Lezen: Jesaja 35: 1-10
Marcus 7: 31-37
Gemeente
Augustus is de oogstmaand en voor veel boeren is het nog volop werken aan de tarweoogst en de oogst van mais en van bloemen en fruit. Daar waar de oogst klaar is zie je de corso’s verschijnen of in elk geval kermissen en feesten in de dorpen waar de oogst klaar is. Landbouwmechanisatie heeft veel van de mensen die bij de oogst hielpen vervangen. Jongeren hebben andere bijbaantjes gevonden en daar waar nog mensen tijdelijk nodig zijn worden werknemers uit arme landen gehaald die van de verdienste in de oogsttijd in eigen land de winter door kunnen komen. Maar de oogstmaand is vanouds een maand van vreugde en feest.
En dat is wel van heel ouds. Het feestlied dat we vandaag uit het boek van de profeet Jesaja gelezen hebben werd in Israël met name ook rond het feest van de oogst gezongen. We vinden dat bijvoorbeeld terug in het twaalfprofetenboek waar het lied ook door de profeet Joël wordt geciteerd. Dat lied over de dorre vlakten der woestijnen en de steppe die zal bloeien was ook lang in onze kerken zeer populair. In de negentiende eeuw dichtte de dominee dichter J.J.L. Ten Cate het beroemde lied de dorre vlakte der woestijnen zal zich verblijden eindeloos, de zandzee zal herschapen schijnen want bloeien zal zij als een roos.
Dit populaire gezang werd in de vorige eeuw niet overgenomen en ook in het nieuwe liedboek dat we nu gebruiken kreeg het geen plaats. De taal van dominee ten Kate is toch erg negentiende eeuws en de melodie vonden kerkmusici niet om aan te horen.
Maar de behoefte dit lied van Jesaja en Joël mee te zingen bleef. Een aantal jaren geleden kwam Huub Oosterhuis daarom met een nieuwe versie van dit lied. De steppe zal bloeien, de steppe zal lachen en juichen. Ik weet dat hier een hele goede pianiste speelt en hoewel de piano partij van Antoine Oomen niet gemakkelijk is durfde ik het hier wel aan om het te laten zingen.
De beide liederen gaan in hun eerste couplet over de oogst, over de woestijn die tot bloei is gekomen. Maar daarom staat Jesaja 35 vandaag niet op het leesrooster. Want bij die bloeiende steppen en dorre vlakten horen ook als herten springende verlamden, jubelende monden van stommen, en oren van doven die worden ontsloten. Kortom hier wordt een samenleving geschetst waar niemand meer bang hoeft te zijn en iedereen weer kan meedoen.
En daarmee wordt het een merkwaardig lied want Jesaja zet het in het midden van het leed voor de ballingschap, als Juda bedreigd wordt door de grootmachten in de wereld. In het hoofdstuk dat hiervoor staat blijft er weinig over van de aarde, het wordt een bloed doordrenkte en ontluisterde aarde. Het volk zal er door gelouterd worden beloofd Jesaja, zoals goud door vuur wordt gereinigd van ongerechtigheden blijft er een rest over van het volk dat een nieuwe kans krijgt in een nieuw land. Het wordt zo een lied van de hoop. Hoop op leven. Er komt een nieuwe lente wat voor ellende we ook gaan meemaken.
Wij kennen natuurlijk de afloop van de ballingschap, de ballingen keerden, ze keerden met geschenken terug uit Babel en met de opdracht van Koning Cyrus hun stad Jeruzalem en de Tempel voor de God van Israël weer op te bouwen. Maar die wederopbouw van de Tempel en Jeruzalem geeft het overgebleven volk van ballingen ook nieuwe kansen. Nu konden ze de oogstfeesten weer in ere herstellen die vanouds gewijd waren aan de God van Israël.
Die oogstfeesten waren niet zomaar feesten. In het boek Deuteronomium staan er drie omschreven. Allereerst komt de gerstoogst. Van gerst wordt het gerstebrood gebakken, het brood voor de armen, Tijdens dat oogstfeest van de gerstoogst wordt de bevrijding uit Egypte gevierd, het feest van de ongezuurde broden, het Pesachfeest, voor Christenen het Paasfeest het feest waarop de dood werd overwonnen.
