Lezen: Jesaja 9: 1 t/m 6
Jesaja 40: 1 t/m 11
Jeremia 31: 31 t/m 34
Gemeente,
Vanmorgen ligt de nadruk op liederen en lessen, een feest van lessen en liederen is het. Zo vieren we de afsluiting van de vier weken van de advent. En Advent is dromen dat Jezus zal komen, dichtte Hanna Lam, dromen van vrede voor mensen van heden. Dat doen we dus vanmorgen. We hebben al een paar van die dromen gehoord zoals profeten ze hebben opgeschreven. Denk nu niet dat die profeten van die kermisgasten zijn, van die artiesten die met een kristallen bol de toekomst aan mensen kunnen voorspellen. Nee profeten zijn mensen die namens God de waarheid mogen vertellen. Als we zo doorgaan loopt het slecht met ons af vertellen ze vaak. Maar aan mensen in nood vertellen ze dat er een dag zal komen dat de nood, dat het verdriet voorbij zal zijn, dat er een nieuwe wereld is.
Dat vertellen ze aan de mensen in de Fillipijnen die getroffen zijn door een tornado, aan de mensen in Syrië en de Centraal Afrikaanse Republiek en in Mali, aan al die mensen die getroffen worden door oorlog. Al die volken die in duisternis wandelen zullen een groot licht zien beloofd Jesaja, en hij had het te beloven want zijn volk was weggevoerd naar Babel en daar in ballingschap. Dat volk moest getroost worden en terwijl ze nog in slavernij waren riep Jesaja dat hun slavenarbeid voorbij was, door de woestijn zouden de ballingen terugkeren om Jeruzalem, om de Tempel weer op te bouwen en weer gaan leven naar het gebod van de Heer, heb uw naaste lief als uzelf.
Dat gebod zal niet alleen op stenen platen gegrifd staan maar zo leert de profeet Jeremia ons, dat gebod zal zelfs geschreven staan in onze harten, Paulus zal veel later roepen dat we dat moeten toelaten en van onszelf Tempels moeten maken waar dat gebod van uit gaat. We kunnen een voorbeeld nemen aan Batseba, zij was verleid door David, had haar man verloren, had het kind verloren dat ze met David had gekregen en haar tweede zoon Salomo zou koning worden. Maar toen David gestorven was moest zij opstaan om er voor te zorgen dat die belofte ook werkelijk in vervulling zou gaan, en die ging in vervulling en zo werd zij de voormoeder van de bevrijder van Israël, van Jezus van Nazareth. Opstaan moeten we dus om die prachtige belofte van vrede op aarde en in mensen een welbehagen in vervulling te doen gaan.
Lezen: Zacharia 9: 9 t/m 10
Jesaja 35: 1 t/m 10
Hoog te paard rijdt onrecht langs de wegen, schreef Huub Oosterhuis in een lied, zijn zegeningen vuur en zwaard. Het is de wereld waarover Zacharia schrijft, de paarden heersen in Jeruzalem. Maar er komt een ander soort Koning, een koning op een ezel, die zachtmoedigheid brengt, die de zwakken recht doet. Wij kennen dat beeld uit de Palmzondag, Maar we kennen het beeld ook uit de advent, heft op uw hoofden poorten wijd wie is het die hier binnen rijdt? Dat zongen we vroeger, nu mogen we zingen van een Heer die ons bevrijdt en redt. Maar waarvan bevrijdt? Waarvan redt? Van dat onrecht natuurlijk, van de haat die tussen mensen wordt gezaaid. Het beeld van Zacharia gaat over de tocht naar Jeruzalem, ook Jesaja zingt daarover, de ballingen keren naar Jeruzalem. Daar staat de Tempel van de God van Israël. Een vreemde Tempel. Overal waren Tempels gevuld met beelden van de god die in de Tempel werd aanbeden. Offers werden gebracht zodat die God in leven zou blijven en de offeraars zou belonen. Al dat religieuze vertoon ontbrak in de Tempel in Jeruzalem. Natuurlijk daar waren Priesters, daar moest je je wassen in koperen wasbekkens, daar moest geofferd worden op altaren die