Feeds:
Berichten
Reacties

Archive for juli, 2013

Lezen: Genesis 18: 20-33
            Lukas 11: 1-13

Gemeente

 

Vandaag gaat het in de lezingen uit de Bijbel over bidden. Midden in de zomer, als veel mensen op vakantie zijn en we bezig zijn met ontspanning en genieten van de wereld om ons heen roept de Kerk ons op na te denken over bidden. Nu zijn die ontspanning en het verlangen eens uit te kunnen rusten niet zo ver af van het Bijbelse bidden. Van Jezus van Nazareth wordt op veel plaatsen in de Evangelieverhalen vertelt dat als hij het druk had gehad en vermoeid raakte van de zorg voor al die mensen die hem volgden hij zich terugtrok op een eenzame plaats om te bidden. Dat terugtrekken was toch al een kenmerk van zijn groep, hij kreeg het verwijt dat zijn leerlingen al helemaal niet deden aan bidden zoals de leerlingen van Johannes deden of zoals de Farizeeën deden. Daar mogen we wel eens over nadenken. Die Farizeeen stonden zich er op voor mooi te kunnen bidden en lang ook met veel omhaal van woorden. Ze lieten dat zien waar ze konden, tot op de hoeken van de straten toe, Jezus veroordeelde dat. Wat Jezus bad weten we meestal niet, ja in Getsemane bad hij of de beker hem voorbij mocht gaan, maar de wil van God stond voorop.

 

Dat merken we veel met gebeden, er mag overal om gebeden worden maar de verheerlijking van God, de komst van zijn Koninkrijk, zijn gerechtigheid staan voorop. Dat lees je terug zowel in het Oude als het Nieuwe Testament. Veel van de Psalmen zijn ook gebeden en uit die gebeden spreekt de vaste overtuiging dat God je zal bevrijden uit alle nood en in een groot aantal Psalmen gaat de psalmdichter verder alsof alle vijanden ook daadwerkelijk al verslagen zijn. Zo mag het dus ook, al omringt de duisternis ons, wij hebben een God die ons licht geeft en dat licht van die God schijnt voor ons ook in de diepste duisternis.

 

Dat licht van die God laat ons ook zien wat anderen nodig hebben en de voorbeden voor anderen zijn dan ook talrijk in de Bijbel. Voorbeden voor de zieken, voor de zwakken, voor de onderdrukten, voor de weduwe en de wees, voorbeden om gerechtigheid en recht, om bevrijding van onderdrukking om verlossing uit de slavernij. De uittocht uit Egypte begint dan ook met de vaststelling dat God het geschrei van zijn volk heeft gehoord en daarom Mozes gestuurd heeft om de Farao de kans te geven aan dat geschrei een einde te maken.

 

Denk nu niet dat alle gebeden verhoord worden omdat we overal om mogen bidden. We hebben daarvoor vanmorgen over Abraham gelezen en zijn gebed voor Sodom en Gomorra. Hij had drie vreemdelingen op bezoek gehad. Hij had de vreemdelingen te eten en te drinken gegeven, ja van het beste dat hij bezat had hij met hen gedeeld. Ze hadden hem verteld dat zijn vrouw Sara, al op hoge leeftijd, toch nog een zoon zou krijgen, Sara had er om moeten lachen. Ze hadden hem ook verteld dat Sodom en Gommora verwoest zouden worden. Toen waren ze opgestapt om naar Sodom te gaan. Eén van de vreemdelingen bleef nog wat aarzelen en raakte in gesprek met Abraham.

 

Het komt in de Bijbel niet zo vaak voor dat een vreemdeling bij de naam van God wordt aangesproken maar in dit verhaal over Abraham, Sara en Sodom en Gomorra is dat uitdrukkelijk het geval. We kennen het als een gruwelijk verhaal omdat we de afloop kennen. Twee steden die verwoest worden kennelijk als straf voor gruwelijk gedrag. We praten dan bijna altijd over de drie vreemdelingen die eerst aan Sara een zoon beloven en dan doorgaan naar die twee vreselijke steden. De brave Abraham vraagt dan nog clementie voor de rechtvaardigen die er misschien toch nog zouden kunnen zijn. Maar waar we over heen lezen is dat God zelf naar Sodom en Gomorra gaat om de onrechtvaarhdigheid te ondergaan en de rechtvaardigen te ontmoeten.

 

Daar waar in onze naam onrecht wordt bedreven wordt dat wellicht dus aan God bedreven, en daar waar we opkomen voor recht en gerechtigheid, voor de armen en verdrukten komen we wellicht direct voor God op, zonder dat te weten. De verwoesting waar we over zullen lezen is dus niet het werk van God, die werd er bijna het slachtoffer van. Het loopt vooruit op wat Jezus later zou zeggen toen hij er op wees dat wat aan zijn minste broeders zou worden gedaan aan hem werd gedaan. Er zijn mensen die de persoonlijke relatie met God zo voorop stellen dat vergeten wordt dat we God wellicht ook voor de deur of in de winkel tegen kunnen komen.

 

God is daar waar het de vraag is of er nog een enkele rechtvaardige zou kunnen zijn vanwege het onrecht dat er volop voor komt. Voortdurend verzet tegen onrecht, het opkomen voor verdrukten, voor armen, tegen onrechtvaardige verdeling is dus niet zomaar sociaal werk of het terugbrengen van het verhaal van God tot een sociaal gerechtigheidscontract maar het is de Godsdienst ten voeten uit. Het is het verhaal van Abraham en zijn vraag om gerechtigheid voor de rechtvaardigen.

