Lezen: Deuteronomium 6:20-25
Johannes 14: 1-14
Gemeente,
Het is moederdag. De moederlijke, beschermende en verzorgende, houding wordt vandaag in het zonnetje gezet. Dat commerciële hoeft dus niet. We vieren moederdag voor allen die beschermen en verzorgen, dat kunnen moeders zijn, maar ook vaders, of grootouders, of pleegouders, of werker in jeugdinstellingen. Dat zorgen voor kinderen is een reden om bij stil te staan en te vieren. Maar waar komen vandaag we in de kerk mee aan? Met wetten en geboden.
Vandaag lezen namelijk we een stuk uit het Oude Testament dat gemakkelijk tot misverstanden kan leiden. Zoals de Nieuwe Bijbelvertaling het stuk vertaalt zou je de indruk kunnen krijgen dat er sprake is van een soort van voor wat hoort wat. Als wij nu maar die wetten houden dan krijgen we daarvoor in ruil dat het goed gaat.
Dat staat er dus niet, het sleutelwoord in dit Bijbelgedeelte is het leven. In de Nieuwe Bijbelvertaling staat “zou hij ons het leven sparen”, vanaf de Statenvertaling werd vertaald: “om ons in het leven te behouden”. Ook in die vertaalkeuzes wordt de indruk van een voor wat hoort wat gewekt. Als wij die geboden niet houden dan zal God ons doden.
De Naardense Bijbel vertaalt het Hebreeuws wat nauwkeuriger en daar staat: “om ons te doen leven” en dat geeft de bedoeling van dit Bijbelstuk beter weer. Als onze kinderen vragen waarom we niet in de eerste plaats voor onszelf zouden moeten zorgen maar onze naaste lief moeten hebben als onszelf dan is het antwoord dat we daardoor meer gaan leven.
Niet God brengt, als een soort wraak, de dood als we de geboden niet houden, maar het niet houden van de geboden is in zichzelf een dodelijke en dodende zaak. Het is als het ware zelfmoord om het anders te doen. We lezen niet voor niets over de uittocht uit de slavernij en de tocht door de woestijn. Beide situaties waren levensbedreigend. Zonder de bevrijding en zonder de Wetten die daar werden ontdekt zou er geen volk meer zijn, zou het volk zijn uitgestorven. Pas als de mensen onvoorwaardelijk op elkaar kunnen rekenen en bereid zijn alles wat ze hebben met elkaar te delen dan pas is overleven en is echt leven mogelijk.
Dat alles voor elkaar over hebben en op elkaar kunnen rekenen begint niet bij de ander maar begint bij onszelf. Voor onszelf begint daarmee het echte leven. In het Nieuwe Testament heeft vooral Paulus zich heftig verzet tegen de voor wat hoort wat benadering van de Wetten van de Woestijn. Dat was een benadering van de wetten van een volk zoals die bij elk heidens volk voorkomt. Vooral de Romeinen waren heel goed in het op die manier toepassen van de wetgeving.
Voor dat soort wetsopvatting zijn Christenen dood, zij kiezen de vrijheid van het leven. De vrijheid om het goede te doen en niet dan het goede. Bij God is immers niet anders dan het goede. De Wetten van God brengen daarom niet anders dan het goede. En de kern van die wetgeving is het je naaste lief hebben als jezelf. Dat brengt ook pas echt gerechtigheid voort. Geen gerechtigheid zonder aanziens des persoons, waarin het recht een blinddoek voor heeft, maar gerechtigheid die mensen tot hun recht laat komen.
Er staat in dit Bijbelgedeelte dat je de geboden moet naleven voor het oog van de God van Israël, in de Naardense Bijbel wordt vertaald met voor het aanschijn van God. Over de manier waarop je de geboden nakomt moet je dus kennelijk het licht van God laten schijnen. Daarmee worden die geboden niet een dorre plicht die je de vrijheid beneemt maar het worden wegwijzers op de Weg naar de ideale samenleving, de samenleving waar geen honger en verdriet meer zal zijn, waar de dood is overwonnen en waar iedereen aan mee kan doen. Die Weg mogen we ook vandaag nog gaan.
