Lezen : Ruth 1:1-2:2
Handelingen 2:1-24
Gemeente,
Het is een feest met Pinksteren. De lente is echt doorgebroken en vanaf Hemelvaartsdag gaan we er op uit. Zeker vandaag de Tweede Pinksterdag is een uitgelezen dag om duin en strandwandelingen te maken, om te genieten van de natuur. De bollen hier rond Julianadorp zijn nog niet gekopt en we genieten van alle kleuren, we waaien even door en waaien even uit. Dat uitwaaien maakt het weer fris in ons hoofd, zo kunnen we er de komende tijd weer tegenaan. Want dit is het laatste hoogfeest van de kerk voor de Kerst. Volgende week nog even het feest van de drie-eenheid en voor de Rooms-Katholieken op 15 augustus nog Maria Hemelvaart maar die feesten halen het niet bij Kerst, Pasen en Pinksteren. En dat Pinksterfeest hebben we dan te danken aan de uitstorting van de Heilige Geest. Toen werd iedereen die dat wilde gedoopt en brak het Christendom door als een zelfstandige beweging met een eigen organisatie.. Zo beleven we dat tenminste vaak en daarom noemen we het Pinksterfeest ook wel de verjaardag van de kerk.
Voor de apostelen was het een ander feest. Natuurlijk, het was feest, het Wekenfeest, een heel oud feest in Israël. Zeven weken na de Pesach, het feest van de bevrijding uit Egypte was er de Tarweoogst die aanleiding gaf tot een feest. Op Pesach was de gersteoogst geweest die ook werd gevierd en konden de armen hun gerstebrood weer eten, met het Wekenfeest was ook de Tarweoogst gereed en wist het volk zeker dat er voor de rest van het jaar te eten was. Het waren oogstfeesten, maar geen religieuze natuurfeesten. De godsdienst van Israël dankte God voor hetgeen ontvangen werd maar benadrukte dat het er om gaat wat je dan met je oogst doet. Bij Pesach ging het om de bevrijding uit de slavernij, de bevrijding van de dood. In het Wekenfeest werd ook herdacht dat God in de Sinaï het volk de Wet had gegeven die het volk een volk van vrede, recht en welvaart zou kunnen maken.
In Jeruzalem werd ook het Wekenfeest uitbundig gevierd. Daar kwamen de mensen bij elkaar die nog de oude wetten uit de Hebreeuwse Bijbel kenden. In het boek Deuteronomium staat het voorschrift dat bij die oogstfeesten als Pesach, het Wekenfeest en in het najaar het Loofhuttenfeest het volk moest optrekken naar het Heiligdom van de God van Israël. Daar moest een maaltijd worden gehouden van de oogst met de dienaren van de Tempel, de familie, de slaven en de knechten, maar ook met de armen en de vreemdelingen in hun midden.
Daarom waren uit alle hoeken en gaten van het Romeinse Rijk mensen naar Jeruzalem gekomen. Voor hen had het oude boek Deuteronomium bijzondere bepalingen. Je kunt een tiende van de oogst niet onder je arm van ver meenemen, het zou bedorven zijn als je aankwam. Volgens de oude bepalingen hadden de mensen van ver thuis zoveel graan en wijn verkocht als ze nodig zouden hebben voor die maaltijd en in Jeruzalem kochten ze van de opbrengst opnieuw graan, wijn en vee om die feestmaaltijd te kunnen houden. Het was een drukte van belang. Voor de inwoners van Jeruzalem waren die voorschriften ook een belangrijk economisch gegeven. De voorhof van de Tempel was een centrum van handel geworden en voor ontmoeting en samen vieren was eigenlijk geen plaats meer, daar werden bovenwoningen voor verhuurd. Jezus van Nazareth had nog eens geprobeerd de voorhof van de Tempel schoon te vegen van al die economische belangen maar dat was niet echt gelukt. Ook hij had de Pesachmaaltijd ergens in een bovenzaal in Jeruzalem moeten houden.