Vandaag vragen wij ons dus af hoe je moet bidden. Jezus van Nazareth gaf daarin volgens het Evangelie van Lucas les op verzoek van zijn leerlingen. Het gedeelte dat we uit de Bijbel lezen vandaag eindigt niet met het beroemde Onze Vader in de versie van het Evangelie van Lucas maar begint er mee. Wij bidden het gebed dat Jezus ons heeft geleerd meestal in een langere versie, die vinden we in het Evangelie naar Matteüs. Nu schreef Matteüs voor de Joden en Lucas voor de Romeinen en daardoor kunnen we ook het verschil snappen. Het gebed dat Lucas ons leert kunnen we bijna als schietgebedje gebruiken, zo van we zijn even in de war en moeten ons snel in herinnering brengen hoe het ook al zit met dat handelen volgens de richtlijnen van de Bijbel, de richtlijnen voor de menselijke samenleving.

Het gedeelte uit Lucas gaat verder dan alleen het gebed, het leert ons ook wat bidden eigenlijk is. Bidden is vragen, maar dan vragen naar wat je echt nodig hebt. Voor eten hebben we eigenlijk niet meer nodig dan brood voor vandaag. En brood voor vandaag kennen ze in Israël nog. Dat kwam elke nacht uit de hemel toen ze door de woestijn trokken, bevrijd de slavernij in Egypte en op weg naar het land dat overvloeit van melk en honing. Dat land zou het Koninkrijk van God moeten worden, een Koninkrijk van vrede.

En om een beetje vrede te hebben weten we eigenlijk best dat we mensen om ons heen de fouten moeten vergeven waarvan we willen dat zij ze ons ook zouden vergeven. Natuurlijk mag je dat noemen. Maar je mag ook aan die mensen om je heen die vergeving vragen. Want meestal weten mensen hun eigen fouten het eerst, en de eerste zijn die om vergeving vraagt maakt dat mensen mild gestemd worden en ontvankelijker worden voor het noemen van hun eigen fouten, zeker als die vergeven worden.

Het klinkt vreemd, maar bidden is God ook aanspreken als vriend. Daar gaat die gelijkenis over. Een vriend klopt aan en vraagt om drie broden. Welke broden? Het brood dat we voor vandaag nodig hebben? Er wordt wel gewezen op het feit dat de conclusie van de gelijkenis ook in drie delen uiteen valt: vraag en je zal gegeven worden, zoek en je zult vinden, klop en je zal opengedaan worden. Vragen, zoeken en aankloppen sterken je dus, voeden je dus. Door God als Vader aan te spreken verkleint Jezus al de afstand, door God als vriend te zien wordt de afstand nog kleiner. En de God van Israël is een God die altijd met je meetrekt. En de drie broden doen ook denken aan de drie vreemdelingen die bij Abraham langs komen en door hem gevoed worden, ook aan hen vraagt Abraham, bij de Heer klopt Abraham aan en zoekt redding voor de rechtvaardigen.

Het gebed dat Jezus ons leert begint met de bede dat de Naam van God geheiligd moet worden. De term Heilig zegt ons niet zoveel meer. Heilig dat is God en volgens de Paus nog een heleboel Heiligen, zelf zijn we zeker niet Heilig. We weten best dat de Naam van God, Ik zal er zijn, samenvalt met het wezen van hoe wij God ontmoeten, we ontmoeten God immers in het werk van zijn Geest, in zijn Woord die ons aan het werk zet. In de Joodse traditie is de heiliging van de Naam de aanduiding van het martelaarschap. De leerlingen van Jezus worden opgeroepen zijn kruis achter hem op te nemen en tijdens het laatste avondmaal roept Petrus dat hij bereid is met Jezus zelfs de dood in te gaan. Als wij bidden dat de Naam van God geheiligd worde  dan brengen we die naam in het geding, dan vragen we om de wereld heel te maken, al het gebrokene om te zetten in het geheelde, als laatste ook de dood die ons nog steeds regeert.

Daarom gelt ook in het gebed  dat we eerst het Koninkrijk moeten zoeken. Dat staat er niet uit beleefdheid. Zo van we weten God dat het u om een Koninkrijk gaat, nu dat mag er van ons ook wel komen, als u nu eerst even wat anders voor ons doet, iemand geneest, zorgt dat we slagen voor een examen, of een baan enzovoorts. Nee alles wat we vragen staat in het licht van dat Koninkrijk, een koninkrijk dat er nog niet is. Het land vloeit ook hier bij ons wel over van melk en honing maar dat komt nog lang niet bij iedereen terecht. Lucas heeft ons net het verhaal van de Barmhartige Samaritaan vertelt als we aan deze les over het bidden  toekomen. En tegen Martha die zo liep te redderen heeft hij gezegd dat ze eerst maar eens moest studeren op de manier waarop Jezus haar wereld wil inrichten. Dat Koninkrijk van God zou een Koninkrijk vol van genade, vol van vergeving worden.

Vergeving is dan ook niet zoiets als “zand erover”, maar veel meer “we beginnen opnieuw maar dan op andere manier”. Van vergeving groei je zeiden ze vroeger wel eens, maar Paulus waarschuwde in een van zijn brieven dat je er niet maar op los moet leven zodat je veel meer vergeving krijgt voor alles wat je verkeerd doet. Het goede brengt het goede voort leren we. Natuurlijk, een vader die zijn kinderen liefheeft geeft ze geen oneetbare dingen als maaltijd.

