vreugde op en zorgt voor de dag van morgen, voor die naaste en daardoor ook voor jezelf en je nakroost tot in het duizendste geslacht. Aan het werk dus, aan dat nieuwe Koninkrijk.

Amen

Lezen: 1 Samuël 1: 1-20

Lucas 10: 38-42

Gemeente,

We zeggen het zo gemakkelijk, Vader, Heer, Hij, Zijn, we spreken over God of het een meneer is, maar meneren heersen, meneren spelen de baas en God speelt niet de baas, God dient, God luistert, God zorgt, wie de Bijbel leest ontdekt dat God meer eigenschappen heeft die wij aan vrouwen toedichten dan eigenschappen die we voor meneren reserveren. Daarom vanmorgen zo midden in de zomer maar eens een paar verhalen over vrouwen. Over Hanna en Peninna, over Maria en over Martha, want door de ogen van vrouwen ziet de wereld er voor meneren ineens heel anders uit. En ook vrouwen hebben geleerd in de taal van meneren hun wereld te beschrijven, de Bijbel zet er zo hier en daar andere beschrijvingen, andere verhalen tegenover.

De verhalen over bevrijding beginnen vaak met verhalen over vrouwen. De belofte dat de aarde bevrijdt zal worden van het kwaad werd gedaan aan Eva. Het was Mirjam die Mozes in de Nijl liet varen en toen het volk door de Rode Zee was getrokken was zij het die het lied van de bevrijding zong. Het oudste gedeelte van de Bijbel is het lied van Deborah uit het boek Richteren. En over aartsmoeders als Sara, Rebecca en Rachel hoeven we weinig te vertellen. Lucas begint zijn verhaal met Elisabeth terwijl Zacharias zwijgend terzijde staat en het hele verhaal van Jezus van Nazareth begint met Maria die het lied van Hanna nazingt, dat lied waarin de machtigen van hun troon gestoten worden. En op de Paasmorgen zijn de vrouwen de eerste getuigen van de opstanding. Het is maar een greep uit de vele verhalen over vrouwen die in de Bijbel duidelijk maken hoe God met mensen omgaat.

Vandaag zijn we gaan lezen in wat we noemen het Eerste Boek Samuël,  De figuur van de profeet Samuël belichaamde de overgang van het volk dat zonder koning in stammen verdeeld in het land Israël woonde naar het Koninkrijk dat onder David een succes zou worden. De verhalen over dat volk dat in stammen verdeeld leefde kunnen we vinden in het boek Rechters, vroeger Richteren. Dat boek hoort direct voor de boeken Samuël in de Bijbel te staan. Bij ons staat het boek Ruth er voor maar dat is een feestboek en hoort bij de Psalmen. Het boek Rechters eindigde met de woorden dat een ieder deed wat goed was in diens ogen en het antwoord daarop is te lezen in het boek Samuël.

In de loop van de tijden is het krijgen van voldoende kinderen in elke cultuur een belangrijke zaak geworden. Die kinderen zijn een verzekering voor een ongestoorde oude dag voor hun ouders. De “babyboom” van na de Tweede Wereldoorlog heeft bij ons het zicht daarop wat verduisterd. Voor de generatie van de jaren 20 en 30  van de vorige eeuw waren er genoeg kinderen geboren om hen een onbezorgde oude dag te bezorgen. Maar in onze dagen dringt zich het besef op dat er voldoende jongeren moeten zijn om de ouderen een onbezorgde oude dag te bezorgen. De hele discussie over de AOW leeftijd gaat daarover, over de verdeling van de lasten tussen de jongeren en ouderen Ook in de dagen van Elkana, waar het verhaal van vandaag mee begint, was de noodzaak van voldoende kinderen aanwezig

In dit verhaal had eigenlijk iedereen kinderen, Eli had twee zonen, Peninna had zonen en dochters alleen Hanna had geen kinderen, zij was de uitzondering maar was zij een uitzondering die een regel bevestigt?

Hanna had geen kinderen, Peninna wel. Hanna was dus zielig en Peninna niet. Maar Hanna was eigenlijk helemaal niet zielig omdat ze geen kinderen had, Peninna had genoeg kinderen voor hen allebei en de verhalen uit de Bijbel gaan ook altijd over delen. En als het op delen aankwam dan kreeg Hanna altijd het beste deel van haar echtgenoot. Elkana vond dat hij en zijn liefde wel tien zonen waard waren. Maar Hanna was zielig omdat ze gepest werd. Pesten is een van de meest gemene manieren om iemand te kwetsen. Mensen kunnen daardoor zo gekwetst worden dat ze er aan dood gaan, al lijkt het dan er op of ze zelf een eind aan hun leven maken. Hanna was daar niet ver van af. Geen kinderen betekende ook geen toekomst. De liefde van een man was zeker niet voldoende om haar een toekomst te geven. Mannen denken dat veel te gemakkelijk, en te veel vrouwen zijn dat gaan overnemen van die mannen.

Hanna zocht eerst in de Tent der ontmoeting, waar het verbond van God werd bewaard, de hulp van die God. Ze was zo ver heen dat de hoge priester Eli dacht dat ze dronken was. Het kwam wel meer voor dat een tempelprostituee dronken verdwaalde in de tempel zelf.  Maar dronken was ze dus niet en als ze zo hartstochtelijk iets van God vroeg dan moest die dat toch wel geven zei Eli.

Het is het geloof dat je ook vandaag de dag nog wel tegen komt,  als je maar ernstig genoeg God iets vraagt dat ook echt goed is dan krijg je het. Zeker als je zoals, Hanna, Pennina en Elkana zo trouw volgens het verbond met de God van Israël leeft. Wij kennen dat verbond niet meer zo maar het verhaal maakt duidelijk dat het gezin van Elkana elk jaar naar het Heiligdom ging om daar een maaltijd te houden met de familie, met de priesters en levieten, met de armen en met de vreemdelingen die bij hen woonden. Het was een voorschrift uit het boek Deuteronomium dat duidelijk maakte dat alles wat je krijgt van God gekregen is en bestemd is om gedeeld te worden.

In die Tempel wordt Hanna echter duidelijk dat de toekomst helemaal niet in kinderen ligt. Het krijgen van die kinderen was niet afhankelijk van een God, die was afhankelijk van liefde. De toekomst was in handen van God en voor die toekomst kreeg je alles wat je nodig had van die God. Het kind dat Hanna zou krijgen kon ze dus net goed weer teruggeven aan die God. Ze hoefde toch geen kind uit medelijden, ze wilde een kind om niet meer gepest te worden, om mee te tellen in de samenleving, om voor vol aangezien te worden.

Het is ook wat in onze dagen nog vrouwen drijft naar IVF en ingewikkelde medische behandelingen. Wie geen kinderen kan krijgen wordt nog maar al te vaak niet voor vol aangezien.

Die zoon kreeg Hanna dan ook, niet van God maar van Elkana. Maar het was het verbond met de God van Israël, de Wet van Liefde en delen die haar op het goede spoor had gezet, haar zoon zou dan ook opgedragen worden aan die God, die zoon zou gedeeld worden met God en met heel het volk. Wij hoeven geen zonen en dochters aan die God op te dragen. Wij kunnen onszelf aan die God weiden, door te leven volgens zijn richtlijn, onze naaste lief te hebben als onszelf.

En om te weten hoe we die naaste moeten liefhebben moeten we bij Jezus van Nazareth zijn. De keus van Maria dus uit het verhaal dat we vanmorgen uit het Evangelie van Lucas gelezen hebben.

Als je het Bijbelgedeelte van vandaag leest dan is het toch wel heel erg verbazend dat de rol van vrouwen in de Kerk zo lang de rol van Martha was en in sommige kerkgenootschappen de Maria’s nog steeds niet de erkenning krijgen die Jezus van Nazareth in zijn dagen aan Maria gaf. Zelfs in onze eigen PKN kom je gemeenten tegen waar de vrouwen niet gelijk behandeld worden aan mannen. Over die gelijkheid hebben ze nooit in de brief van Paulus aan de Galaten gelezen. Het is zelfs zo dat de dominee die volgens de kerkorde voorzitter is van de synode, Karin van de Broeke, in veel PKN gemeenten niet kan voorgaan. Het mag misschien een minderheid zijn die we hier in Middenmeer niet tegenkomen, het heeft grote gevolgen voor ons omgaan met elkaar. Nog steeds is het kiezen van het beste deel niet vanzelfsprekend.

Dat zorgen van die Martha is natuurlijk niet geheel verkeerd, maar er waren ongetwijfeld ook mannen in de buurt die hadden kunnen helpen.  Uit de Griekse grondtekst mogen we begrijpen dat Martha bezig was met het klaarmaken van het eten. En daar kun je een hoop energie in kwijt, zeker als er visite is. Annie M.G. Smidt heeft ooit voor moeder Doorsnee het lied geschreven “Als moeder jarig is” dat lied eindigt met: “Als moeder jarig is is zij nog niet jarig” Martha kan en moet zich dat ook aantrekken, ze werkt voor twee en wordt dan ook tweemaal aangesproken, Marta, Marta. Maria heeft het beste deel gekozen en koos het ene nodige. Nu staat na dit verhaal het verhaal over het Onze Vader en het ene dat daar gevraagd wordt is het dagelijks brood, over meer hoef je je dus niet druk te maken.

Het belangrijkste op dat moment was het leren dat Maria deed. Horen hoe je je naaste lief kunt hebben als jezelf, weten wie je naaste is. Het verhaal van Maria en Martha staat in hetzelfde hoofdstuk als het verhaal over de barmhartige Samaritaan. Maar de naaste zijn van een slachtoffer betekent niet een leven van bedienen, het slachtoffer op de weg naar Jericho uit het verhaal over de barmhartige Samaritaan moest weer op eigen benen staan.  Martha moet dus ook leren dat bedienen toch heel iets anders is dan dienen. Dat houden van je naaste als van jezelf ook kan betekenen dat je kiest voor jezelf ook al is dat voor de ander vervelend. Maria kiest voor zichzelf en geeft daarmee Martha de kans dat ook te doen.