In zo’n huis ergens in Jeruzalem was een relatief kleine groep mensen bijeen. Zo’n 120 mannen en vrouwen hadden zich daar sinds het Pesachfeest verzameld. Hun leider en inspirator Jezus van Nazareth was op de vooravond van Pesach ter dood gebracht door de Romeinen, op verzoek van de religieuze leiders. De leden van de groep waren keer op keer naar de Tempel geweest om daar te bidden, ze hadden ook samen ervaringen gehad waardoor ze tegen elkaar gezegd hadden dat die Jezus van Nazareth eigenlijk nog leefde en levend was opgegaan naar de God van Israël in de hemel, waar dat ook zou mogen zijn. Dat die Jezus van Nazareth de dood had overwonnen stond voor hen vast, hij was de Messias die het volk zou bevrijden van de onderdrukking.
Tijdens het Wekenfeest werd het boek Ruth gelezen. In Joodse synagogen doet men dat nog steeds. Het is het boek over liefde tussen mensen maar ook over liefde voor mensen. Mensen die alles verloren hebben maar die door de liefde weer een nieuwe toekomst en een nieuw leven hadden weten te vinden. Een bijzonder boek. Een boek waaruit je kunt leren hoe je met de Wet van God moet omgaan. In het boek Deuteronomium staat dat niemand uit het volk van Moab toegelaten mag worden tot het volk van Israël. Tijdens de tocht door de woestijn had Moab geweigerd het dorstige volk Israël te drinken te geven en was tegen het volk in het geweer gekomen, een daad die zeer wordt verworpen in de Bijbel. Maar als Elimelech en Noömi met hun zonen vanwege een hongersnood naar Moab vluchten worden ze daar gastvrij opgenomen, zo gastvrij dat hun zonen zelfs met de dochters van Moab mogen trouwen. Het tegendeel van wat van Moab werd verwacht, maar in overeenstemming met het gebod je naaste lief te hebben als jezelf.
Geen wonder dat juist op het hoogtepunt van dat Wekenfeest, dat wij als Pinksteren kennen, die groep volgelingen van Jezus van Nazareth door kreeg dat ze iedereen mochten en konden betrekken bij de nieuwe manier van leven die ze hadden leren kennen door Jezus van Nazareth. Ze hadden immers zijn Geest gekregen en mochten in zijn Geest iedereen mee nemen in een nieuw leven van liefde voor mensen, voor de minsten allereerst. De maaltijd die bij het Wekenfeest hoorde was daarvan ook het teken, een maaltijd met de Levieten, de familie, de knechten, de slaven en met de vreemdelingen die bij hen waren. Want had Jezus van Nazareth niet bij het breken van het brood en het delen van de beker gezegd dat ze dat zouden moeten doen tot zijn gedachtenis? Dat was de maaltijd voor het feest van Pesach, nu mochten ze het Wekenfeest zelf vieren in zijn gedachtenis. Ze raakten er zo opgewonden van dat het leek alsof er tongen als van vuur op hun hoofden stonden, de wind van opwinding raasde door het huis en gooide de deuren en ramen open. Daar moest iedereen van horen en ze renden naar buiten om het woord te nemen.
Nu is het niet goed te doen om van 120 mensen te vertellen wat ze allemaal deden op dat moment. De schrijver van de Handelingen beperkt zich daarom maar even tot de meest bekende, Simon, die de bijnaam Petrus had gekregen. Hij hield een mooie toespraak. Maar maakte die veel indruk? Welnee het leek wel of hij en al die andere lui dronken waren. Het meest verbijsterd waren de mensen over het feit dat ze snapten waar het over ging. Ze kwamen uit de meest uiteenlopende culturen met de meest uiteenlopende talen. Dat oude Hebreeuws kende bijna niemand meer en dat oud Perzische Aramees dat de mensen in Jeruzalem spraken was ook al niet altijd echt goed te volgen. De Joden die al generaties in het buitenland woonden hadden hun Hebreeuwse Bijbel in het Grieks laten vertalen om nog een beetje bij te blijven en nu was er een Galileër, zo iemand met nog een vreemder Aramees dialect die ze glas helder kon uitleggen waar het in hun eigen godsdienst eigenlijk om ging. Hoe de Messias, de bevrijder van Israël zo te volgen dat een wereldmacht geen invloed meer zou hebben op jouw volk, dat alle macht van die wereldheersers zou verdwijnen.