Wie dit hoort en een vader, moeder of verzorger heeft en wel geslagen en vernederd wordt en dat niet durft te zeggen moet echt de kindertelefoon bellen., of er met iemand over praten die je vertrouwt, schaam je er niet voor, het slachtoffer van geweld en vernedering is daar eigenlijk nooit schuldig aan, de daders zijn schuldig. Maar ook die vader, moeder of verzorger kan vergeven worden voor de fouten die ze maken maar dat opnieuw beginnen kan alleen als iemand er over durft te spreken, voor mensen die geen andere weg weten dan geweld te gebruiken is er hulpverlening, en die hulp helpt echt en bedenk altijd, hulp vragen is eigenlijk heel gewoon, ook dat is bidden.. Als iedereen snapt dat je kinderen het goede moet geven hoeveel meer kan het goede zelf dan voortbrengen.

Daarom moet je ook niet je mond houden bij het kindergehuil bij de buren, daarom moet je ook spreken over de blauwe plekken bij de buurvrouw of buurman, daarom moet je iets zeggen als de vrienden en vriendinnen van je eigen kinderen weer eens dronken zijn. Vergeven kan alleen beginnen als duidelijk is wat er vergeven moet worden, als we bereid zijn om het samen anders te gaan doen, het kwade te gaan weren en het goede toe te laten in ons leven. Dat is pas bidden en dan geldt zeker dat, als je bidt, je ook gegeven zal worden. Niet om rijkdom en aanzien valt er te bidden, niet om te zeggen hoe goed we wel niet zijn, maar om de Geest van God, want in die geest willen we werken en leven, niet voor onszelf maar voor onze naaste. Wij hebben aan brood genoeg, aan brood voor vandaag zegt Lucas, dat is wat anders dan ons dagelijks brood. Iedere dag heeft genoeg aan zichzelf klinkt hier bij Lucas in zijn gebed.

De dag is de maat van de Bijbel. Wij rekenen met weken, maanden en jaren. En als we niet uitkijken dan rekenen we helemaal niet meer met weken maar blijven we altijd maar werken en consumeren, dan zijn de merkstenen van de week, de zondagen, niet meer merkstenen maar gewoon dagen als alle andere, dagen waarop gewerkt moet worden en gewinkeld. Daarom bidden we ook ons niet in beproeving te brengen. Zo gemakkelijk glijden we weg bij dat Koninkrijk naar de vruchtbaarheidscultus die ook in onze wereld hoogtij viert.

Het is niet alleen in Sodom en Gomorra waar elke menselijke maat verdwenen is, niet alleen Kanaän waar Baäl en Astarte moeten zorgen voor de oogst en de kinderen die je pensioen moeten verzorgen. Ook bij ons is het ieder voor zich en organiseer de zorg zelf maar om je heen. Van eerlijk delen is geen sprake. In een tijd van crisis en bezuiniging kent de top van het bedrijfsleven zich een loonsverhoging van zes procent toe. Dat is nog eens wat anders dan bidden voor het brood dat wij dagelijks nodig hebben.

Bidden is voor ons dus ook bidden om rechtvaardigen die verhinderen dat onze wereld ondergaat in rook en vuur, niet omdat wij er bang voor zouden zijn, maar omdat wij naar een wereld willen waar de dood niet meer heerst. Waar alle tranen gedroogd zullen en zijn en waar God zelf zijn tenten op deze aarde zal spannen. Dan is alle beproeving voorbij, dan hebben we alle gekozen voor het leven. Elke dag mogen we daarheen op weg gaan, met een Vader die voor ons als een moeder zorgt, met een vriend die ons steunt. In het vertrouwen dat als we vragen er ook gegeven zal worden, dat als we zoeken we ook zullen vinden en als we kloppen er zeker open gedaan zal worden. In dat vertrouwen kunnen we iedereen in onze omgeving meekrijgen. Tot aan de einden der aarde en tot de jongste dag ons zal wekken.

Amen.

Advertentie

Read Full Post »

Lezen: 1 Samuël 1: 1-20
            Lucas 10: 38-42

Gemeente,

 

We zeggen het zo gemakkelijk, Vader, Heer, Hij, Zijn, we spreken over God of het een meneer is, maar meneren heersen, meneren spelen de baas en God speelt niet de baas, God dient, God luistert, God zorgt, wie de Bijbel leest ontdekt dat God meer eigenschappen heeft die wij aan vrouwen toedichten dan eigenschappen die we voor meneren reserveren. Daarom vanmorgen zo midden in de zomer maar eens een paar verhalen over vrouwen. Over Hanna en Peninna, over Maria en over Martha, want door de ogen van vrouwen ziet de wereld er voor meneren ineens heel anders uit. En ook vrouwen hebben geleerd in de taal van meneren hun wereld te beschrijven, de Bijbel zet er zo hier en daar andere beschrijvingen, andere verhalen tegenover. *

 

Die verhalen over bevrijding beginnen vaak met verhalen over vrouwen. De belofte dat de aarde bevrijdt zal worden van het kwaad werd gedaan aan Eva. Het was Mirjam die Mozes in de Nijl liet varen en toen het volk door de Rode Zee was getrokken was zij het die het lied van de bevrijding zong. Het oudste gedeelte van de Bijbel is het lied van Deborah uit het boek Richteren. En over aartsmoeders als Sara, Rebecca en Rachel hoeven we weinig te vertellen. Lucas begint zijn verhaal met Elisabeth terwijl Zacharias zwijgend terzijde staat en het hele verhaal van Jezus van Nazareth begint met Maria die het lied van Hanna nazingt, dat lied waarin de machtigen van hun troon gestoten worden. En op de Paasmorgen zijn de vrouwen de eerste getuigen van de opstanding. Het is maar een greep uit de vele verhalen over vrouwen die in de Bijbel duidelijk maken hoe God met mensen omgaat.