Waren ze allebei aan het bedienen van al die mannen geslagen dan had zich de vraag naar de eerlijke taakverdeling, naar de gelijkheid van mannen en vrouwen, zich nooit voorgedaan en hadden we er ook vandaag nog steeds niks van kunnen leren. Dat is nu anders. We weten dat de Maria uit dit verhaal niet anders werd behandeld dan de apostelen en de leerlingen van Jezus van Nazareth. Zonder er veel woorden aan vuil te maken maakt het Evangelie van Lucas duidelijk dat er geen onderscheid is op het moment dat je met het Evangelie van Jezus van Nazareth bezig bent. Dat er onder ons mannen en vrouwen zijn die gelijkelijk de ambten vervullen maakt ook duidelijk dat het er bij ons anders toegaat dan in de wereld.

In de wereld mogen de vrouwen de koffie schenken terwijl de mannen vergaderen, in de wereld mogen de vrouwen de toiletten schoonmaken voor de managers met topinkomens en extra bonussen, in een echte christelijke kerk wordt er geen onderscheid gemaakt tussen mannen en vrouwen.  Door het verhaal van Jezus van Nazareth met Maria en Martha worden vrouwen bevrijd van hun bedienende rol die hen in de wereld maar al te vaak, en tot schade van die samenleving, wordt opgedrongen. Het zou de natuurlijke positie van de vrouw zijn wordt er dan binnen en buiten kerken gezegd. Wie dat zegt heeft de Bijbel dus nog nooit echt gelezen. Er is maar één ding noodzakelijk en dat is dat je jezelf leert waarderen zodat je je naaste nog meer kunt liefhebben. Dat is pas dienen en daar houdt het bedienen helemaal op om nooit meer terug te keren.

Laten we ons nu niet op de borst kloppen dat we het hier zo goed doen. We komen nooit helemaal los van de culturele invloed van de samenleving om ons heen. Over de weigering van sommige gemeenten vrouwen op te nemen in de ambten wordt niet geschreven. Werknemers houden hun mond als vrouwen die hetzelfde werk doen minder verdienen. Werkers in de kinderopvang accepteren het maar dat voor mannen andere regels gelden dan voor vrouwen.

De verhalen in de Bijbel zijn bedoeld om ons in beweging te krijgen. In beweging op weg naar een samenleving waarin vrouwen niet meer gepest worden als ze andere keuzes maken dan de meerderheid verwacht. Naar een samenleving waar voor iedereen plaats is, waar iedereen gelijk is. Uiteindelijk zijn we op weg naar een wereld waar alle tranen gedroogd zullen zijn, waar zelfs de dood niet meer heerst. Tot die dag komt mogen we bouwen aan die nieuwe wereld, bouwen aan het Koninkrijk van God. De God van Hanna, de God van Maria en Martha, de vader van Jezus van Nazareth die als een moeder zorgt voor zijn kinderen, voor ons dus ook.

Amen

Lezen: Deuteronomium 30: 9-14

Lucas 10: 21-37

Gemeente,

Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap. Dat was de leus van de Franse Revolutie die over vier dagen in Frankrijk wordt herdacht met een groot feest. Het volk nam de macht over van de Koning en de adel. Tussen de kerk, die de Koning en de adel had gesteund, en de Staat werd een scheiding aangebracht. In Nederland was niet iedereen blij met die revolutie. Volgens de Nederlandse geloofsbelijdenis zou de Staat immers moeten weren wat de Schrift weerspreekt. En op de eerste dag van de week waarop die geschiedenis ons weer in herinnering wordt gebracht lezen wij over de leer van Mozes en de naastenliefde zoals die door Jezus van Nazareth werd verkondigd. Hebben die herdenking en de lezingen van vandaag met elkaar te maken?

Die revolutie in Frankrijk ging over een visioen, een droom. Het volk was in gevangenschap gehouden. Alles wat de mensen hadden was ze afgepakt door rijken en door de adel. Tegenwoordig zouden we zeggen dat, in een tijd dat pensioenen en uitkeringen worden verlaagd en iedereen moet bezuinigen, de top van het bedrijfsleven zichzelf grote bonussen blijft toekennen. Zoiets was er in Frankrijk dus ook aan de hand op die veertiende juli. En een zo oneerlijke verdeling van welvaart kan maar tijdelijk in stand blijven. Op een dag zijn er zoveel mensen die hongeren naar gerechtigheid dat er een opstand uitbreekt en de oude machten omver worden geworpen. We zien dat in onze dagen ook elders in de wereld gebeuren. En voor het geweld, de onderdrukking en de armoede zijn tienduizenden op de vlucht. Een revolutie duurt nooit maar een dag, soms betekent een revolutie jaren van oorlog en geweld, soms wel 80 jaar.

De Bijbel schetst ons een andere weg. In Egypte was de eerstgeboren zoon gestorven van hen die niet geluisterd hadden naar de God van Israël, en zich  verzet hadden tegen de vragen van Mozes. Daar waar niet het bloed van het geslachte en gebraden lam aan de deurposten was gesmeerd was de engel des doods binnengegaan. En de overlevenden hadden de gelovigen in die God van Israël het land uitgejaagd, de woestijn in.

In de woestijn hadden ze de richtlijnen gekregen voor de menselijke samenleving. Jezus van Nazareth zou twee van die richtlijnen samenvoegen als samenvatting van heel de leer van Mozes:  Heb God lief boven alles, en je naaste als jezelf.

Het gedeelte dat wij vandaag uit Deuteronomium hebben gelezen begint met de belofte dat het volgen van die Weg van de Liefde voorspoed zal brengen, rijkdom aan kinderen en vee, met een vruchtbaar land. Van een volk dat zo leeft gaat het goede uit, het is gezegend noemt de Bijbel dat. Dat volk wil de God van Israël met hart en ziel toebehoren en de richtlijnen voor de menselijke samenleving volgen. De geboden houden heet dat.

Over de term geboden nog even dit. Wij zijn groot geworden met het Romeinse, Heidense denken, over wetten en regels. Dat hebben we ook aan de Franse Revolutie te danken die uiteindelijk ook een Napoleon opleverde die een wetboek schreef waarin regels stond om te kunnen oordelen over het handelen van mensen. Elk handelen moest op dezelfde manier beoordeeld kunnen worden, elke wetsregel gold dus onder alle omstandigheden voor iedereen altijd op dezelfde manier. Zo denken wij nog steeds over wetten en regels. Maar de Bijbel heeft een andere benadering. Elke regel en elke wet heeft tot doel de Liefde van God tastbaar te maken voor de mensen. Elke regel geldt dus alleen als het de Liefde dient als mensen erdoor tot hun recht komen, als mensen recht wordt gedaan Het zijn richtlijnen voor een menselijke samenleving.

Moeilijk is het dus niet de wet van de liefde te houden, die wet is ook niet ver weg of ingewikkeld. Je hoeft er niet voor gestudeerd te hebben, ook levenservaring is niet nodig. Je hoeft alleen maar van jezelf te houden en te beseffen dat je maar één keuze hebt, de keus tussen leven en dood, kies dus het leven zegt het Bijbelverhaal. Dat hele verhaal gaat over het leven, het leven dat voortkomt uit de liefde en dat met geen mogelijkheid van die liefde vandaan te krijgen is. Zelfs de dood betekent niet het einde van de liefde voor jou, maar ook niet het einde van jouw liefde voor hen die je liefhebt. Die liefde blijft altijd bestaan, daarin schuilt het geheim van het eeuwige leven. Zonder liefde gaat alles dood, zonder liefde blijft er niks over, zonder liefde gaat zelfs alles stuk waaraan je waarde hecht. Kies dus vandaag voor het leven en laat hen die je liefhebt weten hoeveel je wel niet van ze houdt.

Hoe je kiest voor het leven en hoe je kiest voor een leven in liefde? Dat was ook eigenlijk de vraag die aan Jezus van Nazareth werd gesteld in het gedeelte dat we uit het Evangelie van Lucas hebben gelezen.

Het antwoord wordt in het overbekende verhaal over de Barmhartige Samaritaan  gegeven.. De man met zijn ezel en zijn denarieën maakten zoveel indruk dat je je afvraagt wat daar nu meer aan toe te voegen is dan weer een hartstochtelijk verhaal om je naaste lief te hebben als jezelf. Toch kan de Nieuwe Vertaling een aanleiding zijn om het verhaal ook weer eens als nieuw te lezen. Want wat gebeurd er?

Natuurlijk er is een geleerde die de wet goed kent. En er is Jezus van Nazareth die zegt dat je je niet alleen aan de wet moet houden maar in dit geval deze bijzondere wet ook gewoon elke dag moet doen, moet vervullen. Maar wie is dan die naaste die je lief moet hebben als jezelf? De Samaritaan zijn we gewend te zeggen, die stopt, neemt het slachtoffer op zijn ezel en betaalt de verzorging in het hotel, die ziet in het slachtoffer dus zijn naaste. Maar Jezus vraagt wie de naaste is van het slachtoffer. Is dat een wedervraag op de vraag wie mijn naaste is? Is die geleerde dan soms het slachtoffer? Moeten we ons leren te verplaatsen in de positie van slachtoffers om te begrijpen wat het is om je naaste lief te hebben als jezelf? De vraag is dus niet wie jouw naaste is maar van en voor wie jij de naaste bent.

Vragen wij ons vandaag nog af wie heeft geleden voor de goedkope producten die wij kopen? Welke kinderen onze schoenen hebben gemaakt en welke vingers tot bloedens toe werden geprikt om onze T-shirts te maken? Of zijn wij als de leviet en de priester op weg om onze taak goed te vervullen zonder op of omkijken naar de slachtoffers langs de weg. Zolang we onze stem niet verheffen tegen de onrechtvaardige handelsverhoudingen zijn we nog niet in de positie van het slachtoffer en kunnen we ons nog steeds afvragen wie onze naaste is.

