Lezen: Jozua 4:19-5:1
Gemeente,
Dat kan helemaal niet, dat is luchtfietserij. Hoe vaak horen we dat niet als we zeggen dat er een tijd komt dat iedereen de naaste liefheeft als zichzelf. Dat er een toekomst is waarin vrede en gerechtigheid de hele aarde beheersen. Dat er een tijd zal zijn waarin er geen armen meer zijn, dat kinderen niet voor hun tijd dood gaan, dat iedereen minsten 120 jaar oud wordt. En nog erger dat de tijd die zal komen nu al begint, hier en nu met ons als kleine kudde in Akersloot Uitgeest. Vandaag horen we verhalen over wat niet kon en toch gebeurde. Over 5 Koningen van Kanaän die verslagen gaan worden, over vijfduizend mannen die samen met de vrouwen en kinderen brood en vis te over krijgen.
Eerst de intocht in het beloofde land. Het volk was de Jordaan overgestoken, de stammen die zouden gaan wonen in de woestijnkant van de Jordaan waren alvast doorgegaan naar de vlakte van Jericho en nu was het hele volk in het beloofde land aangekomen. Een moment om voor altijd te markeren. De stenen waarlangs het volk was getrokken, waar de Ark van het Verbond had gerust, waar de God van Israël het water had gespleten om een droge doortocht mogelijk te maken, werden nu in het eerste kamp in het beloofde land opgericht om die doortocht te markeren. Twaalf stenen, twaalf stammen waren doorgetrokken. Uit de vier windstreken waren ze gekomen, en de volheid van God, het getal drie, had hen tot een heilig, dus volmaakt volk gemaakt. En vier maal drie is twaalf, een Goddelijk volk waren ze.
Dat volk Israël op zich is niet beter of slechter dan welk ander volk op aarde dan ook. Meestal gedraagt dat volk zich alsof het een willekeurig volk op aarde is. Het voert oorlog, het sluit bondgenootschappen, het kent een democratie en partijen die onderling verdeeld zijn, er is meer of minder onafhankelijke rechtspraak, het kent oordelen en vooroordelen. De goede kanten van dit volk en de slechte kanten van dit volk vind je breed uitgemeten in het hele verhaal dat in de boeken van de Bijbel staat opgetekend.
Het bijzondere van dit volk is dat het uitgekozen is door de God van Israël. In die uitverkiezing heeft die God van Israël zich geopenbaard, hebben we die God van Israël leren kennen zoals hij zich wil laten kennen. Die God was nooit opgehouden met het werk dat die God ooit was begonnen. Hij had een hemel en aarde geschapen waarop mensen in vrede konden wonen. De mensen wilden echter net als God zijn.
Toen had die God Abraham geroepen. Ga weg uit je gewone doen, laat je familie en je land in de steek en ik zal je een groot volk maken zo klonk het. Een belofte aan Abraham die al in het leven van Abraham zichtbaar werd. De familie van Abraham zijn zonen, zijn kleinzonen en zijn nageslacht groeide. Uiteindelijk waren ze in Egypte terecht gekomen. Daar had die God Mozes geroepen om het volk van Abraham, Izaak en Jacob te bevrijden van de slavernij en uit te leiden uit Egypte naar het land dat aan Abraham was beloofd.
Ondanks alle onvrede die het volk had getoond, ondanks de neiging om eigen goden te maken, waren ze nu in dat aan Abraham beloofde land. De mensen die het veel en veel later opschreven waren zelf naar een vreemd land gevoerd en daar in ballingschap. Zij beleefden dit verhaal van Jozua als een belofte dat ook zij eens weer in dat beloofde land zouden mogen, terug uit de ballingschap. Ook dat gebeurde.
Zo mogen ook wij het verhaal lezen als een verhaal van hoop op vrede, op een eind aan geweld en onderdrukking, op een eind aan honger en uitbuiting. Dat land van vrede en gerechtigheid hoeven we dus niet zelf te maken. Dat doet God voor ons. Maar we zijn geroepen om er aan mee te werken. Dat zal ons de vreugde geven om het ondanks alles toch mogelijk te maken,
Wordt alles ons mogelijk gemaakt? Kunnen we ooit de honger de wereld uit helpen? Je kunt zomaar vijfduizend mannen te eten geven en dan hebben de vrouwen en kinderen ook nog genoeg vertelt Johannes ons. Ja, je houdt zelfs genoeg over om het hele volk Israel, met twaalf stammen, te eten te geven.