 

Vandaag zijn we gaan lezen in wat we noemen het Eerste Boek Samuël,  in onze Bijbel staan twee boeken Samuël. Ze vormen één doorlopend verhaal dat eindigt met de dood van Koning David. Dat er twee boeken Samuël zijn komt doordat de rollen waarop ze geschreven stonden niet beide boeken konden bevatten, halverwege moest op een nieuwe rol worden verder gegaan.

 

De figuur van de profeet Samuël belichaamde de overgang van het volk dat zonder koning in stammen verdeeld in het land Israël woonde naar het Koninkrijk dat onder David een succes zou worden. De verhalen over dat volk dat in stammen verdeeld leefde kunnen we vinden in het boek Rechtera, vroeger Richteren. Dat boek hoort direct voor de boeken Samuël in de Bijbel te staan. Bij ons staat het boek Ruth er voor maar dat is een feestboek en hoort bij de Psalmen. Het boek Rechters eindigde met de woorden dat een ieder deed wat goed was in diens ogen en het antwoord daarop is te lezen in het boek Samuël.

Hoe het na David verder zou gaan lezen we in de boeken 1 en 2 Koningen. De boeken 1 en 2 Samuël en de boeken 1 en 2 Koningen maken de indruk geschiedenisboeken te zijn. Maar dat is een verkeerde indruk. De Bijbel is geen geschiedenisboek en ook de verschillende boeken in de Bijbel vertellen niet over geschiedenis zoals we dat inmiddels van de geschiedeniswetenschap gewend zijn. De boeken zijn ook niet geschreven om geschiedenis van een volk, of van belangrijke mensen of gebeurtenissen vast te leggen. De Bijbel is geschreven om ons te laten zien hoe de God van Israël inbreekt in onze menselijke geschiedenis.  Bijbelverhalen vertellen dan ook de waarheid, niet over de geschiedenis, maar over het handelen van de God van Israël. Het eerste verhaal dat we vandaag lezen is daar een goed voorbeeld van.

In de loop van de tijden was het krijgen van voldoende kinderen in elke cultuur een belangrijke zaak. Die kinderen zijn een verzekering voor een ongestoorde oude dag voor hun ouders. De “babyboom” van na de Tweede Wereldoorlog heeft bij ons het zicht daarop wat verduisterd. Voor de generatie van de jaren 20 en 30  van de vorige eeuw waren er genoeg kinderen geboren om hen een onbezorgde oude dag te bezorgen. Maar in onze dagen dringt zich het besef op dat er voldoende jongeren moeten zijn om de ouderen een onbezorgde oude dag te bezorgen. De hele discussie over de AOW leeftijd gaat daarover, over de verdeling van de lasten tussen de jongeren en ouderen Ook in de dagen van Elkana, waar het verhaal van vandaag mee begint, was de noodzaak van voldoende kinderen aanwezig

In dit verhaal had eigenlijk iedereen kinderen, Eli had twee zonen, Peninna had zonen en dochters alleen Hanna had geen kinderen, zij was de uitzondering maar was zij een uitzondering die een regel bevestigd?.

Hanna had geen kinderen, Peninna wel. Hanna was dus zielig en Peninna niet. Maar Hanna was eigenlijk helemaal niet zielig omdat ze geen kinderen had, Peninna had genoeg kinderen voor hen allebei en de verhalen uit de Bijbel gaan ook altijd over delen. En als het op delen aankwam dan kreeg Hanna altijd het beste deel van haar echtgenoot. Elkana vond dat hij en zijn liefde wel tien zonen waard waren. Maar Hanna was zielig omdat ze gepest werd. Pesten is een van de meest gemene manieren om iemand te kwetsen. Mensen kunnen daardoor zo gekwetst worden dat ze er aan dood gaan, al lijkt het dan er op of ze zelf een eind aan hun leven maken. Hanna was daar niet ver van af. Geen kinderen betekende ook geen toekomst. De liefde van een man was zeker niet voldoende om haar een toekomst te geven. Mannen denken dat veel te gemakkelijk, en te veel vrouwen zijn dat gaan overnemen van die mannen.

 

Hanna zocht eerst in de Tent der ontmoeting, waar de Wet van God werd bewaard, de hulp van die God. Ze was zo ver heen dat de hoge priester Eli dacht dat ze dronken was. Het kwam wel meer voor dat een tempelprostituee dronken verdwaalde in de tempel zelf.  Maar dronken was ze dus niet en als ze zo hartstochtelijk iets van God vroeg dan moest die dat toch wel geven zei Eli.

 

Het is het geloof dat je ook vandaag de dag nog wel tegen komt,  als je maar ernstig genoeg God iets vraagt dat ook echt goed is dan krijg je het. Zeker als je zoals, Hanna, Pennina en Elkana zo trouw de Wet van de God van Israël houdt. Wij kennen die Wet niet meer zo maar het verhaal maakt duidelijk dat het gezin van Elkana elk jaar naar het Heiligdom ging om daar een maaltijd te houden met de familie, met de priesters en levieten, met de armen en met de vreemdelingen die bij hen woonden. Het was een voorschrift uit het boek Deuteronomium dat duidelijk maakte dat alles wat je krijgt van God gekregen is en bestemd is om gedeeld te worden.

 

In die Tempel wordt Hanna echter duidelijk dat de toekomst helemaal niet in kinderen ligt. Het krijgen van die kinderen was niet afhankelijk van een God, die was afhankelijk van liefde. De toekomst was in handen van God en voor die toekomst kreeg je alles wat je nodig had van die God. Het kind dat Hanna zou krijgen kon ze dus net goed weer teruggeven aan die God. Ze hoefde toch geen kind uit medelijden, ze wilde een kind om niet meer gepest te worden, om mee te tellen in de samenleving, om voor vol aangezien te worden.