Pas als we weet hebben van de slachtoffers weten we ook van onze naaste. We zullen moeten gaan doen als de man die medelijden toonde met de naaste, want die zouden we zelf ook willen ontmoeten als het nodig is.  Ook wij willen iemand die zijn ezel beschikbaar stelt als we gewond langs de weg liggen, die ons bevrijd van slavernij als we gedwongen in een bordeel zouden moeten werken, die de kettingen los maakt die ons vastketenen aan de naaimachines waar we de kleding voor de westerse markt in elkaar zetten.

Het is niet alleen de Wet die binnen ons handbereik ligt, ook de slachtoffers van het ontbreken van die wet zijn binnen ons handbereik. We lopen er gemakkelijk langs. Die Priester en die Leviet hadden ook regels, ze zouden onrein worden als ze een dode zouden aanraken, ze zouden dan hun dienst in de Tempel niet kunnen vervullen. En een dienst in de Tempel is immers een dienst aan God. Maar het verhaal van Jezus laat ons niet alleen zien wie onze naaste is maar ook hoe wij als gelovigen met ons regels en wetten moeten omgaan. Namelijk vanuit de slachtoffers van het ontbreken van de Wet van God, slachtoffers van goddeloosheid. Daarom heb uw naaste lief als uzelf, pas dan heb je God lief boven alles.

Samaritanen hadden daar al eerder een voorbeeld van gegeven. De Joden moesten niets van hen hebben, die Samaritanen verwierpen de geschriften en de boeken van de profeten en hielden allen nog de Thora in ere, de eerste vijf boeken van de Bijbel. Ze hadden hun eigen heiligdom op de berg Gerizim. Zo ongeveer dus als wij vaak tegen Moslims aankijken, ze erkennen Jezus als profeet van God, beweren dezelfde God als wij te aanbidden maar van onze Bijbel willen ze weinig of niks weten. Die Samaritanen werden op een zelfde manier door de Joden bekeken. Maar toen onder Koning Achaz de Samaritanen eens het leger van Israël hadden verslagen namen de Samaritanen geen wraak vertelt het boek Koningen ons, ze hadden de overlevende soldaten gevoed en gekleed en de gewonden naar Jericho vervoerd. De Wet van Mozes, de Wet van heb uw naaste lief als uzelf, was hen dus vanouds bekend.

Die Bijbelse liefde betekent niet anders dan het goede doen en niet dan het goede, het kwade verdrijven door het goede te doen. De genade van God is dat we er elke dag opnieuw mee mogen beginnen, dat we mogen weten dat er geen liefde is zonder God, dat God zelf ons de liefde zal ingeven. Zo mogen we meebouwen aan zijn Koninkrijk. Dat Koninkrijk dat zal komen en God zal zelf zijn tenten op onze aarde willen spannen, als er werkelijk vrijheid is voor alle gevangen en slaven, als er werkelijk broeder en zusterschap is tussen alle mensen, wanneer alle mensen elkaar als gelijken zullen kunnen behandelen. Dan zullen alle tranen gedroogd zijn, dan zal de dood niet meer heersen. Tot die dag mogen wij voortgaan liefde te verspreiden als het zoutend zout, in onze gemeenschap die dan zal staan als een stad op een berg. Totdat hij komt,

Amen

Lezen: Jesaja 66: 10-14

Lucas 10:1-10

Gemeente,

Het was een lastig probleem na de ballingschap. In het land Israël woonde een handjevol afstammelingen van achterblijvers bij de ballingschap. En nu kwamen daar de ballingen bij die terugkeerden uit ballingschap. Zo werd het tenminste genoemd maar die teruggekeerde ballingen waren afstammelingen van hen die oorspronkelijk in ballingschap waren weggevoerd. Ze hoorden allemaal tot hetzelfde volk, zo werden ze beschouwd en zo beschouwden ze zichzelf. Maar ze hadden een heel verschillende geschiedenis. Ze hadden hun gewoonten en hun geloof in stand moeten houden onder heel verschillende omstandigheden. Ze hadden dan ook heel verschillende antwoorden op vragen van geloof en leven.

Maar ze hadden een gemeenschappelijke geschiedenis. Ooit waren hun voorouders bevrijdt uit een strenge slavernij in Egypte. Lang hadden ze in de woestijn rondgezworven. Daar hadden ze goddelijke richtlijnen gekregen voor een menselijke samenleving. Die kwamen neer op de roep: zorg dat je met elkaar deelt en dat je zorgvuldig omgaat met het leven dat je neemt om je te voeden. De gewoonten en regels die vastliggen in de Wet van heb Uw naaste lief als Uzelf moeten het uitgangspunt voor dat slavenvolk vormen. Dan zal het rijk worden en samen welvaart kunnen beleven. De mensen die zich niet aan die gewoonten en regels uit die Wet willen houden, die niet zorgvuldig met het leven van dieren omgaan en die vasthouden aan gewoonten van afgoden die horen niet bij het volk, die worden daar buitengesloten.

Die richtlijnen werden bewaard in de Tempel in Jeruzalem. Ooit een tent die met het volk meetrok door de woestijn maar nu bewaard in een prachtig gebouw waar je naleven van die richtlijnen kon laten zien door er te offeren. Niets is immers van je zelf, alles heb je gekregen van die God.

Die tempel was bij het begin van de ballingschap verwoest. De richtlijnen werden al heel lang niet meer nagevolgd en de kracht die de G0d van Israël had gegeven was weggeëbt.

Nu was er de kans opnieuw te beginnen. En Jesaja wordt bijna lyrisch als hij onder woorden probeert te brengen wat het volk te wachten staat. Vrede zal er binnen stromen als een rivier, God zal zich tonen als een moeder die haar kind de borst geeft, die haar kind het leven geeft en laat opgroeien. Onze Vader zorgt als een moeder voor zijn gelovigen. Dat moet volgens Jesaja de motivatie zijn waarmee de nakomelingen van de ballingen en de nakomenlingen van de achterblijvers samen een nieuw volk kunnen gaan vormen.

Wij zouden af en toe ook wel opnieuw willen beginnen als volk. Maar voor ons ligt dat niet zo gemakkelijk. Wij hebben al een vrijheid van godsdienst en daar zijn we trots op. Rooms Katholieken en protestanten vervolgen en doden elkaar niet meer zoals ze ooit hebben gedaan. Dat willen we ook niet meer terug. In die tijd is de overtuiging geboren dat we pas een welvarend volk kunnen worden als we elkaar tolereren, als we iedereen op de wereld tolereren, ieder geloof en elke overtuiging. We zijn daarna niet voor niets 400 jaar het grootste Moslim land van de wereld geweest, een land waar godsdienstvrede heerste. De oplossing van Jesaja kunnen we dus ook tot de onze maken dezer dagen, delen met elkaar en steeds opnieuw  samen een nieuw een volk vormen, daar mogen we ook vandaag weer aan werken.

Ook Jezus van Nazareth had het voortdurend over het vervullen van die goddelijke richtlijnen. Maar de schrijver van het Evangelie naar Lucas maakt het ons niet altijd gemakkelijk. In het Evangelie naar Lucas wordt herhaaldelijk geciteerd uit de Hebreeuwse Bijbel, bij ons bekend als het Oude Testament. Nu kent ook de schrijver van dit Evangelie kennelijk niet de oorspronkelijk tekst, of hij maakt het de lezers gemakkelijk om zijn bedoeling te herkennen, want hij citeert voortdurend uit een Griekse vertaling, de zogenaamde Septuagint.

Volgens de overlevering was deze vertaling gemaakt door 72 geleerden in 72 dagen. Dat getal vinden we in dit verhaal terug. De 72 volgelingen van Jezus van Nazareth gingen er niet met het Nieuwe Testament op uit. Dat moest nog geschreven worden en het eind van de vier Evangelieën, de opstanding van Jezus uit de doden, had nog niet plaats gevonden.

Voor Jezus van Nazareth zelf ging zijn Evangelie over de bevrijding van de armen, de genezing van de zieken, het voeden van de hongerigen, het kleden van de naakten en het bevrijden van gevangenen. Met die boodschap, die je op bijna elke bladzijde van dat Oude Testement tegen kunt komen, zeker in het boek van Jesaja, gingen de 72 de wereld in. En niet met een waarschuwing voor individuele mensen die zich zouden moeten bekeren, maar voor steden en dorpen. Kennelijk moesten hele samenlevingen ingericht worden volgens het Evangelie van Jezus van Nazareth.

Nu sluit het getal dat in dit verhaal wordt genoemd nog bij een ander verhaal uit het Oude Testament aan. In het verhaal over de uittocht uit Egypte, in het elfde hoofdstuk van het boek Numeri, wordt ook gesproken over 70 oudsten. Mozes besluit om zijn leiderschap gedeeltelijk te delen met deze oudsten. Het klagende volk, met onverzadigbare vreemdelingen bovendien, zou op die manier beter in de hand te houden zijn. Jezus van Nazareth deelt op bijna dezelfde manier zijn gezag met de volgelingen die hij er op uitstuurt. Ze krijgen dan ook de verzekering dat ze net zo mogen optreden als hij, en dat wie naar hen luistert eigenlijk naar hem luistert. Daarmee is ook onze opdracht om te verkondigen bepaald. Het gaat niet om hogere tovenarij maar om bevrijding van de armen.

De boodschap is niet dat je op de knieën moet om Jezus binnen te laten, maar dat je de handen uit de mouwen moet steken om de armen te bevrijden. Ook onze samenleving zal ingericht moeten worden op bescherming van de armsten in de wereld. Wij zullen moeten beseffen dat alle mensen in de wereld onze broeders en zusters zijn, tot aan de uiteinden van de wereld.

Als er mensen zijn die op de vlucht slaan voor armoede, geweld en onderdrukking dan slaan onze zusters en broeders op de vlucht. En als zij of hun kinderen verdrinken in de Middellandse Zee of een rivier in Mexico dan verdrinken onze zusters en broeders. Wij worden er door Jezus op uit gestuurd om het idee dat die zusters en broeders demonen zijn te bestrijden. Om de armen dus te bevrijden. En denk niet dat het vrijblijvend is. Met steden en landen die weigeren om ze te helpen zal het slecht af lopen zegt de Evangelist. Op het eind van het Nieuwe Testament wordt beschreven hoe het met ons af loopt. Er komt een nieuwe hemel en een nieuwe aarde waar alle leed geleden en alle strijd gestreden is. De zee zal haar doden weergeven staat er heel stellig. Dus ook de doden van de Middellandse Zee en in die rivier vrachtauto in Amerika. De opdracht die Jezus volgens het verhaal van vandaag aan zijn leerlingen geeft laat aan duidelijkheid niets te wensen over. Aan het werk dus, tot aan de einden der aarde.