Die maaltijd bij de Tempel, dat delen met de armen en zorgen voor de minsten, waren bij uitstek wapens waarmee je de meest wrede bezetter zou kunnen verslaan. Je moest je oude leven van angst voor de dood, van eigenwaan en zelfzucht afspoelen en een nieuw leven beginnen zonder angst voor de dood, zonder angst voor wie ook en onbaatzuchtig zorgen voor de zwaksten in je samenleving, een gemeenschap van liefde stichten waar ook ter wereld. Je deed ook in de ogen van de bezetter daarmee nooit wat verkeerds, dat was het sterke er aan. Ook het oude Joodse geloof werd niet verloren, je hield je nog steeds aan de Tora, de wet uit de Hebreeuwse Bijbel maar dan vooral in de samenvatting van Heb uw naaste lief als uzelf. Het boek van de Handelingen is geschreven na de verwoesting van de Tempel. Duidelijk wordt hier dat de maaltijd waar Deuteronomium over spreekt elke dag opnieuw door de gemeente gevierd kan worden, om Jezus van Nazareth te gedenken in de zorg voor elkaar, de zorg voor de minsten in de samenleving en de bevrijding van de armen.
Geen wonder dat van al die mensen daar in Jeruzalem zich duizenden lieten dopen op die eerste dag. Dat wonder zijn we dan ook een beetje vergeten. Natuurlijk kennen we het Pinksterfeest als het feest van de vreemde namen. De Pamphiliërs kunnen wij niet meer thuisbrengen. Maar het waren de mensen uit de landen rond de Middellandse zee die er bij wilden gaan horen. Joden en Jodengenoten staat er. Jodengenoten waren mensen die eigenlijk Jood wilden worden, mensen die net als Ruth zeiden dat de God van Israël hun God was. Jood worden was niet gemakkelijk maar het kon wel, na een lange weg. Al op de eerste dag dat de beweging van Jezus van Nazareth, die de beweging van de Weg zou worden genoemd, naar buiten trad werden ook de Jodengenoten er bij betrokken.
Wij noemen die bewoners van rond de Middellandse Zee vandaag de Turken en de Marokanen, Egyptenaren, Kretenzen, Tunesiërs en Algerijnen, Spanjaarden en Fransen, Italianen, Joegoeslaven en Grieken, Palestijnen en Joden. Uit al die landen en misschien uit nog veel meer, waren mensen naar Jeruzalem gekomen om de plichten van de oude godsdienst van Israël te vervullen. Uit al die landen waren mensen bereid een nieuwe gemeenschap te gaan vormen die de wereldmacht van Romeinse Keizers zou kunnen weerstaan en bevrijding zou brengen voor al die mensen die door die wereldmacht werden uitgebuit en onderdrukt.
Als Ruth, de Moabitische, de stammoeder van het geslacht van David kon worden hoewel er in Deuteronomium stond dat geen Moabiet ooit opgenomen mocht worden in Israël dan konden zeker deze Joden en Jodengenoten een nieuwe gemeenschap vormen in de Geest van Jezus van Nazareth, de Geest van de God van Israël, de Geest die ooit Noömi, Ruth en Boaz voor elkaar had laten zorgen. Zo zorgden zij voor elkaar, zo werden zij daar op die eerste Pinksterdag het voorbeeld voor al die volgelingen van Jezus van Nazareth die overal gemeenschappen vormen om te zorgen voor elkaar maar ook om de wereld te laten zien dat de zorg voor de minsten in de samenleving voorop hoort te staan, dat samen maaltijd houden met de armen en de vreemdelingen de enige weg is om vrede te krijgen in de samenleving om dat dan pas de Geest van God over ons allemaal vaardig kan worden.