 

Het is ook wat in onze dagen nog vrouwen drijft naar IVF en ingewikkelde medische behandelingen. Wie geen kinderen kan krijgen wordt nog maar al te vaak niet voor vol aangezien. Terwijl juist in onze samenleving niet de kinderen je een toekomst verschaffen maar je deelname aan de samenleving, een samenleving die verslaafd is aan werk, waarin iedereen dus moet werken en consumeren. Voor kinderen is er daarom kinderopvang en je salaris besteed je als vrouw aan de kinderopvang en de pensioenopbouw, veel meer blijft er vaak niet over.

 

Die zoon kreeg Hanna dan ook, niet van God maar van Elkana. Maar het was de Wet van de God van Israël, de Wet van Liefde en delen die haar op het goede spoor had gezet, haar zoon zou dan ook opgedragen worden aan die God, die zoon zou gedeeld worden met God en met heel het volk. Wij hoeven geen zonen en dochters aan die God op te dragen. Wij kunnen onszelf aan die God weiden, door te leven volgens zijn richtlijn, onze naaste lief te hebben als onszelf.

 

En om te weten hoe we die naaste moeten liefhebben moeten we bij Jezus van Nazareth zijn. De keus van Maria dus uit het verhaal dat we vanmorgen uit het Evangelie van Lucas gelezen hebben.

 

Als je het Bijbelgedeelte van vandaag leest dan is het toch wel heel erg verbazend dat de rol van vrouwen in de Kerk zo lang de rol van Martha was en in sommige kerkgenootschappen de Maria’s nog steeds niet de erkenning krijgen die Jezus van Nazareth in zijn dagen aan Maria gaf. Zelfs in onze eigen PKN kom je gemeenten tegen waar de vrouwen niet gelijk behandeld worden aan mannen. Over die gelijkheid hebben ze nooit in de brief van Paulus aan de Galaten gelezen. Het is zelfs zo dat de dominee die volgens de kerkorde voorzitter is van de synode, Karin van de Broeke, in veel PKN gemeenten niet kan voorgaan. Het mag misschien een minderheid zijn die we hier in Alkmaar niet tegenkomen, het heeft grote gevolgen voor ons omgaan met elkaar. Nog steeds is het kiezen van het beste deel niet vanzelfsprekend.

Dat zorgen van die Martha is natuurlijk niet geheel verkeerd, maar er waren ongetwijfeld ook mannen in de buurt die hadden kunnen helpen.  Uit de Griekse grondtekst mogen we begrijpen dat Martha bezig was met het klaarmaken van het eten. En daar kun je een hoop energie in kwijt, zeker als er visite is. Annie M.G. Smidt heeft ooit voor moeder Doorsnee het lied geschreven “Als moeder jarig is” daar ging het ook over het redderen dat moeder ondanks haar verjaar dag deed en het lied eindigt dan ook met: “Als moeder jarig is is zij nog niet jarig” Martha kan en moet zich dat ook aantrekken, ze werkt voor twee en wordt dan ook tweemaal aangesproken, Marta, Marta. Maria heeft het beste deel gekozen en koos het ene nodige. Nu staat na dit verhaal het verhaal over het Onze Vader en het ene dat daar gevraagd wordt is het dagelijks brood, over meer hoef je je dus niet druk te maken.

 

Het belangrijkste op dat moment was het leren dat Maria deed. Horen hoe je je naaste lief kunt hebben als jezelf, weten wie je naaste is. Het verhaal van Maria en Martha staat in hetzelfde hoofdstuk als het verhaal over de barmhartige Samaritaan. Maar de naaste zijn van een slachtoffer betekent niet een leven van bedienen, het slachtoffer op de weg naar Jericho moest weer op eigen benen staan.  Martha moet dus ook leren dat bedienen toch heel iets anders is dan dienen. Dat houden van je naaste als van jezelf ook kan betekenen dat je kiest voor jezelf ook al is dat voor de ander vervelend. Maria kiest voor zichzelf en geeft daarmee Martha de kans dat ook te doen.

 

Waren ze allebei aan het bedienen van al die mannen geslagen dan had zich de vraag naar de eerlijke taakverdeling, naar de gelijkheid van mannen en vrouwen, zich nooit voorgedaan en hadden we er ook vandaag nog steeds niks van kunnen leren. Dat is nu anders. We weten dat de Maria uit dit verhaal niet anders werd behandeld dan de apostelen en de leerlingen van Jezus van Nazareth. Zonder er veel woorden aan vuil te maken maakt het Evangelie van Lucas duidelijk dat er geen onderscheid is op het moment dat je met het Evangelie van Jezus van Nazareth bezig bent.

 

Vrouwen die theologie hebben gestudeerd, vrouwen die ouderling of diaken willen worden, vrouwen die willen preken en de eucharistie bedienen hebben daar dus net zo veel recht op als mannen. Sterker nog, als vrouwen zich aandienen dan is dat anders dan in de wereld. In de wereld verdienen vrouwen in dezelfde functie minder dan mannen. Dat er onder ons mannen en vrouwen zijn die gelijkelijk de ambten vervullen maakt ook duidelijk dat het er bij ons anders toegaat dan in de wereld.