Iemand die dat kan zou je ook vandaag direct wel tot koning van de wereld willen uitroepen. Maar Jezus van Nazareth wilde nergens en nooit eer van zijn werk, de eer komt alleen aan God toe. Maar snappen doet hij het wel en daarom trekt hij zich alleen terug op de berg.
Als er honger is en iemand geeft je te eten dan kan dat diepe indruk maken. Oudere inwoners van West Nederland weten nog heel goed hoe na de hongerwinter van 1944 en 1945 de bevrijders uit Canada, Engeland en Amerika kwamen met wittebrood en chocolade. Lang zou nog alle kritiek op de politiek van Amerika tot zwijgen worden gebracht met het argument dat ze toch ook maar onze bevrijders waren geweest.
Maar waar zit het wonder van Jezus van Nazareth nu echt in? Neemt hij echt vijf broden en twee vissen om oneindig door te blijven breken? Dat staat er niet. De leerlingen denken dat het alles is wat er te eten is voor de grote menigte die hen is gevolgd. Maar als iedereen gaat zitten en deelt wat men bij zich heeft blijkt dit veel meer te zijn dan men had gedacht. Je moet dus alleen samen willen delen. Als je de baas wilt blijven dan lukt dat niet. Je opstellen als dienaar, jezelf uitschakelen en de ander voorop stellen, dat is de weg van Jezus van Nazareth en dat is ook de weg die je zult moeten willen gaan.
Als we dat niet doen dan zien we tot wanhoop gedreven hulpverleners stiekem langs de kant van de weg stoppen om hun hulpgoederen uit te delen. Dan breken er ziekten uit en sterven velen zonder dat dat nodig was. Als er organisaties zijn die hun medewerkers opdragen de baas over de hulp te blijven dan kan er misbruik ontstaan, dan kan het voor wat hoort wat de overhand krijgen. Dan is er sprake van misbruik van de zwakken.
Op dit moment wordt op ons een beroep gedaan de honger in Afrika te bestrijden. Wij zijn rijk en zij zijn door misoogsten en klimaatverandering in de problemen gekomen. Volgen wij Jezus in het delen van het brood, ook als we er niet zeker van zijn dat soms ons graan op onvruchtbare grond wordt uitgezaaid?
Het verhaal over deze zogenaamde spijziging heeft overigens ook nog een paar verrassingen. Want waarom staat er eigenlijk dat het vlak voor Pasen is? Vlak voor Pasen heeft het volk Israël inderdaad een maaltijd. De Pesach maaltijd. Ze herdenken dan de bevrijding van de slavernij in Egypte. Dat feest valt samen met het begin van de gerstoogst. Gerst is de grondstof voor het brood van de armen. Van de gerst wordt het ongezuurde brood gebakken. Jezus van Nazareth zal die maaltijd vieren met zijn volgelingen. Als hij dat brood uitdeelt dan vraagt hij hen dat te blijven doen tot zijn gedachtenis. Het is het brood dat zoals hij gebroken wordt. Daarmee maakt Jezus de maaltijd tot een maaltijd die herinnert aan de bevrijding van de dood. Die bevrijding krijgt gestalte in de opstanding.
Het verhaal dat we vandaag lezen betekent dat we allemaal mee mogen doen. En mee mogen doen met wat we hebben, vis was er genoeg, de leerlingen van Jezus waren voor een groot deel vissers. Dat mochten zij uitdelen, wat delen wij uit? Dat jongetje met zijn vijf gerstebroden en twee vissen hoorde bij de armen. Maar ook als de armen delen blijkt iedereen gevoed te kunnen worden.
Zo klein en onbeduidend is onze gemeenschap dus niet. We kunnen ons wel net zo klein voelen als dat jongetje aan de oever van de zee, als we hier en nu beginnen met het Koninkrijk van Jezus van Nazareth dan weten we, dan geloven we dan het het kan, dat het moet. We noemen dat Kerk in actie. Vandaag schijnt het licht door het paars van de inkeer heen, daarom is roze de kleur van vandaag. We moeten opstaan en het licht van het Evangelie laten schijnen tot aan de einden der aarde. Aarzel niet, aan het werk dus, de velden staan wit van de oogst maar durven wij de arbeiders te zijn?
Amen.
Johannes 6: 4-15
Geef een reactie