Die vrede, die gemeenschap is een feest waard, een feest dat we elk jaar kunnen vieren, een feest waarvan we elke zondag mogen horen en een feest dat we elke dag opnieuw in praktijk mogen brengen. Daarom is er in Noord Holland morgen ook sprake van Pinksterdrie
Amen
Archive for mei, 2012
Preek voor 28 mei, 2e Pinksterdag, in de duinen bij Julianadorp
Posted in Uncategorized, tagged Handelingen, Julianadorp, Pinksteren, Ruth on 28 mei 2012| Leave a Comment »
Preek voor 6 mei in de Ontmoetingskerk te Julianadorp
Posted in Uncategorized, tagged Deuteroinomium, Griekseweduwen, Handelingen, Johannes, Wijnstok on 6 mei 2012| Leave a Comment »
Lezen: Deuteronomium 4: 32-40
Handelingen 6:1-7
Johannes 15: 1-8
Gemeente,
Op een dag als vandaag hebben we de klanken van dodenherdenking en Bevrijdingsdag nog in de oren. Maar zoals de apostelen na de opstanding zich afvroegen hoe nu verder, mogen ook wij op een dag na het bevrijdingsfeest ons afvragen hoe verder met die bevrijding en alles wat we daarvan hebben moeten leren. Op die vragen geeft de Bijbel natuurlijk geen antwoorden, de Bijbel was er al ver voordat wij het over de Tweede Wereldoorlog hadden en al die oorlogen en conflicten die daarna ontstonden en waarvan wij de doden herdachten.
Maar de Bijbel heeft het wel heel uitdrukkelijk over bevrijding, bevrijding van slavernij en zelfs de bevrijding van de dood. De lezingen van het Gemeenschappelijk Leesrooster dat we vandaag volgen sluiten daar ook uitdrukkelijk bij aan. De lezing uit het boek Deuteronomium misschien nog wel het meest uitgesproken.
Het boek Deuteronomium is gegoten in de vorm van een toespraak die Mozes gehouden zou hebben vlak voordat het volk het beloofde land in trok en vat de eerste vier boeken van de Tora ook samen. Het kijkt terug op de bevrijding uit de slavernij in Egypte, het land van de dood en de dodencultus, en blikt vooruit op het wonen in een land waar de richtlijnen van de God van Israël het volk zou brengen naar een land dat overvloeit van melk en honing.
Het gedeelte dat we vanmorgen gelezen hebben herinnert het volk nog eens aan die bevrijding uit de slavernij van Egypte, aan de Wet die op de Horeb aan het volk werd gegeven en roept het volk op juist die Wet te houden als het in het beloofde land is binnengegaan en daar bezit van heeft genomen.
Bevrijding geeft dus niet automatisch de intocht in het beloofde land. Een volk in onderdrukking vergeet dat nog wel eens. Na de Tweede Wereldoorlog waren veel mensen teleurgesteld in het feit dat in ons land de vooroorlogse verhoudingen weer leken te worden hersteld. Toen Nelson Mandela in Zuid- Afrika was vrijgelaten en de apartheid afgeschaft dachten veel mensen dat het ook wel over zou zijn met de armoede en de achterstand van dat deel van de bevolking dat tot dan toe was buitengesloten. In het Midden-Oosten worstelen de volken die zich bevrijdt hebben van de dictatuur met de vraag hoe nu de vrijheid en de democratie zo vorm te geven dat vrede en welvaart voor ieder in die samenleving gaat gelden.In Birma zijn de pas gekozen parlementariërs van de democratische beweging aanvankelijk niet naar het parlement gegaan omdat ze moesten beloven de positie van het leger in het bestuur van het land te beschermen, deze week zijn ze daar maar overheen gestapt. De lijst met voorbeelden is met een lange lijst uit te breiden. Ook al beleid je de God van Israël als je bevrijder de Bijbel zegt uitdrukkelijk dat je weg toch ook door een dal van diepe duisternis kan voeren al zal die God je ook daar tot steun zijn.
In de lezing uit Deuteronomium staat de Wet die men kreeg op de Horeb centraal. Wij lezen uit die Wet meestal alleen de 10 woorden. Als je dat nog eens doet moet je eens opletten. De God die het volk in beweging zet met die 10 woorden omschrijft zichzelf steeds als de God die het volk uit de slavernij in Egypte heeft bevrijdt. Die bevrijding wordt als het ware aan elk van die geboden gekoppeld, en die 10 woorden zijn dan ook bedoeld om mensen te bevrijden.