 

In de wereld mogen de vrouwen de koffie schenken terwijl de mannen vergaderen, in de wereld mogen de vrouwen de toiletten schoonmaken voor de managers met topinkomens en extra bonussen, in een echte christelijke kerk wordt er geen onderscheid gemaakt tussen mannen en vrouwen.  Door het verhaal van Jezus van Nazareth met Maria en Martha worden vrouwen bevrijd van hun bedienende rol die hen in de wereld maar al te vaak, en tot schade van die samenleving, wordt opgedrongen. Het zou de natuurlijke positie van de vrouw zijn wordt er dan binnen en buiten kerken gezegd. Wie dat zegt heeft de Bijbel dus nog nooit echt gelezen. Er is maar één ding noodzakelijk en dat is dat je jezelf leert waarderen zodat je je naaste nog meer kunt liefhebben. Dat is pas dienen en daar houdt het bedienen helemaal op om nooit meer terug te keren.

 

Laten we ons nu niet op de borst kloppen dat we het hier zo goed doen. We komen nooit helemaal los van de culturele invloed van de samenleving om ons heen. Predikanten houden hun mond als een collega zoekt naar wegen om de spanning tussen de vrouwen die nu eenmaal in het ambt staan en hun gemeente die daar niet van gediend is op te lossen. Werknemers houden hun mond als vrouwen die hetzelfde werk doen minder verdienen. Werkers in de kinderopvang accepteren het maar dat voor mannen andere regels gelden dan voor vrouwen. Ook in België krijgen ze vandaag een nieuwe Koning, pas sinds heel kort zijn vrouwen en mannen gelijk gesteld in de opvolging. En bij ons moest Koningin Juliana nog eens heel boos worden toen bij de geboorte van Willem Alexander veel mensen deden of een Koning nu eenmaal beter zou zijn dan een Koningin.

 

De verhalen in de Bijbel zijn bedoeld om ons in beweging te krijgen. In beweging op weg naar een samenleving waarin vrouwen niet meer gepest worden als ze andere keuzes maken dan de meerderheid verwacht. Naar een samenleving waar voor iedereen plaats is, waar iedereen gelijk is. Uiteindelijk zijn we op weg naar een wereld waar alle tranen gedroogd zullen zijn, waar zelfs de dood niet meer heerst. Tot die dag komt mogen we bouwen aan die nieuwe wereld, bouwen aan het Koninkrijk van God. De God van Hanna, de God van Maria en Martha, de vader van Jezus van Nazareth die als een moeder zorgt voor zijn kinderen, voor ons dus ook.

 

Amen

 

Read Full Post »

Lezen: Deuteronomium 30:9-14
            Lucas 10: 25-37

Gemeente,

 

Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap. Dat was de leus van de Franse Revolutie die vandaag in Frankrijk wordt herdacht met een groot feest. Het volk nam de macht over van de Koning en de adel. Tussen de kerk, die de Koning en de adel had gesteund, en de Staat werd een scheiding aangebracht. In Nederland was niet iedereen blij met die revolutie. Uiteindelijk zou er zelfs een antirevolutionaire partij worden opgericht die zich met name tegen die Vrijheid, de gelijkheid en de scheiding tussen Kerk en Staat zou verzetten. Volgens de Nederlandse geloofsbelijdenis zou de Staat immers moeten weren wat de Schrift weerspreekt. En op een dag waarop die geschiedenis ons weer in herinnering wordt gebracht lezen wij over de Wetten van Mozes en de naastenliefde zoals die door Jezus van Nazareth werd verkondigd. Hebben die herdenking en de lezingen van vandaag met elkaar te maken?

 

Die revolutie in Frankrijk ging over een visioen, een droom. Het volk was in gevangenschap gehouden. Alles wat de mensen hadden was ze afgepakt door rijken en door de adel. Tegenwoordig zouden we zeggen dat, in een tijd dat pensioenen en uitkeringen worden verlaagd en iedereen moet bezuinigen, de top van het bedrijfsleven zichzelf een loonsverhoging van 6 procent had toegekend. Zoiets  was er in Frankrijk dus ook aan de hand op die veertiende juli. En een zo oneerlijke verdeling van welvaart kan maar tijdelijk in stand blijven. Op een dag zijn er zoveel mensen die hongeren naar gerechtigheid dat er een opstand uitbreekt en de oude machten omver worden geworpen. We zien dat in onze dagen ook in het Midden Oosten gebeuren. Net als eertijds in Frankrijk gaat ook daar de opstand gepaard met veel geweld en zelfs met oorlog en moeten er veel mensen voor sterven. Een revolutie duurt nooit maar een dag, soms betekent een revolutie jaren van oorlog en geweld, soms wel 80 jaar.

 

De Bijbel schetst ons een andere weg. In Egypte was de eerstgeboren zoon gestorven van hen die niet de geboden van de God van Israël waren gevolgd. Daar waar niet het bloed van het geslachte en gebraden lam aan de deurposten was gesmeerd was de engel des doods binnengegaan. En de overlevenden hadden de gelovigen in die God van Israël het land uitgejaagd, de woestijn in.

 

In de woestijn hadden ze de richtlijnen gekregen voor de menselijke samenleving. In het boek Deuteronomium vinden we ze nog eens terug maar vinden we ook de samenvatting er van. Heb God lief met heel uw hart met alles wat in u is en uw naaste lief als uzelf. Wie nauwkeurig leest weet dan dat je God lief hebt boven alles door je naaste lief te hebben als jezelf.  Daar komt dus ook dat “Gij zult niet doden vandaan” je doodt niet degene die je liefhebt, Jezus zou er zelfs op wijzen dat je op die manier zelfs je vijanden lief moet hebben.

 

Een keus voor die geboden houdt dus ook een risico in. Want afzien van alle geweld tegen een ander maakt je kwetsbaar. Lees de psalmen er nog maar eens op na, de ene na de andere psalm klaagt over vijanden die de dichter belagen, maar roemt de God van Israël voor de vrijheid die deze schenkt. Je moet er dus in durven geloven, geloven dat die kwetsbaarheid, desnoods tot in de dood, uiteindelijk de overwinning zal brengen.