Amen

Lezen: 1 Koningen 19: 19-21

2e Lezing : Lucas 9: 51-62

Gemeente,

In de Bijbel staan een heleboel verhalen over de roeping van mensen. Vanmorgen horen we over de roeping van Elisa. Hij wordt geroepen door de profeet Elia en het eerste dat ons mag opvallen is dat God ons niet direct hoeft te roepen maar dat God ons ook door een ander mens kan roepen om zijn Weg te volgen.

Elia heeft nog wel de opdracht van God gehoord om Elisa te roepen. Elia hoorde dat op de Horeb. Hij krijgt de opdracht drie mensen te zalven, Hazaël tot koning van Aram, Jehu tot koning van Israël en Elisa tot de opvolger van Elia. Alle drie zullen het werktuigen worden voor de vernietiging van de Baäl. Alle aanbidders van de Baäl zullen worden gedood en aangezien het grootste deel van het volk de Baäl aanbad blijft er nog maar een handvol levenden over. Het zal overigens nog wel duren voor Elia aan het zalven toe kwam. Eerst moet Elisa gevonden en geroepen worden en daar gaat het over in het gedeelte dat we vanmorgen gehoord hebben.

Bij ons is de oogstmaand nog niet aangebroken. Toch kunnen we ons hier wel een voorstelling maken van het beeld dat Elia treft als hij Elisa vindt. We krijgen ook hier de beelden te zien van de combines die naast elkaar enorme akkers met graan maaien en dorsen. In een enorme rij naast elkaar lijken die machines zelfstandig eindeloze vlakten met graan af te werken. Zoiets moet ook Elia ervaren hebben. Twaalf span ossen naast elkaar vraagt een hele grote akker. Aan het getal twaalf zou je bijna zeggen dat heel het volk samen de akker aan het bewerken is. Elisa hoort dan bij de twaalfde stam van Israël.

Elia begint met het gooien van zijn mantel over Elisa heen. De mantel tekent de profeet en is het ambsgewaad van de profeet. Als Elia op het eind van zijn verhaal in een vurige wagen naar de hemel gaat daalt de mantel neer op Elisa. Elisa gaat echter niet zomaar met de profeet mee. Hij vraagt eerst of hij afscheid mag nemen van zijn vader en zijn moeder. Wie zijn vader en moeder zijn? Jezus van Nazareth zou later zeggen dat zijn vader en moeder degenen zijn die de wil van zijn Vader doen, zijn vrienden en volgelingen. Zoiets laat ook Elisa zien. Hij breekt de ploeg in stukken, slacht de ossen en deelt die uit aan zijn knechten, breken en delen. Waar kennen wij dat nog van? Het lijkt of hij eerst de maaltijd aanricht die in Deuteronomium staat voorgeschreven, met je slaven, je knechten, de armen en de vreemdeling die onder je woont. Elisa maakt zich ook los van zijn eigen stam, hij deelt nu met heel Israël.

Pas nu wordt hij de dienaar van Elia, uit eigen keus. De zorg die Elisa heeft voor zijn knechten, zijn naasten bij het ploegen hoort niet bij het rijtje smoezen dat Jezus van Nazareth schetst in het gedeelte dat we vandaag gelezen hebben uit het Evangelie van Lucas. Ook daar gaat het over het afscheid van vader en moeder, de zorg voor de akker, het ploegen, en de huisgenoten van wie afscheid genomen moet worden. Maar die smoezen lijken allemaal gericht op het eigen aanzien. Niet op het delen met het hele volk. Het is dan ook een bijzonder verhaal dat ons daar verteld wordt.

Jezus van Nazareth gaat zijn weg naar het einde en het Evangelie van Lucas vertelt ons dat dat einde ligt in Jeruzalem. Letterlijk staat er dat hij op weg gaat naar zijn opneming. Nu staat de opneming verderop in de Bijbel voor wat wij zijn gaan noemen de Hemelvaart. Het eerste vers van onze lezing uit Lucas markeert echter een nieuw begin in het verhaal, net als in het Kerstverhaal staat hier “En het geschiedde”

Daar in Jeruzalem was het verhaal ook begonnen. Aan het begin van het Evangelie van Lucas staat Zacharias, de priester zonder hoop en verwachting die met stomheid geslagen wordt als hij ontdekt dat de verwachting die hij en zijn vrouw altijd gehad hadden toch nog uit zal komen. Maar ook het einde van het verhaal ligt in Jeruzalem. In Jeruzalem immers is de Tempel waar de Tora, wordt bewaard. De Wet van heb je naaste lief als jezelf. Vanuit Jeruzalem zal die wet de wereld in moeten, tot aan de einden der aarde, dat is de opdracht die de leerlingen zullen ontvangen. Nu moeten ze leren hoe ze met die wereld om moeten gaan. Wat nu als ze helemaal niet welkom zijn met hun boodschap van liefhebben tot het uiterste?

Jezus wijst zijn volgelingen streng terecht als zij vuur willen laten neerdalen op een dorp dat hen niet wil ontvangen. Dat is niet de Weg. Deze twee dicipelen, zullen moeten leren het stof van hun voeten te schudden als iemand ze geen onderdak wil geven.

Samaria had ooit een eigen tempel voor de God van Israel en de wrijving daarover was altijd gebleven. De Samaritanen leefden nog steeds uit de eerste vijf boeken van de Hebreeuwse Bijbel, Ze hadden ook hun eigen heiligdom op de berg Gerizim. De boeken van de profeten en de geschriften erkenden ze niet. Een ondersteuning van een zo duidelijke demonstratie dat Jeruzalem het centrum is van de Godsdienst van de God van Israël kun je dan ook niet van de Samaritanen verwachten.

Denk ook niet dat het om een handjevol rondtrekkende mannen gaat, het is een hele menigte die Jezus volgt op zijn weg. Ze worden onderhouden door een groep vrouwen diedoor Lucas met name genoemd wordt. Maar dat volgen is niet vanzelfsprekend. Daarvoor moet je afscheid nemen van hetgeen je lief is.

Jezus waarschuwt de volgelingen dat hij geen hol, geen nest, geen huis of plaats om te rusten heeft, ze moeten maar afwachten of er iemand is die ze een plaats in de samenleving gunt. Daarmee gaat hij de weg van de lijdenden waarover vertelt wordt. De weg van de zieken, de weduwen, de armen, de tollenaars en de hoeren. Juist de mens die anderen een plek in de samenleving geeft heeft die zelf niet. Zonder omkijken gaat het op die weg voort. De doden kunnen hun doden begraven, afscheid nemen van huisgenoten is er niet bij, wie geen huis heeft kent ook geen huisgenoten.

Maar vanwaar deze waarschuwing? Er is immers een ander dorp gevonden voor het onderdak en de reis naar Jeruzalem is niet ten einde? De tocht van Galilea naar Jeruzalem heeft een bijzondere betekenis. In de dagen van Jezus zijn er overal opstootjes en opstanden. De beweging van de Zeloten groeit en wordt steeds actiever. Ook in de Evangelieverhalen zijn daar de sporen van terug te vinden. Uiteindelijk zullen die opstootjes en opstanden uitmonden in een grote oorlog met de Romeinse bezetters in het jaar 70. De Romeinen winnen en verwoesten de Tempel, de bevolking wordt verspreid over het hele Romeinse Rijk.

In de Evangelieën wordt duidelijk dat de Evangelisten de militaire oplossing voor de bevrijding van Israël afwezen. Geleerden beschouwen de Evangelieën dan ook wel als commentaren op de Grote Oorlog zoals die onder meer door Flavius Josephus is beschreven. Opvallend is zeker dat Lucas eenzelfde indeling gebruikt als Flavius Josephus, eerst het optreden in Galilea, daarna de reis naar Jeruzalem om te besluiten met het optreden in Jeruzalem. Maar dat commentaar geeft een forse veroordeling van al het geweld en het bloedvergieten waar die Grote Oorlog op uit is gelopen.

 Daarom de veroordeling van de verwoesting met vuur uit de hemel, daarom de waarschuwing voor het zwerversbestaan van de Messias, daarom de voorwaarde dat je een andere weg moet volgen dan je gewend bent. Je moet alle banden met het leven tot dan toe doorsnijden en de nieuwe Weg van de God van Israël gaan. Op die Weg past geen geweld, op die Weg wordt gekozen voor het leven, het leven van elk individu. Als Jezus van Nazareth uiteindelijk in de Hof van Getsemane gevangen wordt genomen is het eerste bevel dat hij zijn volgelingen geeft het opbergen van de zwaarden en het eerste dat hij na zijn gevangenneming doet is het genezen van een gewonde die bij zijn belagers is gevallen.

Op de weg van Jezus van Nazareth wordt de armen het aangename jaar van God verkondigd, krijgen de hongerigen eten, worden naakten gekleed, gevangenen bevrijd. Dat is het programma van het Koninkrijk van God. Wie tot dat Koninkrijk wil behoren moet de weg gaan van de lijdenden, moet met andere woorden het kruis achter Jezus aan opnemen. Wie bij dat Koninkrijk wil horen keert zich af van de wereld waar het gaat om winst en profijt, om aanzien en pracht en praal, om geweld en onderdrukking. Dat Koninkrijk is voor de levenden. De onechtheid, het klatergoud, de schijnvroomheid, de sociale drang tot aanpassing, verdwijnen in het licht van dat Koninkrijk.

Evangelie betekent blijde boodschap en voor armen die worden bevrijdt van de armoede is het natuurlijk een blijde boodschap, maar ook voor al die mensen die de schijn moeten ophouden dat streven naar geluk ook streven naar materiële welvaart is. Het geluk van het Koninkrijk van Jezus van Nazareth is het geluk zien in de ogen van de naaste die weer op weg geholpen is.