Het tweede oogstfeest is vijftig dagen later het feest van de Tarweoogst. Dan wordt het tijd om ook de Tempel te voorzien van de nodige leeftocht voor Priesters en Levieten en worden de eerstelingen van de oogst naar de Tempel gebracht. Het is het feest van de richtlijnen voor een menselijke samenleving die God op de Horeb aan Mozes had gegeven. Wij kennen dat feest als het Pinksterfeest. In het najaar volgt dan nog het Loofhuttenfeest als de oogst van vruchten als dadels en granaatappels is geweest. Het is ook het feest waarop wordt herdacht dat in de woestijn, toen men nog in tenten moest wonen, elke dag door God voor voedsel werd gezorgd.
Opmerkelijk is dat bij elk van deze oogstfeesten het voorschrift wordt gegeven dat men een maaltijd moet houden bij de Tempel met de familie, met de Levieten, maar ook met de armen en de vreemdelingen uit het dorp.
Samen delen van de oogst staat in de Bijbel centraal, daar moet iedereen mee kunnen doen aan de samenleving, gelovig of niet, of je nu hoort bij het volk van Israël of juist niet. Dat brengt pas een gezonde samenleving voort, als de vreemdelingen ook gewoon mee mogen doen. De bevrijding van de ballingschap gaat gepaard met een vernieuwing van de mens, zijn kwalen verdwijnen zowel letterlijk als overdrachtelijk, in het visioen van de Bijbel zoals dat door Jesaja is opgetekend is het niet uit elkaar te halen. Die bevrijding mag gezien worden, de boodschap mag gehoord worden en de Weg van de God van Israël, de Weg door de woestijn met de richtlijn van heb uw naaste lief als uzelf mag bewandeld worden En daarom gaat het in dit lied van Jesaja vooral ook over de lammen die zullen huppelen, de blinden die het licht zullen zien, de stommen die zullen spreken de doven die zullen horen. Want de lammen, de blinden, de doofstommen horen niet langs de kant van de weg te zitten wachten tot ze een aalmoes krijgen, ze horen volwaardige leden van onze samenleving te zijn.
Jezus van Nazareth zal de richtlijnen van God vervullen staat er geschreven. Zijn Koninkrijk is de menselijke samenleving waar we op wachten. Hij wachtte niet tot de oogstfeesten met delen maar deed dat voortdurend, demonen uitdrijvend en genezend staat er in de Evangeliën, andere woorden hadden ze er niet voor. Maar ondertussen schiep hij een heel nieuwe orde waaraan iedereen mee kon doen. Het hele volk liep er voor uit, achter Jezus van Nazareth aan. Ze lieten hem niet met rust, telkens weer zochten ze hem op, is het verhaal van Marcus. En dat wordt Jezus van Nazareth te veel.
Als je in eigen land geen rust krijgt, als de mensen je zo lastig blijven vallen dan moet je iets verzinnen om tot rust te komen. Een reis naar het buitenland lijkt dan een goed alternatief. Juda was voor Jezus geen alternatief want daar zochten ze hem te doden en in Galilea was het dus te druk geworden.
Alleen was er in de tijd van Jezus van Nazareth geen echt buitenland voorhanden. Alles waar ze heen konden behoorde tot het Romeinse Rijk. Het leek wel een beetje op het Europa van tegenwoordig. Je kunt er doorheen rijden zonder een douane of grenscontrole tegen te komen. En Jezus had het nog gemakkelijker dan wij want ze spraken daar in de buurt allemaal Aramees of Grieks. Geschreven werd er in het Grieks en in dat Grieks kennen we ook het Evangelie van Marcus. Maar zouden die buitenlanders Jezus van Nazareth ook met rust laten? Marcus laat ons weten dat het niet het geval was.
Jezus van Nazareth wijkt uit naar Tyrus en Sidon schrijft Marcus. Van Tyrus reist Jezus van Nazareth door naar Decapolis, het 10 stedenland. Een bijzonder gebied. Was Galilea al het land van de heidenen genoemd, waar Joden wonen die deden als de heidenen, waren Tyrus en Sidon oude Heidense steden die vanouds ook een rol speelden in het verhaal van Israël, dat Decapolis, het land van 10 steden was nog nieuw. Het gebied was in 63 voor het begin van de jaartelling door Pompeïs losgemaakt van het joodse rijk en geplaatst onder het gezag van de stadhouder van de Romeinse provincie Syrië,
Die splitsing was gedaan om de cultuur van Griekenland en Rome sneller ingang te doen vinden. Vanuit Juda was er toenemende invloed om terug te keren naar de oorspronkelijke godsdienst, naar de oorspronkelijke gebruiken van Israël. Daar moest een halt aan worden geboden, er moest juist een toenemende invloed van de Griekse cultuur en de Romeinse godsdienst zijn. In het tienstedenland was men dan ook doof voor de boodschap van de Godsdienst van Israël, voor heb uw naaste lief als uzelf.