 

Want wat is het geloof anders dan consequent kiezen voor de liefde, voor het leven dus. Niet voor de dood van het hebben van geld of goederen. Geld of goederen houden niet van jou, ze schenken niks terug, ze zorgen niet voor je, ze voeden je niet als je honger hebt, ze geven je niet te drinken als je dorst hebt en ze verzorgen je niet als je ziek bent. Je ware geliefde doet dat wel.  Niet met geld of goederen, want liefde is niet te koop, liefde is alleen te krijgen met liefde. En dan nog, het geven van echte liefde betekent dat je er niks voor terug wilt hebben. Dat de liefde ontvangen wordt is je genoeg. De glimlach in de ogen van iemand voor wie je iets goeds gedaan hebt is de rijkste beloning die je je kunt voorstellen.

 

Het gedeelte dat wij vandaag uit Deuteronomium hebben gelezen begint met de belofte dat het volgen van die Weg van de Liefde voorspoed zal brengen, rijkdom aan kinderen en vee, met een vruchtbaar land. Van een volk dat zo leeft gaat het goede uit, het is gezegend noemt de Bijbel dat. Dat volk wil de God van Israël met hart en ziel toebehoren en de richtlijnen voor de menselijke samenleving volgen. De geboden houden heet dat.

 

Over die geboden nog even dit. Wij zijn groot geworden met het Romeinse, Heidense denken, over wetten en regels. Dat hebben we ook aan de Franse Revolutie te danken die uiteindelijk ook een Napoleon opleverde die een wetboek schreef waarin regels stond om te kunnen oordelen over het handelen van mensen. Elk handelen moest op dezelfde manier beoordeeld kunnen worden, elke wetsregel gold dus onder alle omstandigheden voor iedereen altijd op dezelfde manier. Zo denken wij nog steeds over wetten en regels. Maar de Bijbel heeft een andere benadering. Elke regel en elke wet heeft tot doel de Liefde van God tastbaar te maken voor de mensen. Elke regel geldt dus alleen als het de Liefde dient als mensen erdoor tot hun recht komen, als mensen recht wordt gedaan. Het zijn regels die leiden tot wat vroeger genoemd werd, broederschap, broederschap tussen gelijken. Wij hebben in onze taal geen woord om ook zusters in te sluiten maar dat wordt er wel mee bedoeld. In het Duits heet het Geschwister en daar zijn broeders en zusters samen in begrepen.

 

Moeilijk is het dus niet de wet van de liefde te houden, die wet is ook niet ver weg of ingewikkeld. Je hoeft er niet voor gestudeerd te hebben, ook levenservaring is niet nodig. Je hoeft alleen maar van jezelf te houden en te beseffen dat je maar één keuze hebt, de keus tussen leven en dood, kies dus het leven zegt het Bijbelverhaal. Dat hele verhaal gaat over het leven, het leven dat voortkomt uit de liefde en dat met geen mogelijkheid van die liefde vandaan te krijgen is. Zelfs de dood betekent niet het einde van de liefde voor jou, maar ook niet het einde van jouw liefde voor hen die je liefhebt. Die liefde blijft altijd bestaan, daarin schuilt het geheim van het eeuwige leven. Zonder liefde gaat alles dood, zonder liefde blijft er niks over, zonder liefde gaat zelfs alles stuk waaraan je waarde hecht. Kies dus vandaag voor het leven en laat hen die je liefhebt weten hoeveel je wel niet van ze houdt.

 

Hoe je kiest voor het leven en hoe je kiest voor een leven in liefde? Dat was ook eigenlijk de vraag die aan Jezus van Nazareth werd gesteld in het gedeelte dat we uit het Evangelie van Lucas hebben gelezen.

 

Wij behandelen liefde nog wel eens als een emotie. Je wordt verliefd, je gaat van iemand houden en dan betuig je liefde. Maar dat is niet de Bijbelse liefde, dat is geen emotie dat is een daad, een daad tussen mensen. Een daad om de ander te laten schitteren, zo schitteren dat er van gehouden kan worden, dat haat en onverschilligheid verdwijnen en de ander een gewaardeerde plek krijgt in de samenleving.

 

Dat is ook het antwoord dat in het overbekende verhaal over de Barmhartige Samaritaan wordt gegeven.. De man met zijn ezel en zijn denarieën maakten zoveel indruk dat je je afvraagt wat daar nu meer aan toe te voegen is dan weer een hartstochtelijk verhaal om je naaste lief te hebben als jezelf. Toch kan de Nieuwe Vertaling een aanleiding zijn om het verhaal ook weer eens als nieuw te lezen. Want wat gebeurd er?

Natuurlijk er is een geleerde die de wet goed kent. En er is Jezus van Nazareth die zegt dat je je niet alleen aan de wet moet houden maar in dit geval deze bijzondere wet ook gewoon elke dag moet doen. Maar wie is dan die naaste die je lief moet hebben als jezelf? De Samaritaan zijn we gewend te zeggen, die stopt, neemt het slachtoffer op zijn ezel en betaalt de verzorging in het hotel, die ziet in het slachtoffer dus zijn naaste. Maar Jezus vraagt wie de naaste is van het slachtoffer. Is dat een wedervraag op de vraag wie mijn naaste is? Is die geleerde dan soms het slachtoffer? Moeten we ons leren te verplaatsen in de positie van slachtoffers om te begrijpen wat het is om je naaste lief te hebben als jezelf? De vraag is dus niet wie jouw naaste is maar van en voor wie jij de naaste bent.

