Lezen: Lucas 24:13-35
Gemeente,
Je moet wel een vreemdeling zijn om niet te weten waar de mannen uit Jeruzalem het over zouden kunnen hebben. En aangezien rond het Pesachfeest veel van de Joden van buiten Israël de gelegenheid te baat namen om naar de Tempel in Jeruzalem te reizen, daar te offeren en in Jeruzalem het voorgeschreven Pesachmaal te houden zou die vreemdeling wel eens de enige vreemdeling kunnen zijn die van niets weet en die alles ontgaan is. Ook vandaag de dag gaan pelgrims naar Jeruzalem zonder iets te merken van de spanningen tussen Israël en Palestina, zonder zelfs de bezetting van Oost-Jeruzalem op te merken als een echte bezetting door een vreemde mogendheid.
De twee mannen zijn op weg naar Emmaüs. Dat is geen onschuldige plaatsnaam in het verhaal. Als Emmaüsgangers zijn Kleopas en zijn vriend bekend geworden maar de betekenis van Emmaüs is uit onze manier van vertellen verdwenen. En dat is jammer want het suggereert voor lezers uit de tijd dat Lucas dit heeft opgeschreven, zo vlak na de verwoesting van de Tempel in Jeruzalem, een keuze voor geweld. In het jaar 68 sloeg Vespasianus, Romeins veldheer en later keizer, in Emmaüs een groot legerkamp op van waaruit hij de aanval op Jeruzalem zou organiseren, de aanval waarbij uiteindelijk de Tempel verwoest zou worden.
Emmaüs was een strategisch belangrijke plek. In het eerste boek van de Makkabeeën vervult Emmaüs een vooraanstaande rol in de strijd van Israël tegen de Hellenistische overheersing. Dit boek is wel niet opgenomen in de boeken van de Bijbel maar als zogenaamd apocriefboek is het goed om gelezen te worden. De keus om naar Emmaüs te gaan lijkt daarom een keus voor de militaire strijd tegen het Romeinse Rijk. Na de dood van Jezus van Nazareth zouden er vele opstanden uitbreken. Uiteindelijk zouden ze uitlopen op de verwoesting van de Tempel en de verspreiding van de bevolking van Judea en Galilea over heel het Romeinse Rijk. Tegen die achtergrond moeten we het gesprek lezen dat op de weg naar Emaüs gevoerd wordt.
Lucas gebruikt hier in het Grieks een woord dat wij later zouden vertalen met preken maar dat hier vertaald is met vertellen. Ze vertellen aan Jezus van Nazareth, de vreemdeling die met hen is op komen lopen, dan wat er gebeurd is. Hoe heel het volk hem beschouwde als een machtig en groot profeet. En de uitdrukking “heel het volk” staat hier in het verhaal van Lucas voor de twaalfde en laatste maal. Het verhaal is nu rond, van heel het volk dat beschreven moest worden is het nu heel het volk geworden dat Jezus van Nazareth als profeet erkend heeft. Maar het einde is eigenlijk alleen verwarring. Engelen die zeggen dat hij leeft, een leeg graf, vrouwen die zich daarover opwinden, wat moeten ze er mee.
En dan begint de vreemdeling te spreken, of preken misschien. Wat hij precies gezegd heeft staat er niet. Het gaat over Mozes en de Profeten, de Hebreeuwse Bijbel, wat wij het Oude Testament noemen. Daar gaat het niet meer om een lokale bevrijder zoals die bijvoorbeeld in het Bijbelboek Rechters staan, maar daar gaat het over alle volken die zich naar Jeruzalem keren, daar gaat het over de hele bewoonde wereld. Zo zullen volgens Paulus de eerste gemeenten naar Jezus van Nazareth kijken, voor hen is hij de Christus, de Messias geworden die de hele wereld bevrijden zal. Zo leeft hij en zo leeft hij voort.
Het is duidelijk dat Jezus van Nazareth een andere weg kiest dan de twee die van Jeruzalem naar Emmaüs zijn gegaan. In elk geval niet de weg van de militaire opstand. Wie immers het zwaard opnemen zullen door het zwaard vergaan. Maar als de twee er blijk van geven hun bezit en voedsel te willen delen met de vreemdeling dan neemt Jezus van Nazareth de uitnodiging aan. En bij het breken van het brood en het uitspreken van de zegening herkennen de twee de opgestane Heer.
Het lege graf was niet genoeg om tot geloof in de opgestane bevrijder te komen, daarvoor is zelfs een ontmoeting rond het Oude Testament niet genoeg, pas in de gebaren van breken en delen, gezegend zodat er goeds van uit gaat, wordt de Messias, de Christus herkent. En dan gaat de weg terug naar Jeruzalem, nu niet naar de Tempel of naar het graf maar naar de gemeenschap, want hen moet de bevrijding, de opstanding, verkondigd worden. Er is een andere weg ontdekt dan de weg van opstand en geweld.
De volgelingen van Jezus van Nazareth, de elf die het dichtst bij hem waren geweest waren er al over in gesprek. Petrus was zelf gaan kijken naar het lege graf nadat de vrouwen over het ontbreken van het lijk van Jezus van Nazareth hadden verteld. Hij had daar Jezus van Nazareth zelf ontmoet. En in dit verhaal en het verhaal van twee uit Emmaüs zullen ook de anderen Jezus van Nazareth als opgestane Messias ontmoeten.
Zo viert de kerk nog steeds een maaltijd van brood en wijn waarin we de Heer zelf ontmoeten. En ook ons paasontbijt is een gelegenheid om de Heer te ontmoeten, om te horen dat de dood niet het laatste woord heeft maar het leven. Om de oproep uit Deuteronomium te horen om het leven te kiezen, niet alleen voor onszelf maar voor alle mensen op aarde, de vluchtelingen, de slachtoffers van oorlog, onderdrukking en geweld, de mensen die te arm zijn om zich te beschermen tegen dodelijke epidemieën. Tot de wereld zo mooi is geworden dat God zelf op deze aarde zal willen wonen. Daarvoor mogen we vandaag opstaan, om aan het werk te gaan.
Amen
Geef een reactie