Maar het Woord dat een daad is heeft de einden der aarde nog steeds niet echt bereikt. Nog steeds gaan er mensen dood van de honger, nog steeds leven mensen in omstandigheden die erger dan de dood zijn. We profiteren allemaal van de goedkope kleding uit Bangla Desh. In onze steden vindt massaal gedwongen prostitutie plaats. Een organisatie als Exodus heeft grote moeite plaatsen te vinden voor ex criminelen die weer een plek in onze samenleving moeten hebben. En zo kunnen we veel aanwijzen in onze wereld waar mensen aan moeten lijden.

Wij worden niet gevraagd. Het werk in het Koninkrijk van God is geen vrijwilligerswerk. Wij worden geroepen, God roept voortdurend hier ben ik, ook al zoeken wij hem niet, toch roept hij ons zegt de profeet Jesaja. En hoe roept God? Zijn roept klinkt in de noodkreet van mensen in nood, in de roep van de armen om recht, in de roep van hongerenden om voedsel, in de roep van de zieken en gewonden om verzorging .Voor Jezus van Nazareth was elke kreet van een lijdende een roep de wereld te veranderen, het deed hem zelf pijn. Wij zullen die pijn ook moeten voelen, hij roept ons het kruis achter hem op te nemen.

Wij zullen die weg tot de einden der aarde moeten gaan, tot er een nieuwe hemel en een nieuwe aarde komen. Een nieuwe aarde waar God zelf zijn tenten zal spannen en waar alle tranen gedroogd zullen zijn, waar de dood niet meer heerst. Elke dag mogen we opnieuw opstaan om die Weg te gaan, een gezegende Weg.

Amen

Lezen:

Jesaja 65: 1-9

 Lucas 8: 26-39

Gemeente,

We hebben een bijzondere Vader, één die niet let op eigen volk eerst of vol is vol maar een Vader die er is voor alle volken tot aan de einden der aarde. Op de zondagsschool zongen we dat al, “Kinderen van één vader, reikt elkaar de hand, waar we mogen wonen in wat streek of land, hoe we mogen spreken, in wat tong of taal, kind’ren van één vader zijn we allemaal.” Op zondagmorgen klonk het door de radio in het programma van dominee Spelbos. Een tegenwoordig nog heel actueel lied.

Het is misschien jammer dat we het niet wat vaker zingen, jammer ook dat het niet in het nieuwe liedboek terecht is gekomen. De deftige mensen die dat hebben samengesteld vonden het misschien ook wat te kinderachtig.

Dat we één vader hebben met Marokkanen en Turken wordt stevig bestreden. Jesaja kan het mooi zeggen dat we een Vader hebben die er is zelfs als we hem niet aanroepen. In een tijd van ontkerkelijking, waarin zelfs het geloven in een God door enkelingen bestreden wordt, vraagt menig gelovige zich af wat er nu over is van dat visioen dat een profeet als Jesaja had geschilderd. Dat visioen waar gezegd wordt dat er een samenleving komt waarin alle tranen gedroogd zullen zijn, waar niemand dood gaat voor zijn tijd.

Het hele boek van de profeet Jesaja is doorspekt van dit soort visioenen. Iedereen kent wel het beeld van het kind dat speelt in het hol van de slang en de leeuw die samen in wei ligt met het lam. Jesaja schildert de ideale samenleving. Zo’n samenleving zal iedereen wel willen hebben. Maar je kunt kennelijk alleen maar dromen van een dergelijke samenleving. Als je alle ellende om je heen ziet dan is er toch maar heel weinig te merken van een dergelijke samenleving. In de dagen van Jesaja was dat nog erger, het volk was in ballingschap.

In de dagen waarover het gedeelte van vandaag, uit het boek van Jesaja, werd geschreven was een aanzienlijk deel van de ballingen al teruggekeerd naar Jeruzalem. Maar ook daar was nog niet veel te merken van het visioen dat Jesaja zo prachtig had geschilderd. De stad werd opgebouwd maar zo staat elders in de Bijbel de bouwers hadden de troffel in de ene en het zwaard in de andere hand. Het is als het visioen dat we hadden toen de apartheid op instorten stond. Nelson Mandela was het gelukt in plaats van een burgeroorlog tussen zwart en blank een vreedzame overgang van het apartheidsregiem naar een geïntegreerde samenleving tot stand te brengen. Maar de krottenwijken waren nog lang niet verdwenen. Van een rechtvaardige beloning van zwarte arbeiders is nog nauwelijks sprake. Een eerlijke verdeling van kennis, inkomen en macht in het land is nog ver te zoeken. Kan het allemaal wel die mooie visioenen zoals die in de Bijbel staan, zoals idealisten ze ook in onze dagen weten te dromen.

Jesaja geeft in het gedeelte van vandaag een verrassend antwoord. Het ligt niet aan de visioenen, het ligt niet aan de God van Israël, maar het ligt aan mensen die er niet aan willen. Mensen willen wel mooie godsdienstige rituelen, offers brengen en mooie liederen zingen. Priesters in dure gewaden kleden en ingewikkelde rituelen laten uitvoeren, maar beantwoorden aan de richtlijnen die de God van Israël in de woestijn aan het volk had gegeven voor een menselijke samenleving is er niet bij. Ook in onze dagen bloeit de religie. Klankschalen, kleur therapieën, planteneters, persoonlijke groeiwijzen, betere geheugens, het komt allemaal voort uit religieuze overwegingen die niets te maken hebben met de richtlijn van heb uw naaste lief als uzelf.

Ook zogenaamde Christelijke groeperingen kenden lange tijd die religieuze inslag van als je nu maar hard zingt en met de armen zwaait en op tijd halleluja roept dat komt het goed. Zij krijgen heel langzaam door dat daar het geloof in de God van Israël, het volgen van Jezus van Nazareth niet in zit. Maar je kunt elk moment beginnen die richtlijnen wel te volgen. De God van Israël houdt zijn handen altijd naar je uitgestrekt, maak er dus gebruik van.

Dat God ons ook als vreemdelingen wil helpen laat Jezus van Nazareth zien als hij op vakantie gaat naar het land van de Gerasenen

In veel Bijbelverhalen wordt met de naam die iemand heeft ook iets over de persoon zelf verteld. Met de naam “Jezus” is dat het geval, het betekent iets als “God bevrijdt” en ook met de naam van het land van de Gerasenen is dat het geval, het is gezien vanuit Israël het buitenland maar de naam betekent iets als “de beloning ligt aan het einde”. Als Jezus vraagt naar de naam van de man die zo hard roept dat hij niks met Jezus te maken wil hebben dan krijgt hij dan ook een antwoord dat iets vertelt over de man zelf. Legioen is de naam, want zo vertelt het Evangelie van Lucas, er wonen veel demonen in de man. De ontmoeting vindt plaats buiten de gemeenschap, in het buitenland, aan de overkant van het meer. Veel verder buiten de gemeenschap lijkt niet echt mogelijk. Een man zonder huis, die in grotten slaapt, zonder kleren, een man die bij de varkens verblijft, eenzamer en meer verlaten lijkt niet mogelijk.

De profeet Jesaja beschrijft die manier van leven als de manier waarop teruggekeerde ballingen zich opnieuw rond Jeruzalem hebben gevestigd. De bezetenheid van de man mag volgens Jezus overgaan op de varkens, die mag je immers toch niet eten, die dienen nergens voor in Israel. In dat buitenland overigens wel, ook de Romeinen waren er dol op en het zou wellicht voedsel voor de bezetter zijn geweest dat nu de afgrond in geholpen wordt? Voor ons zeggen namen niet zoveel, wij kiezen geen namen meer bij de persoonlijkheid van de mens. Doorvragen naar wie je eigenlijk bent gebeurt maar weinig. Maar juist dat vragen naar wie iemand is, kan mensen van hun angsten voor de samenleving afhelpen.

Wie is die moslim in onze buurt, wie is die hindoe die we tegenkwamen, of die man met die rare tulband. Worden die vrouwen met een hoofddoekje onderdrukt? Of vinden hun echtgenoten dat ze ze eigenlijk af moeten doen omdat hij dan van het gezeur af is. Vragen we dat weleens? Vragen we dat weleens aan hen? Gaan we weleens samen een kop theedrinken, of op een avond, na de Ramadan, samen eten? Of scharen wij ons achter vooroordelen van mensen die er belang hebben de angst aan te wakkeren in plaats van de angst weg te nemen en mensen een plaats in de samenleving te geven. Jezus vraag naar de naam, naar de persoon, is de inleiding tot een bevrijding van demonen. Wij weten dat angst die demonen voedt, neem vandaag dus iets van die angst weg en doe mee aan de bevrijding door Jezus van Nazareth.

Uiteindelijk is er nog een lange weg te gaan. Dan is het goed te weten dat er een vader is die voor ons wil zorgen zelfs als wij hem niet aanroepen. Iedere keer als we teleurgesteld worden door weer een verdrinking van zoveel honderd vluchtelingen, iedere keer als we weer horen van oorlogen en geruchten over oorlogen, iedere keer als mensen elkaar weer onrecht aandoen, dan hoeven we de moed niet te verliezen maar dan mogen we vertrouwen op een God die ook voor mensen wil zorgen als zij hem vergeten zijn. Als we dat elke dag weer opnieuw beleven dan is het elke dag vaderdag, maar dan voor een vader die vader voor iedereen wil zijn. Met die Vader zal dan de eeuwige zomer aanbreken, de zomer waarin alle leed geleden zal zijn en elke strijd gestreden. Het wordt tijd om te oogsten, aarzel niet maar vat het werk aan.

Amen

Lezen: Spreuken 8: 22-31 ; Johannes 3: 1-16

Gemeente,

Vandaag is het de zondag van de drie-eenheid. In het latijn de zondag Trinitatis. Voor veel mensen een rare term, hoe kan iets nu 3 zijn en toch 1?