De bekende anti-apartheidsstrijder Ds.Alan Boesak heeft in de jaren 70 in Kampen theologie gestudeerd. Toen hij met zijn gezin terugkeerde naar Zuid-Afrika hield iedereen z’n hart vast, zou dat goed gaan. Hij heeft inderdaad zijn portie ellende gehad. Maar in Nederland was hij al met de strijd tegen apartheid begonnen. Nederlanders die Zuid-Afrikaanse sinasappelen kochten hield hij voor dat zij Zuid-Afrikanen uitpersten. Niet in droge artikelen, nee Boesak kon onverwacht op een markt opduiken en dan rechtstreeks de kopers van de sinasappels aanspreken en hen confronteren met wat ze deden. Hun koopgedrag hield de blanke rijken rijk en daardoor de armen arm. De boycot die ontstond hielp uiteindelijk mee het apartheidsregiem af te schaffen.

Maar vragen wij ons vandaag nog af wie heeft geleden voor de goedkope producten die wij kopen? Welke kinderen onze schoenen hebben gemaakt en welke vingers tot bloedens toe werden geprikt om onze T-shirts te maken? Of zijn wij als de leviet en de priester op weg om onze taak goed te vervullen zonder op of omkijken naar de slachtoffers langs de weg. Zolang we onze stem niet verheffen tegen de onrechtvaardige handelsverhoudingen zijn we nog niet in de positie van het slachtoffer en kunnen we ons nog steeds afvragen wie onze naaste is.

Pas als we weet hebben van de slachtoffers weten we ook van onze naaste. We zullen moeten gaan doen als de man die medelijden toonde met de naaste, want die zouden we zelf ook willen ontmoeten als het nodig is.  Ook wij willen iemand die zijn ezel beschikbaar stelt als we gewond langs de weg liggen, die ons bevrijd van slavernij als we gedwongen in een bordeel zouden moeten werken, die de kettingen los maakt die ons vastketenen aan de naaimachines waar we de kleding voor de westerse markt in elkaar zetten.

Het is niet alleen de Wet die binnen ons handbereik ligt, ook de slachtoffers van het ontbreken van die wet zijn binnen ons handbereik. We lopen er gemakkelijk langs. Die Priester en die Leviet hadden ook regels, ze zouden onrein worden als ze een dode zouden aanraken, ze zouden dan hun dienst in de Tempel niet kunnen vervullen. En een dienst in de Tempel is immers een dienst aan God. Maar het verhaal van Jezus laat ons niet alleen zien wie onze naaste is maar ook hoe wij als gelovigen met ons regels en wetten moeten omgaan. Namelijk vanuit de slachtoffers van het ontbreken van de Wet van God, heb uw naaste lief als uzelf, pas dan heb je God lief boven alles.

Samaritanen hadden daar al eerder een voorbeeld van gegeven. De Joden moesten niets van hen hebben, die Samaritanen verwierpen de geschriften en de boeken van de profeten en hielden allen nog de Thora in ere, de eerste vijf boeken van de Bijbel. Ze hadden hun eigen heiligdom op de berg Gerizim. Zo ongeveer dus als wij vaak tegen Moslims aankijken, ze erkennen Jezus als profeet van God, beweren dezelfde God als wij te aanbidden maar van onze Bijbel willen ze weinig of niks weten. Die Samaritanen werden op een zelfde manier door de Joden bekeken. Maar toen onder Koning Achaz de Samaritanen eens het leger van Israël hadden verslagen namen de Samaritanen geen wraak vertelt het boek Koningen ons, ze hadden de overlevende soldaten gevoed en gekleed en de gewonden naar Jericho vervoerd. De Wet van Mozes, de Wet van heb uw naaste lief als uzelf, was hen dus vanouds bekend.

Het ontbreken van de Wet van de God van Israël noemt de Bijbel “Goddeloosheid” Het kan dus best voorkomen dat er geloof is in de God van Israël, geloof in zijn bestaan, geloof in zijn barmhartigheid, geloof in de noodzaak hem te prijzen, hem te aanbidden, maar dat er ondanks al die mooie zaken toch sprake is van goddeloosheid. Paulus kon er zo mooi over zingen, al sprak ik de talen van engelen maar ik had de liefde niet ik zou niet meer zijn dan een schelle cymbaal. Maar pas op. Dat liefhebben van de naaste is niet om er zelf beter van te worden, het gaat niet om uiterlijk vertoon, je maakt jezelf kwetsbaar, je neemt je kruis op achter Jezus aan staat er ergens anders. Paulus zal zeggen dat zelfs het geven van voedsel aan de armen zonder waarde is zonder de Liefde, die liefde zoekt zichzelf niet.

 
Die liefde betekent niet anders dan het goede doen en niet dan het goede, het kwade verdrijven door het goede te doen. De genade van God is dat we er elke dag opnieuw mee mogen beginnen, dat we mogen weten dat er geen liefde is zonder God, dat God zelf ons de liefde zal ingeven. Zo mogen we meebouwen aan zijn Koninkrijk. Dat Koninkrijk dat zal komen als God zelf zijn tenten op onze aarde zal willen spannen, als er werkelijk vrijheid is voor alle gevangen en slaven, als er werkelijk broeder en zusterschap tussen alle mensen, wanneer alle mensen elkaar als gelijken zullen kunnen behandelen. Dan zullen alle tranen gedroogd zijn, dan zal de dood niet meer heersen. Tot die dag mogen wij voortgaan liefde te verspreiden als het zoutend zout, in onze gemeenschap die dan zal staan als een stad op een berg. Totdat hij komt,

 

Amen

 

Read Full Post »