De 10 woorden laten zich samenvatten in het bekende Heb God lief boven alles en dat doe je door je naaste lief te hebben als jezelf. Op die regel moet je dus je samenleving weten te baseren. Die regel moet in elke vezel van de samenleving voelbaar zijn. Dan zal die samenleving een land voortbrengen dat overvloeit van melk en honing, voor ieder die daar rust onder zijn wijnstok en zijn vijgenboom.
Dat is zelfs bij ons zoveel jaar na de Tweede Wereldoorlog nog niet het geval. Wij zijn nog steeds niet zover dat we werkelijk de zwaksten in onze samenleving voorop stellen, in de Bijbel worden ze aangeduid als de weduwe en de wees.
Maar denk maar eens aan de kinderen voor wie passend onderwijs nodig is, aan de gehandicapten die zonder een persoons-gebonden budget niet zelfstandig kunnen wonen en werken, de arbeidsbeperkten die een beschermde werkomgeving in de sociale werkvoorziening nodig hebben.
En zien wij ons als onderdeel van de wereldsamenleving waarin alle mensen onze broeders en zusters zijn? Ook wij zijn geneigd in moeilijke tijden ons eigen volk eerst te plaatsen en de hulp aan de allerarmsten in de wereld, de hongerenden en dorstenden maar even op een laag pitje te zetten. Wij hebben de val van een regering nodig om ons weer wakker te schudden en ons te bepalen bij wat onze eerste inzet zou moeten zijn, de zorg voor de allerzwaksten in de samenleving, de mensen die langs de weg zijn komen te liggen.
Daarom roept juist een boek als Deuteronomium op ook in het beloofde land, een land overvloeiende van melk en honing die Wet van de Horeb, de Wet van de Woestijn voorop te zetten en daarvan niet af te wijken.
We weten natuurlijk best dat we het met alle mensen uit de hele bewoonde wereld moeten doen. Israël was een voorbeeld, een volk gekozen om alle volken te laten zien hoe als volk om te gaan met de God van Israël. En hoe een volk dat een verbond sluit met die God van Israël werkelijk vrij kan zijn van alle overheersing.
Door Jezus van Nazareth kan iedereen daaraan meedoen. Sinds Jezus van Nazareth zijn alle volken, zijn alle mensen, geroepen om mee te doen. Maar eenvoudig is dat niet. Van begin af aan heeft dat spanningen gegeven in de Christelijke gemeente. Vanmorgen hebben we daarover gelezen in het boek van de Handelingen.
Van de vele mensen die zich bij de beweging aansloten waren er die van Jeruzalem en Israel waren en er waren er die van buiten Israël kwamen. Die laatste spraken kennelijk Grieks en de eersten Aramees. Mensen die een verschillende taal spreken kunnen elkaar gemakkelijk misverstaan. Is het antwoord dan inburgeren, hetzelfde worden als de burgers die al in dat land wonen? Strenge regels voor toelating?
Zo in elk geval niet in de jonge gemeente in Jeruzalem. Een betere organisatie is het antwoord. Neem mensen uit het buitenland op in je bestuur, zoals die Nikolaüs uit Antiochië, een Griek die graag Jood wilde worden, hij was een proseliet een cathegesant zouden wij zeggen die nog belijdenis moest doen, maar hij had zich kennelijk bij de volgelingen van Jezus aangesloten.
Antiochië zou de eerste gemeente in het buitenland worden, Paulus zou er later worden opgeleid en uitgezonden als de zendeling zoals wij hem kennen. Wie niet verder leest dan het gedeelte uit het boek van de Handelingen dat we vandaag hebben gelezen zou de indruk kunnen krijgen dat die nieuwe dienaren aan de tafel, de diakenen, alleen de hulpverlening tot taak kregen, het breken en delen, maar dat is toch niet helemaal waar.
Wie doorleest in het boek van de Handelingen ziet dat het hier gaat om de tweede generatie voorgangers, die het verhaal van Jezus van Nazareth zouden doorvertellen net als de apostelen, de eerste generatie, .maar dan ieder in hun eigen taal. Het zijn de staatssecretarissen met het dubbele paspoort die de gemeente zouden doen groeien tot ver over de grenzen heen. Dat verhaal en die groei speelde zich af rond het delen van alles wat men had en het dagelijks bijeen komen voor de maaltijd en het verhaal. En dan natuurlijk voor de zorg voor elkaar.