daar stonden. Maar het offervlees was voor de Priesters, het zilver voor het onderhoud van het Tempelgebouw. En volgens Deuteronomium, de Wet van Mozes, was het belangrijkste dat je een maaltijd hield met je familie, met de levieten die voor jou recht spraken, met de armen uit je dorp of stad en met de vreemdelingen die bij je werkten. Daarmee deelde je van je bezit. In een samenleving die dat tot haar grondwet maakt verdwijnt alle onrecht. Daar gaan heel andere dingen gebeuren, daar gaan de lammen lopen, de blinden weer zien, de doven weer horen. Niemand blijft daar bedelend langs de weg zitten, iedereen krijgt een plaats in die samenleving, iedereen heeft evenveel waarde in die samenleving. Dat is de samenleving waar Jesaja over zingt, dat is de samenleving waar wij aan mogen werken, waar wij voor mogen opstaan. Want op die manier offeren schenkt vreugde aan de Heer als hij komt zegt ons de boodschapper, de profeet die wij kennen als Maleachi, en Maleachi betekent boodschapper, maar wat een boodschap mag die ons brengen.
Lezen: Maleachi 3: 1 t/m 5
Marcus 1: 1 t/m 15
Romeinen 8: 28 t/m 39
Lukas 1: 26 t/m 35 en 38
We naderen het slot van deze bijzonder viering met lessen en liederen. Wij mensen blijven dromen dromen en vergezichten zien dichtte Marijke de Bruijne in een lied dat in de bundel Eva’s lied verscheen, een nieuwe aarde die gaat komen, te vinden al misschien. We hebben geleerd te dromen en te zingen van die nieuwe aarde. Een aarde waar vrede zal heersen, waar een baby speelt in het hol van de slang en waar lam en leeuw tesamen weiden, een aarde waar voor iedereen plaats is, waar lammen lopen en blinden zien, waar recht gedaan wordt aan de armen, waar wees en weduwe beschermd worden door de samenleving. Nog een paar dagen en we zullen horen dat die nieuwe aarde begonnen is in het holst van de nacht, een nacht zo donker dat zelfs herders bij hun kuddes angstig waren en de boodschap kregen niet meer te vrezen. We moeten nooit vergeten dat de profetiën die we vanmorgen gehoord hebben en dat kerstfeest waar we naar toe gaan plaatsvonden onder buitengewoon duistere omstandigheden. Een ballingschap, een stad die wederopgebouwd moest worden door bouwers met een troffel in de ene hand en het zwaard in de andere hand, een volkstelling door een bezetter die alleen tot doel had het volk uit te buiten en zichzelf tot god te verheffen. Zo donker en zwaar zijn de tijden van ons volk nog niet, maar als we het oog houden op onze wereld dan schijnt het licht van kerst nog lang niet overal, overal is er sprake van geweld en oorlog, Overal worden mensen vervolgd en opgesloten om wat ze vinden of wie ze zijn. Aan ons om de onderdrukten stem te geven, aan ons om te delen van de rijkdom die we hebben. Zo kunnen we de advent afsluiten en kerst gaan vieren. We weten dat we er voortdurend op bedacht moeten zijn dat van ons een heel andere houding verwacht wordt dan men in de wereld gewoon is, Johannes riep ons op dat leven van meer en nog meer af te schudden en te gaan leven volgens het heb uw naaste lief als uzelf. De verwachting van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde blijft, de belofte van een aarde waar God zelf zijn tenten zal spannen wordt in de kerstnacht alleen maar sterker onderstreept, niets kan ons immers nog langer afhouden van de liefde van de God van Israël, dat is de les die we vanmorgen mogen leren, dat is de boodschap die we hebben gehoord van de engel en dat is het antwoord dat we met kerst met Maria op de lippen mogen nemen, de Heer wil ik dienen., kome wat komt.
Amen
Geef een reactie