Dat God zich op meerdere manieren aan ons kan openbaren is uitermate Bijbels, denk maar eens aan het verschijnen van God op de berg waar de 10 geboden werden gegeven, daar donderde het en bliksemde het, maar toen de profeet Elia op die berg stond en God wilde ontmoeten was God  niet te vinden in de storm maar in het zacht ruisen van de wind.Wij kunnen God onze Vader noemen, want zoveel soorten vaders als er zijn op zoveel manieren kan God ons ontmoeten.

Wat moeten we ons nu voorstellen bij een drie-eenheid. Tertulianus was een van de eerste kerkvaders en voor die kerkvader was de drie-eenheid  eenvoudig. Hij gebruikte een beeld waarvan ik denk dat het ook hier in Niedorp wel begrepen zal worden. Net als in Noord-Afrika waar Tertulianus vandaan kwam heeft men hier nog weet van bloemen en planten.

Tertulianus wees er op dat we een bloeiende plant in zijn geheel bij haar naam noemen. Maar we noemen ook de bloem alleen bij dezelfde naam, ook de wortels noemen we bij die naam, zo ook de stengel met de bladeren, van sommige planten zelfs alleen de bladeren. Toch vormen die allemaal een eenheid. Ze verschijnen allemaal op een eigen manier, hebben een eigen functie maar vormen desondanks een eenheid. Bij planten is 1 wortel + 1 stengel + 1 bloem wel degelijk 1 plant.

Juist  het idee van de drie-eenheid kan ons behoeden voor het losknippen van één van de drie zoals in de kerkgeschiedenis vaak is geprobeerd. Er zijn mensen die Jezus van Nazareth los knippen van God en van de Heilige Geest. Jezus van Nazareth is dan alleen maar mens en niet meer God die laat zien hoe een mens naar zijn beeld en gelijkenis er eigenlijk uit zou moeten zien, eigenlijk bedoeld is. Jezus is dan een goed mens zoals er veel goede mensen zijn geweest, een voorbeeld zoals er veel voorbeelden zijn geweest.

Het heeft enkele eeuwen geduurd voordat de Kerk onder worden had gebracht dat de Vader en de Zoon één in wezen zijn, de ene God zijn waarvan al in het Oude Testament, de Hebreeuwse Bijbel werd getuigd, maar dat Jezus van Nazareth tegelijk waarachtig God en waarachtig mens was. Toen men dat onder woorden had gebracht was de vraag waar nu die Heilige Geest vandaan komt, vorige week vierden we dat nog, de uitstorting van de Heilige Geest.

Enkele 10 tallen jaren waren daarna nog nodig voordat men  onder worden had gebracht dat de Geest uitgaat van de Vader en de Zoon en zo staat het sinds eeuwen in de geloofsbelijdenis van Nicea, die met de persoon van de Heilige Geest werd aangevuld op de synode van Calcedon. Die geloofsbelijdenis van Nicea wordt door de Kerk tot haar belijdenis  gerekend. Dat is bij de vorming van de Protestantse Kerk Nederland opnieuw zo in de orde van de Kerk gezet.

Maar wat heeft die kerkgeschiedenis en die ingewikkelde discussie nu met ons vandaag te maken?

Mensen vragen zich af waarom we er eigenlijk zijn. Je wordt geboren, groeit op, velen stichten een gezin, voeden kinderen op, die zelf ook weer opgroeien en op zichzelf gaan wonen, en dan wordt je oud en je sterft. Zo ongeveer hopen we dat het gaat, al zijn er die een gezin stichten zonder kinderen, of alleen blijven, maar eerder dood gaan dan van ouderdom willen we bijna allemaal niet. Dat leven zal toch een zin moeten hebben. Het moet toch ergens voor dienen. In een godsdienst is de zin van het mensenleven vaak dat de God wordt gediend.

Wij hebben het boek Spreuken dat ons leert over de zin van het leven. Voor alles was er de Wijsheid, het inzicht, en daarmee of daarvoor werd alles gemaakt. De zin van het leven ligt dus verborgen in die wijsheid. En die wijsheid is eigenlijk heel eenvoudig. Jezus zal ooit eens zeggen dat die wijsheid kinderlijk eenvoudig is, je moet zelfs worden als een kind. Alles draait om de liefde. De liefde voor mensen, bij uitstek voor de zwaksten, de onmondigen, de slaven, de verdrukten. “We zijn toch op de aarde om elkaar te helpen nietwaar” was een grappige hit van Eli Asser maar raakt de boodschap van Spreuken in het hart.

De Wijsheid die door de Spreukendichter wordt bezongen wordt zelf  als een verschijning van God beschouwt. God geeft ons het inzicht dat liefde de zin van het leven is, God heeft die wijsheid al geschapen voordat al het andere geschapen is. Daarom kunnen we met liefde naar de wereld kijken, daarom kunnen met liefde naar elkaar kijken. Daarom vallen ons de mensen op die liefde tekort komen. Mensen aan de rand van de samenleving, vreemdelingen zonder papieren die vastlopen in wetten, regelingen en liefdeloze regeringen.

Het zal duidelijk zijn dat de vereenzaamde oudere, de met huiselijk geweld bedreigde vrouw, of man, de vreemdeling zonder papieren, de slachtoffers van oorlog, de sexueel misbruikte kinderen, de nabestaanden van vermoorde kinderen. elk andere vormen van liefde en aandacht nodig hebben, De een directe hulp in de vorm van voedsel en kleding, de ander begrip, een derde een stem tegen de overheid, en noem maar op. Maar Paulus heeft ons geleerd dat er geen liefde is zonder de God van Israël. Daarom leert de Kerk vandaag dat de God van Israël er is zoals hij er wil zijn, als zij, als stem, als onweer en onrust, als rust voor de rustelozen, dreigend tegen onrechtvaardigheid, vredebrengend en barmhartig voor wie het anders wil.

Wat zouden we dan anders willen? Nou, dat delen we eigenlijk allemaal. Wie zou niet een samenleving willen hebben waar de dood niet meer heerst, waar alle tranen gedroogd zijn, waar alle hongerigen gevoed zijn, waar vrede heerst en ieder mens meetelt.

Zo’n  samenleving zou dan de hele aarde moeten bevatten. Het schetst de toekomst zoals die in de Bijbel wordt verwoord. En om die toekomst tot een heden te maken moeten we in beweging komen. Daar zijn de 10 geboden voor gegeven. Wij noemen ze 10 geboden maar het zijn de richtlijnen voor een menselijke samenleving. Die 10 geboden en de wetten van Mozes laten zich immers samenvatten in de Wet dat je God moet liefhebben boven alles en dat je dat doet door je naaste lief te hebben als je zelf

De liefde, die ons toevalt in de Geest, is daarbij de sleutel, dat beroemde en soms beruchte laatste vers uit onze lezing over alzo lief heeft God de wereld gehad, zegt ons dat Jezus en mens en God was zodat we kunnen zien dat de liefde ons richting kan geven en ons kan redden van een doods en leeg leven. Vader, Zoon en Geest vallen hier samen.

En Vader en Zoon alleen? Mannen schrijven dat zo gemakkelijk en spreken dat dan ook gemakkelijk na. Gelukkig hebben we nog de Spreukendichter. Die beschrijft de Wijsheid uitdrukkelijk als vrouw. Er is dus naast Vader en Zoon ook een Moeder in God, en een Geest. De Geest waarin wij mogen handelen.

Maar dan die wedergeboorte wat moeten we daar nu mee aan, zo zullen velen de vraag van Nicodemus samenvatten. Wedergeboren Christenen zijn tegenwoordig de grootste opscheppers, ze weten dag en uur van hun wedergeboorte. En ze verwerpen ongeveer alles wat ze niet kennen of waar ze niet van houden onder het motto dat het niet van God mag. Hoog tijd dus om eens te lezen wat er echt in de Bijbel vertelt wordt. Dat Evangelie van Johannes wijkt nog al af van de andere drie. Dat komt omdat Johannes zich tot een ander soort publiek richt. Het publiek van Dan Brown en het Evangelie van Judas. Toen het Christendom populair werd, maar ook vervolgd, waren er heel veel mensen die het verhaal van Jezus probeerden te vergeestelijken.

Het had dan niet meer te maken met de manier waarop de samenleving was ingericht maar het was iets persoonlijks waar je heerlijk over kon filosoferen maar dat verder geen gevolgen had. Op zoek naar de geheime kennis heette dat, de Gnosis. Het is een manier van geloven, of bijgeloven, die ook tegenwoordig nog populair is en net zo hard bestreden dient te worden. Uiteindelijk leidt deze manier van geloven namelijk weg van de bedoeling van Jezus van Nazareth. We zien dit aan het verhaal van vandaag.

We weten al dat Jezus het druk had, met wonderen en genezingen. “Nou” zo begint Johannes, “al die mensen die op wonderen afkomen zijn maar dubieuze gelovigen”, weg is het succes van de gebedsgenezers. Vervolgens vertelt hij over een gesprek dat een godsdienstig leider van die tijd eens rustig met Jezus wilde hebben. Dat kon alleen in de stilte van de nacht als die wonderzoekers waren gaan slapen. Die Nicodemus wil wel eens weten hoe het met die wonderen zit. En Jezus verwerpt de eigen wonderen en vertelt dat je van boven geboren moet worden. Dat opnieuw, zoals wij het meestal vertalen, is in het grieks namelijk ook “van boven”, en dat betekent dat we ook mogen zeggen dat we niet zozeer opnieuw maar als nieuw geboren moeten worden. Zoals je na een warme dag werken gaat zwemmen, dan voel je je als nieuw geboren, het stof en zweet van alle dag wordt afgespoeld en je bent een nieuw mens.

Mensen die hun oude gewoonten afspoelen, en met een nieuwe geest van liefde in het leven staan, dat is wedergeboorte, dat doe je samen. Dan weet je niet wat je overkomt, het is niks geestelijks meer, maar ineens gaan mensen opbloeien, is er aandacht voor de minsten. Dan gaat het weer over zeer aardse zaken zoals Jezus op het eind van het verhaal benadrukt. En het mooie is dat het elk moment weer opnieuw kan en mag beginnen. Elke morgen als je opstaat mag je als nieuw geboren mens weer de dag beginnen, opnieuw beginnen met de bouw  van het Koninkrijk van God. 