De eerste volgelingen van Jezus van Nazareth werden de mensen van de Weg genoemd. Zij probeerden de weg te volgen die Jezus van Nazareth hen had gewezen, ofwel op de manier te leven die hij hen had voorgedaan. Dat was niet eenvoudig. Toen hij nog bij hen was had hij het hen voorgedaan, maar hij was gekruisigd en begraven. Daarna was hij opgestaan en was hij teruggekomen en nog later had hij zijn geest gestuurd. Toch bleef het moeilijk.
Daarom heeft de schrijver van het Evangelie van Johannes dit verhaal opgeschreven. Je hoeft niet allemaal op dezelfde manier te geloven. Er zijn vele plaatsen waar je de Weg van Jezus van Nazareth kunt volgen. De Bijbelvertalers vertalen het Grieks dat er staat sinds Luther graag met “kamers”, maar er staat eigenlijk plaats, een plaats door Jezus gereed gemaakt.
Voordat Jezus gekruisigd en gestorven was wisten ze niet waar het verhaal op uit zou lopen. Tomas had er nog naar gevraagd, zoals hij na de opstanding was blijven vragen naar de wonden die Jezus had opgelopen. Filippus had nog steeds niet door dat God dienen hetzelfde zou zijn als doen als Jezus deed. Pas na de opstanding had hij door dat al die profeten waar hij van had gehoord datzelfde hadden verteld. Toen zag hij de mensen langs de weg wel degelijk. Als je iets wilt op de manier waarop Jezus van Nazareth dat wilde dan krijg je dat ook.
Maar pas toen de Geest over hen kwam snapten ze het. Toen wisten ze dat de liefde voor de naaste als voor jezelf de sleutel was tot een wereld zonder tranen en verdriet. Toen wisten ze dat delen met elkaar, desnoods delen van jezelf, de Weg was. De Weg die Jezus was gegaan en die hem bij de Vader had gebracht. Toen wisten ze pas dat zij ook die Weg moesten gaan en de hele bewoonde wereld van die Weg moesten vertellen.
Toen wisten ze pas dat ze moesten delen met al die mensen uit de hele bewoonde wereld. Toen wisten ze pas dat de Vader ook in hen kon zijn als ze zich maar bleven herinneren hoe Jezus van Nazareth was geweest. Want zijn beslissing om zijn macht en populariteit niet te gebruiken maar zich eerder aan het kruis te laten hangen dan zijn volk bloot te stellen aan een bloedige oorlog had hen de macht gegeven een gemeenschap van Liefde te vormen, samen die weg ook te gaan.
Johannes was de laatste die het verhaal van Jezus van Nazareth had opgeschreven. Er was toen al een hele tijd overheen gegaan en veel mensen waren de Weg van Jezus van Nazareth gegaan tot in de dood toe. Maar Johannes wist, en schreef dat op, dat wie de Weg volgt van Jezus van Nazareth net zoveel als hij kan doen. Je kunt zelfs meer doen als je blijft leven. Wij kunnen de armen bevrijden, de hongerigen voeden, de thuislozen en thuis geven. Wij kunnen die nieuwe wereld naderbij brengen.
Daarmee komen we weer op moederdag. Een moeder kan het leed voor een kind niet voorkomen, ze zou dat graag willen en laat dat ook merken. Maar ze kan troosten, ze kan naast het kind gaan staan als het onrecht wordt aangedaan, ze kan degenen ter verantwoording roepen die het kind kwaad willen doen. Ze kan er voor zorgen dat het kind opgroeit tot een gezonde zelfverantwoordelijke volwassene. Zo kunnen we allemaal moeder zijn. Zo kunnen we zien dat God niet alleen onze Vader is, maar een Vader is zoals wij een moeder kennen, een vader die bij de zwaksten en de minsten is om voor hen te zorgen en voor hen op te komen. Wij worden aangesproken op het bestaan van zwakken en minsten. Waarom laten we dat bestaan? Waar zijn wij als we gevraagd worden? Als we werkelijk een samenleving willen waar wij samen met iedereen kunnen leven, dan volgen we de Weg van Jezus, dan gaan we zorgen en mensen tot hun recht laten komen. Tot dat hij zelf komt.
Amen
Geef een reactie