Daarom is het duidelijk waarom aan het eind van dit stuk staat dat een groot aantal priesters zich bij de beweging aansluit. Het oude ritueel van het houden van een maaltijd bij de tempel met de armen, de familie, de vreemdelingen en de dienaren van de Tempel, zoals dat in het boek Deuteronomium was voorgeschreven, krijgt hier een heel nieuwe betekenis. De rite groeit uit tot een levende samenleving.
Een samenleving waar afkomst, taal, cultuur, rijkdom en geslacht geen rol meer spelen In zo’n samenleving pik je het niet dat mensen achter blijven, alleen opgroeien tot scheefgegroeide persoonlijkheden die alleen nog hun woede en onmacht hebben. Dan zorg je dat er mensen zijn die niet aflaten zorg te hebben voor de zwakken en niemand aan de kant laten staan. Daar kunnen we nog wat van leren.
Ook in onze samenleving zijn er anders sprekenden die zo raar gevonden worden dat ze genegeerd raken, met alle verschrikkelijke gevolgen van dien. Jongeren die geen aansluiting vinden bij onze cultuur en hun vervreemding steeds uitdrukkelijker tot uiting brengen in gedrag waarvan zeer duidelijk is dat wij het niet tolereren.
Laten we ons daarom weer spiegelen aan die eerste christengemeente in Jeruzalem. Zorgen dat geen schaap verloren gaat en ook in onze gemeente ruimte maken voor hen die elders uit de wereld afkomstig zijn.
De groei van de gemeente, ook de groei van het Koninkrijk van God, wordt in de Bijbel wel aangeduid met de groei van bomen of struiken, van wijnranken ook.
Ezechiël had al een mooi beeld voor Israël dat door God als twijg was gehaald uit Egypte en als boom was geplant en verzorgd totdat alle vogels hun nest in haar takken hadden gevonden. In Psalm 80 bezingt de dichter de God van Israël als wijngaardenier die een wijnrank in Egypte had geplukt en in Kanaän had geplant, bergen werden bedekt door zijn schaduw heet het in die Psalm. Paulus zal het beeld gebruiken om te verklaren waarom juist zoveel heidenen gaan behoren tot de nieuwe beweging van de Weg, zoals de Christenen in het begin werden genoemd. Hij wijst er op dat je wilde druivenranken kunt enten op een oude stam, dat is wat in Christus is gebeurd.
De wijnstok is ook een belangrijk symbool voor vruchtbaarheid. Vruchtbaarheid speelt door de hele Bijbel heen en grote rol. Voor vruchtbaarheid worden vreemde goden aangeroepen, grote offers gebracht en de meest rare toeren uitgehaald. Israel had het gebod gekregen te delen met elkaar als grootste garantie op vruchtbaarheid. Als je samen deelt hoef je immers nooit zonder te zijn.
Daarom het gebod in Deuteronomium te delen met de familie, de armen, de levieten en de vreemdelingen. En zelfs één keer per zeven jaar te delen met de aarde door de aarde niet te bebouwen maar te leven van wat spontaan op zou komen. Jezus van Nazareth trekt die geboden door tot op zichzelf. Het gaat er niet alleen om als volk te delen maar uiteindelijk gaat het er om ook jezelf te willen delen.
Daardoor is Jezus van Nazareth de ware wijnstok. De wijnstok die vrucht draagt, die kan uitgroeien tot een boom waar alle mensen onder kunnen schuilen. Het gaat er de wijnstok niet om meer wijnstokken voort te brengen, of meer ranken, nee om meer druiven voort te brengen.
Om meer druiven voort te brengen moeten zelfs ranken gesnoeid worden. Als je dus bereid bent om zo te gaan leven dat het je er niet meer om gaat er zelf beter van te worden maar te zorgen dat anderen er beter van worden, dat de minsten op aarde recht wordt gedaan, desnoods door jezelf op te offeren, dan is vruchtbaarheid gegarandeerd.