De drie-eenheid is een handig theologisch begrip. We weten waar we de Vader kunnen vinden, we weten wat de Zoon voor ons heeft gedaan en we kunnen ons laten leiden door de Geest. Het is een antwoord op vragen die wij niet meer stellen. Volgende vraag is hoe we ons die eenheid moeten voorstellen. De zogenaamdde Cappadociërs, theologen en kerkvaders uit de eerste eeuwen van het christendom vertelden dat je de drie als een dansende eenhed moeten zien, dan zie je de een dan de ander in een prachtig harmonie.

We mogen geen gesneden beeld van die God maken, met een gesneden beeld in een Tempel zouden we eens en voor altijd uitmaken hoe ieder van ons God zou moeten zien, mannelijk of vrouwelijk, jong of oud, streng of liefdevol, zwart of blank, slaaf of koning. God openbaart zich echter op de manier die mensen nodig hebben. Zo lief heeft God de wereld gehad. Daarom kunnen slaven van allerlei soort God als bevrijder herkennen. Vrouwen die door mannen als tweede rangs worden neergezet zitten vooraan aan de voeten van Jezus,  slaven van de economie en van winst en profijt kunnen leren van de mogelijkheid die delen biedt. Op wereldschaal en in onze tijd zeggen we dan dat de onderdrukte volken een beeld van God hebben dat hen bevrijdt, dat de armen een beeld van God  mogen hebben dat hen bevrijdt van de armoede, dat rijke volken een beeld van God kunnen hebben dat hen bevrijdt van de slavernij die de rijkdom oplegt. En wij die op zoek zijn naar de zin van het leven ontmoeten God in de liefde voor de naaste.

Het zegt ons dat wij mogen zien dat elk van ons, vanuit en met de Heilige Geest, moet proberen ons leven in te richten op de manier en de plaats die ons gegeven is en dat we daarbij de mens Jezus van Nazareth als ons voorbeeld mogen zien. Maar losknippen van Vader, Zoon en Geest,  kan niet. Zoals de afzonderlijke tonen in een akkoord op het orgel nooit het akkoord zelf kunnen laten weerklinken kunnen we over God nooit spreken zonder het over Vader, Zoon en Heilige Geest te hebben. Dat onze God een drie-enig God is zegt ook dat onze God alle verstand te boven gaat, dat we van onze God als mensen geen voor iedereen vaststaande voorstelling kunnen maken, zegt ook iets over de ontzagwekkende grootheid van onze God die ons tegelijkertijd zo nabij wil zijn. En het bevrijdt ons ook van de neiging ons eigen beeld van God op te leggen aan anderen, ook daarvan zijn we bevrijd. Onze menselijke vaders halen het niet bij onze Vader die in de hemel is..Zo blijven dan geloof, hoop op een nieuwe hemel en een nieuwe aarde en de liefde voor de minsten onder ons, en de meeste daarvan is de liefde.

Amen

Lezen: 1 Samuel 12: 19b-24

Johannes 14: 15-21

Gemeente,

Vandaag wordt in veel Protestantse kerken gelezen uit het eerste boek Samuël en het Evangelie van Johannes. Israël wil een koning en Jezus leidt het laatste avondmaal. Dat avondmaal was de Pesachmaaltijd vlak voor het Pesachfeest gevierd wordt. Wij weten dat het de laatste maaltijd van de Heer was voor hij werd gekruisigd. Het gemeenschappelijk element in de beide lezingen is de verzekering dat de toehoorders van Samuël en de leerlingen van Jezus niet bang hoeven te zijn in de kou te komen staan. Ze staan niet alleen voor de problemen die hen te wachten staan.

Deze zondag heet de zondag Exaudi, dat betekent Hoort, deze zondag wordt ook de Wezenzondag genoemd. Want wie moet er nu horen. God in de hemel? Onze Vader in de hemel lijkt zich te hebben teruggetrokken, zijn Zoon heeft ons verlaten en wat moeten we nu. In het verhaal van het Evangelie hebben de leerlingen zich teruggetrokken in Jeruzalem waar ze elke dag naar de Tempel gingen om te bidden.

Of moeten wij luisteren? Zoals Samuël zegt omdat we altijd nog de Thora hebben, de set richtlijnen voor een menselijke samenleving. Of moeten we luisteren naar Jezus van Nazareth die zelf wel naar zijn Vader gaat maar ons de Pleitbezorger, een Trooster, geeft? En, wat misschien nog wel belangrijker is, die ons zijn vrede geeft.

Het gaat er in beide lezingen om ons af te vragen wat goed is in de ogen van onze God. Een levenshouding die van alle tijden is. Bidden kan helpen, want in het gebed breng je onder woorden wat je wil en als je echt in je hart kijkt weet je best of dat past bij wat de God van Israël van elk van ons vraagt. Luisteren naar de verhalen uit de Bijbel helpt ook. Steeds weer geven ze de richting aan waarlangs ons leven en onze samenleving zich kunnen ontwikkelen.

 In het verhaal van Samuël vraagt het volk aan hem om voor hen te bidden. Ze hadden aan Samuël gevraagd om een koning voor hen te zoeken zoals ook de Heidenen een koning hadden. In Israël was geen koning. Iedere keer als de oogst werd geroofd moest een rechter gevonden worden in Israël om het volk recht te doen en gericht te houden over de plunderaars. Dat betekende oorlog tot de plunderaars waren verjaagd en ieder weer kon doen wat goed was in eigen ogen. Een Koning zou misschien voor een meer permanente vrede kunnen zorgen.

Samuël had zijn volk voorgehouden dat ze een God als Koning hadden en dat een Koning zoals de Heidenen die hadden hun zonen zou inlijven in zijn leger en het volk ook belastingen op zou leggen om zijn hofhouding te betalen. Daar was het volk bang van geworden. De God van Israël zou hun toch niet in de steek laten omdat zij zo graag een koning wilden hebben?

Nu zijn er volgens de Bijbel twee soorten koningen. Daar gaan de beide boeken van Samuël over. Er is het soort koningen dat door de Heidenen wordt gevraagd en er is het soort koning dat koning is naar Gods hart.

De koningen naar Gods hart zijn dienaren van hun volk. Onze Koning Jezus van Nazareth gaf daarvan het voorbeeld toen hij op de avond dat hij werd gearresteerd door de autoriteiten van zijn tijd de voeten waste van zijn leerlingen, een slavenarbeid.

David zou later in het verhaal van Samuël een koning naar Gods hart genoemd worden. Hij en Saul vormen in dat verhaal van Samuël de tegenstelling tussen een Koning zoals de Heidenen hebben en een Koning naar Gods hart. In het gedeelte dat we vandaag gehoord hebben staat het volk nog aan het begin. Maar het hoeft niet bang te zijn. Er is een stel richtlijnen voor een menselijke samenleving waar ze zich aan vast kunnen houden. Samuël houdt het zijn volk, en zichzelf, nog eens voor:

“u hoeft niet bang te zijn zolang u de HEER maar trouw blijft en hem met heel uw hart toegedaan bent.” Met andere woorden, de richtlijn van de God van Israël voor je naaste te zorgen als voor jezelf blijft ook gelden als er een Koning is. De taak voor de Profeet zijn volk voortdurend die richtlijn voor te houden blijft er ook. En zolang het volk zich ook aan de richtlijnen van de God van Israël wil houden hoeven ze nergens bang voor te zijn.

Jezus van Nazareth had een eigen manier om met die richtlijnen om te gaan. In de lezing uit het evangelie van Johannes horen we hem zeggen: “Mijn vrede geef ik jullie”  en binnen een dag later hing hij aan het kruis. Bij dat pesachmaal werden bittere kruiden gegeten als herinnering aan de bittere tijden van de slavernij. Daar werd brood gebroken en een beker met wijn ging rond. Het brood is ongezuurd, zonder desem zodat het niet snel bederft en je het mee kunt nemen op reis. Jezus van Nazareth ziet zijn missie uitlopen op dood en geweld en hij vraagt zijn leerlingen het brood te blijven breken en de wijn te blijven schenken zoals zijn lichaam gebroken zal worden en zijn bloed zal worden vergoten.

Hij geeft ze daarvoor zijn vrede. Zijn vrede begint met af te zien van geweld. Toen hij gevangen werd genomen verbood hij zijn leerlingen het zwaard te trekken, een slachtoffer bij zijn vervolgers werd eerst genezen en aan het kruis vroeg hij zijn vader het zijn vervolgers niet aan te rekenen omdat ze niet zouden weten wat ze aan het doen waren.

Er wordt mensen die naar vrede streven nog wel eens verweten dat ze niet de waarheid durven zeggen. De dreiging met geweld, bijvoorbeeld door de Islam, zou hen verhinderen te zeggen dat het verkeerd is vrouwen achter te stellen, homoseksuelen te discrimineren of anders gelovigen te bedreigen met geweld. Niet is minder waar. Maar het maakt nogal verschil of je er met je broeders en zusters over in gesprek gaat of dat je de ander bestempelt en behandelt als vijanden. De waarheid is dat iedereen je broeder en je zuster is. De waarheid is ook dat je dus nooit bang hoeft te zijn te zeggen wat er verkeerd is, juist omdat je het goede wil doen en niet dan het goede. Dat is de boodschap van Jezus van Nazareth.

Het zogenaamd zwakke is het sterkste van de wereld. Uiteindelijk zou zijn Liefde de hele wereld omspannen.

In de oude profetieën werd al voorspeld dat ooit alle volken van de wereld zich zouden keren naar Jeruzalem. Daar lag de regel van heb-je-naaste-lief-als-jezelf in de Tempel. Met de komst van Jezus van Nazareth moest die regel uit de Tempel vandaan de wereld in. Dat was wat de Geest zou bewerkstelligen, dat is wat de Geest ook voor ons kan bewerken. Ieder van ons kan in Zijn Geest de hand uitsteken naar de minsten. In ons huis, in onze straat, in onze stad, in ons land, in Europa en in de wereld. Iedereen kan elke dag iets goeds doen voor een ander, vrijwilligerswerk doen voor mensen die dat nodig hebben, boodschappen doen in een fair trade winkel, een brief of briefkaart schrijven voor Amnesty International, een handtekening zetten voor vrede of rechtvaardigheid, stem geven aan mensen wier stem werd gesmoord, een welkom geven aan vluchtelingen die hier bij ons de vrede zoeken.