Maar al in Tyrus was al gebleken dat ook buitenlanders mochten meedelen in de goedheid die in Israël te vinden was. Niet zomaar, maar daar waar in overvloed gegeten wordt vallen kruimels van de tafel waar anderen, de huisdieren bijvoorbeeld, nog heel goed van mee kunnen eten. En waarom de vreemdelingen dan niet.
Zo komen er ook buitenlanders naar ons land om hier mee te eten van de kruimels die bij ons van tafel vallen. Ze houden over het algemeen niet hun hand op maar doen het werk waar bij ons geen mensen meer voor te porren zijn. Het is alleen jammer dat er zo verkrampt angstig op wordt gereageerd. In onze tuinbouw is er veel werk voor veel mensen voor maar een paar maanden per jaar, de oogst. Daarvan kun je hier geen bestaan opbouwen en als je dat werk gaat doen veroordeel je jezelf tot jaren uitkering, onderbroken door af en toe een paar maanden werk. Er zijn arme landen waar mensen wonen die best een heel jaar zouden kunnen leven van wat hier in een paar maanden in de oogst te verdienen valt.
We durven het alleen niet aan om dat goed te organiseren. We laten ons regeren door angst en het geschreeuw van een paar laffe angsthazen die een vreemde godsdienst als excuus aanvoeren voor hun geschreeuw. Geloven in de macht van de God van Israël doen ze niet. Ze zijn doof voor onze echte Joods Christelijke traditie van in vrede met elkaar wonen en vreemdelingen een plaats geven in onze eigen samenleving.
Want als we werkelijk samen willen dan kunnen zelfs doven een volwaardige plaats krijgen in onze samenleving. De heiden uit het land van de 10 steden wordt bij Jezus gebracht, door wie en waarom staat er niet bij. Zoals zo vaak in de Bijbel staat hij als voorbeeld voor alle mensen die niet willen luisteren naar de Weg van God en daarom onverstaanbare klanken uitstoten, klanken van haat, van afwijzing, klanken die ons agressief voorkomen maar vaker gekleurd zijn door angst. Er volgt een normale behandeling, de zieke wordt aangeraakt daar waar zijn ziekte is, in de oren, aan de tong.
Speeksel speelt een rol want aan speeksel werd een genezende kracht toegedicht, de genezende kracht die de kus van een moeder voor de zere knie van een kind heeft. Voor Grieks sprekende lezers moet dan duidelijk gemaakt worden dat Jezus van Nazareth geen toverspreuken nodig had, Jezus uit geen onverstaanbare agressieve klanken, hij spreekt de taal van de Galileeër, dat de taal van de gewone mensen in Juda ook is, het Aramees.
Effatha is Aramees en betekent “Ga open”, een woord dat ook gemakkelijk in liplezen te verstaan is Marcus legt het nog even uit voor mensen die Grieks lezen en onze vertalers laten die uitleg gelukkig staan. Je moet je dus voor elkaar openstellen in plaats van afsluiten. En dat geldt voor ons allemaal, ook vandaag nog.
Jezus van Nazareth verbood de mensen te vertellen wat er was gebeurd. Maar als je je eenmaal openstelt voor het Woord van de God van Israël, dat juist het liefhebben van je naaste je naar het beloofde land brengt, juist de vrede brengt waarin alle mensen mee mogen doen en niemand meer bang hoeft te zijn of langs de kant te blijven zitten dan zing je, dan schreeuw je het uit en houdt je er geen moment meer je mond over. Dan breekt direct het oogstfeest aan waar Jesaja al over zong, over de doven die horen en de stommen die spreken.
Daar in het land van de Heidenen begint het ook door te dringen of Jezus dat nu wil of niet. Het kan ook hier bij ons doordringen, als wij ons er voor openstellen. Dan wordt ook onze samenleving een Kanaän, een samenleving in een land dat overvloeit van melk en honing, een land van enkel vruchtbaarheid, gezegend land om in te wonen.
Amen
Amen.
Geef een reactie