Dan kun je vragen wat je wilt en dan zal het ook gebeuren. Dan vraag je dus niet meer iets voor jezelf. Dan is vragen ook niet meer een probleem bij een ander, bij God bijvoorbeeld, neerleggen, maar dan is vragen moed verzamelen om zelf aan de slag te gaan. Dan is vragen zoeken naar het goede om het goede te doen en niet dan het goede.
De wijnstok en de wijngaard zijn heel oude beelden die de Bijbel gebruikt. Noach begon na de zondvloed een wijngaard aan te leggen. Daar sloot God een verbond met hem dat nooit meer de aarde verwoest zou worden, de regenboog is daarvan het teken. Omdat alle mensen en volken van Noach afstammen is dat verbond altijd op alle mensen op aarde van toepassing verklaard.
Als Jezus van Nazareth zichzelf de wijnstok noemt, zijn volgelingen de ranken en God de wijngaardenier dan verwijst hij daarmee ook naar dat verbond van Noach. Dan mogen we weten dat de aarde niet verwoest zal worden, maar dan mogen we er op vertrouwen dat de aarde vernieuwd zal worden, dat er een nieuwe hemel en een nieuwe aarde zullen komen waar geen tranen meer zullen zijn en alleen het goede nog gedaan zal worden.
En met het goede doen mogen we elke dag weer opnieuw beginnen. De herdenkingen van de afgelopen week hebben ons er weer eens bij bepaald dat het kwade zo gemakkelijk op de loer ligt. Zo gemakkelijk worden we verleid door rust en orde, worden we verleid ons af te zetten tegen alles wat afwijkt van wat we gewoon zijn. Zo gemakkelijk wordt ons angst aangepraat voor alles dat ons vreemd is, dat we bang moeten zijn voor alles waarmee we niet van jongsaf vertrouwd zijn.
Het goede te doen lijkt dan niet zo eenvoudig.
Het goede is immers niet altijd de ander te geven als die wat voor zichzelf vraagt. Delen met een ander vraagt ook van de ander de bereidheid te delen.
Iemand helpen op te staan is soms belangrijker en vruchtbaarder dan iemand te laten zitten en het eten maar te brengen en aan te reiken. Een oud spreekwoord zegt niet voor niets dat het beter is iemand een hengel te geven en te leren vissen dan hem een vis geven. Het gaat er altijd om ook die ander vruchtbaar te laten zijn voor de samenleving. Naast Samen Werken en Samen Leven is Samen Delen dan ook minstens zo belangrijk.
Daarin wordt de grootheid van God pas duidelijk. Dat wat echte Liefde kan is zo groots dat niets ter wereld het daarbij kan halen. Dat kan hele volken bevrijden van geweld en onderdrukking.
Dat leren ons ook de voorbeelden van de mensen van het verzet uit de Tweede Wereldoorlog die we deze week herdachten en die zonder op hun eigen belang te letten zich opofferden voor anderen, voor onze vrijheid ook.
Dat kan samenlevingen omkeren zodat de zwaksten boven komen en de rijksten de ondersteuners worden van de armen. Dan zal er vrede zijn op aarde en worden alle tranen gewist.
Zover is het zeker nog niet. De doden die we hebben herdacht herinneren ons er aan en de doden die door geweld en onderdrukking nog dagelijks vallen op aarde houden ons daarbij bepaald. Er is nog heel veel dat de vruchtbaarheid van mensen in de weg zit, er zal nog heel veel gesnoeid moeten worden, maar we kunnen nu al beginnen met het werk dat daarvoor nodig is.
In de traditie van het volk Israël dat uittrok uit Egypte en bevrijdt werd van slavernij, in navolging van Jezus van Nazareth die de liefde volhield door de dood heen, zoals de apostelen ons geleerd hebben iedereen mee te nemen in de vorming van gemeenten en de bouw van het Koninkrijk van God, in herdenking van hen die gevallen zijn voor onze vrijheid en in de herinnering hoe bevrijding na onderdrukking kan smaken kunnen we elke dag opnieuw gaan werken aan de bevrijding van de armen zoals Lukas dat noemde, aan dat Koninkrijk van recht en vrede, elke dag mag dat weer opnieuw, ook de komende week.
Amen