We hoorden vanmorgen hoe Jezus van Nazareth de komst van de pleitbezorger belooft. In het Grieks staat dan de Parakleed, vroeger vertaald als de Trooster. Maar Trooster dekt niet de hele betekenis van het woord, het is ons ook te passief geworden. Daarom pleitbezorger want een pleitbezorger is iemand die voor je in de bres springt en als je zelf in de Geest van de God van Israël, de geest van Jezus van Nazareth handelt dan spring je in de bres voor de armen, voor de hongerenden, voor de slachtoffers van oorlog en geweld. Je kunt dat Parakleed ook vertalen als Helper, letterlijk betekent het de er bij geroepene. Ìn de Naardense Bijbel wordt het vertaald als gids-en-helper.  Die helper stelt ons in staat om inderdaad te helpen bij de nood van mensen, mensen dichtbij en mensen ver weg.

En hebben die anderen die zorg verdiend? Hebben wij die zorg verdiend? Om het antwoord te vinden op die vraag helpt ons het beeld van God als moeder. De moeder is ook een gezegde, een manier om een persoon te beschrijven die zorgt. God zelf is een Vader die als een moeder zorgt voor zijn kinderen. Een Moeder en trouwens ook een Vader houdt niet van de kinderen omdat die kinderen dat verdiend hebben, liefde is niet te koop. Grootouders weten dat misschien nog het beste. Als de kleinkinderen komen gaat de zon schijnen, daar hoeven die kleinkinderen zelf niets voor te doen. Dat geldt ook voor Moeders en vaders, wat je kinderen ook doen, je blijft van ze houden.

En als ze zelf hun eigen fouten maken, dan laat je ze maar, soms met pijn in het hart. Zo zorgen we ook voor onze naaste, omdat we niet anders kunnen, omdat we weten dat God ook zo van ons houdt. Dat beeld van de zorgende moeder kan door elk van ons gedragen worden. Samuël zegt het duidelijk: ook al heeft u gezondigd u hoeft niet bang te zijn als u met hart en ziel God toegewijd blijft.  En Jezus zegt tegen zijn leerlingen dat hij ze niet als wezen zal achterlaten, hij komt bij hen terug.

Zo mogen wij dan blijven werken aan de komst van dat Koninkrijk van Jezus van Nazareth. De liefde van God die elke liefde te boven gaat verspreiden in onze omgeving. De hongerigen voeden, de naakten kleden, de armen zonder huis een woning te geven, ons te bekommeren om onze naaste. Dat kunnen we volhouden door de Geest die ons geschonken is.

En elke keer dat we bang zijn die Geest kwijt te raken mogen we er weer om vragen, vragen om de terugkeer van onze God die eens zo nederig verscheen in zijn zoon en beloofd heeft ons nooit meer alleen te laten. Het verspreiden van zijn liefde zullen we moeten volhouden tot de jongste dag, tot hij weerkomt en alle tranen gedroogd worden en de dood niet meer zal zijn. Tot de dag dat we eeuwig bij hem wonen, zingend voor zijn aangezicht. Tot die dag komt blijven we liefhebben, als een volk van Koningen en Priesters in de Geest van God..

Amen

Lezen: Deuteronomium 6: 1-9

            Johannes 13: 31-35

Gemeente,

Vandaag hebben we eerst een gedeelte gehoord uit de afscheidsrede van Mozes. Vlak voor het volk het beloofde land zal binnentrekken spreekt Mozes nog 1 maal zijn volk toe. We kennen Mozes natuurlijk van zijn rol bij de bevrijding van het volk uit de slavernij van Egypte. En van het verbond dat het volk sloot op de Sinaï. Op stenen platen die hij eerst stuk smeet vanwege het gouden kalf en de tweede keer aan het volk voorlas. Het woord wetten is hier niet helemaal op z’n plaats. Het zijn richtlijnen voor de inrichting van de nieuwe samenleving van dat volk als een menselijke samenleving, een samenleving waarin voor iedereen plaats is en waar iedereen aan kan meedoen.

Die richtlijnen uit de woestijn, de tien geboden, staan dan wel op stenen platen maar daar moeten ze dus niet blijven. Mozes roept in het gedeelte dat we vandaag lezen het volk op om ze voortdurend in gedachten te houden. Je moet deze richtlijnen dus ook niet aan rechters over laten, zoals wij doen met de wetten die wij in ons land hebben. Gerechtigheid moet je zelf doen, deze richtlijnen zijn er voor bedoeld om alle mensen recht te doen, tot hun recht te laten komen. Je moet ze daarom als een teken om je arm dragen en als een band om je hoofd, je moet ze op de deurposten van je huis schrijven en op de poorten van je stad.

Uiteindelijk zal Paulus zeggen dat hij wil dat diezelfde wetten in je hart gebeiteld zullen staan. Je moet er één mee worden. En wat God lief hebben is is duidelijk want er staat in diezelfde richtlijnen dat God liefhebben hetzelfde is als je naaste liefhebben als jezelf. Daar cirkelen al die goddelijke richtlijnen om heen. Dat is een regel die je zelfs je kinderen duidelijk kan maken zodat ze van jongs af aan mee doen in de beweging van de God van Israël en mee bouwen aan het land dat uiteindelijk heel de wereld zal moeten omvatten, het land overvloeiende van melk en honing, het land waarin alle mensen tot hun recht komen.

Het “hoor Israël” dat we vandaag lezen, dat hier wordt vertaald met “luister Israël, de Heer onze God, de Heer is de enige” is het hart van elk Joods gebed. Het is gebed en belijdenis ineen. Het is niet eens een belijdenis dat er geen andere goden zouden kunnen bestaan. De Bijbel heeft het vaak over de God van Israël als hoofd van de raad van goden, of omringt door goden, maar voor de gelovige is er maar één echte God, de God die het volk uit de slavernij van Egypte heeft geleid. Voor Christenen de Vader van Jezus van Nazareth die uiteindelijk zelfs de dood zou overwinnen. Juist die bevrijding van dood en slavernij maakt de Weg die de richtlijnen wijzen zo belangrijk.

Ook in onze dagen kunnen we verlangen naar een samenleving waarin geen oorlog meer op aarde is,  niet meer gemoord wordt, waarin niet meer wordt gestolen, waarin het bezit van een ander mensen niet meer in beweging brengt, waar mensen mensen mogen zijn en geen objecten voor persoonlijke lustbevrediging, waar niemand zich hoeft te schamen voor diens afkomst. Ook wij weten dat we nog lang niet in een samenleving leven waarin die richtlijnen algemeen geldend zijn en in ieders hart gebeiteld staan. Wie om zich heen kijkt in de wereld, en de slachtoffers van oorlog en geweld ziet, de hongerigen ziet, de kinderen die sterven van ellende, de zieken voor wie geen medicijnen zijn, de geweldige hoeveelheden wapens die over de wereld reizen, die nu ook de oorlog in de Oekraïne weten te voeden, weet dat een aarde waarin vrede en gerechtigheid heerst nog ver weg is.

Wat dat betreft reizen we eigenlijk nog steeds door dezelfde woestijn als waar het volk Israël de richtlijnen kreeg. De oproep van Mozes om de richtlijnen voortdurend bij de hand te houden is daarom eigenlijk net zo actueel als die was toen het boek Deuteronomium werd geschreven. Daarom zullen wij de echo van Mozes moeten zijn en voortdurend roepen om navolging van deze richtlijnen. Ook wij hongeren en dorsten immers naar gerechtigheid.

Dat zoeken naar gerechtheid, dat je naaste liefhebben als jezelf is niet eenvoudig. Het volk Israël is het in dat nieuwe land van ze nooit echt gelukt. Jezus van Nazareth lukte het wel. In het verhaal waar we vandaag een stukje van hebben horen lezen begint hij met het wassen van de voeten van zijn leerlingen. Alsof hij een slaaf is. En het commentaar is dat daarin de grootheid van God duidelijk wordt.

Vandaar zal hij de kruisweg gaan naar  Golghota. Hij zal zijn leerlingen verbieden in opstand te komen, ze moeten hun zwaarden in de schede laten, hij zwijgt tijdens zijn proces en hangend aan het kruis vraagt hij vergeving voor zijn beulen, neemt een mede gekruisigde in bescherming en vraagt zijn beste vriend voortaan voor zijn moeder te zorgen. De liefde die daaruit spreekt, die we natuurlijk ook uit al die andere verhalen over Jezus kennen moeten ook zijn leerlingen uitstralen.

Want die liefde voor God en voor de naaste die je van Mozes op je voordeur en op je hart moest schrijven moet voor iedereen zichtbaar zijn. Nu zijn wij ook leerlingen van Jezus van Nazareth. Al die lezingen uit de Bijbel die hier klinken zijn ook lessen die wij van hem mogen leren. En dan krijgt deze gemeenschap in Den Helder een heel bijzondere betekenis. Aan de liefde voor elkaar, aan de zorg die we elkaar verlenen wordt duidelijk wat je aan al die lessen van Jezus van Nazareth hebt. De wereld wordt er niet alleen een beetje mooier van, zoals altijd wanneer mensen voor elkaar zorgen, maar iedereen mag meedoen met die gemeenschap. Iedereen in Den Helder, binnen en buiten de linie, is welkom om hier op zondagmorgen les te komen nemen in liefde voor elkaar en die liefde de hele week te oefenen net zo lang tot die in ons hart gebeiteld staat.

Ook hier wordt dus een klein stukje zichtbaar van wat wij het Koninkrijk van God noemen. Op het eind van die Bijbel staat dat ooit de wereld zo mooi zal worden dat God zelf er zal willen wonen. Daar mogen wij aan meewerken, elke dag opnieuw, elke dag samen. Aarzel dus niet, aan het werk.

Amen.