Lezen: Genesis 18: 20-33
Lukas 11: 1-13
Gemeente
Vandaag gaat het in de lezingen uit de Bijbel over bidden. Midden in de zomer, als veel mensen op vakantie zijn en we bezig zijn met ontspanning en genieten van de wereld om ons heen roept de Kerk ons op na te denken over bidden. Nu zijn die ontspanning en het verlangen eens uit te kunnen rusten niet zo ver af van het Bijbelse bidden. Van Jezus van Nazareth wordt op veel plaatsen in de Evangelieverhalen vertelt dat als hij het druk had gehad en vermoeid raakte van de zorg voor al die mensen die hem volgden hij zich terugtrok op een eenzame plaats om te bidden. Dat terugtrekken was toch al een kenmerk van zijn groep, hij kreeg het verwijt dat zijn leerlingen al helemaal niet deden aan bidden zoals de leerlingen van Johannes deden of zoals de Farizeeën deden. Daar mogen we wel eens over nadenken. Die Farizeeen stonden zich er op voor mooi te kunnen bidden en lang ook met veel omhaal van woorden. Ze lieten dat zien waar ze konden, tot op de hoeken van de straten toe, Jezus veroordeelde dat. Wat Jezus bad weten we meestal niet, ja in Getsemane bad hij of de beker hem voorbij mocht gaan, maar de wil van God stond voorop.
Dat merken we veel met gebeden, er mag overal om gebeden worden maar de verheerlijking van God, de komst van zijn Koninkrijk, zijn gerechtigheid staan voorop. Dat lees je terug zowel in het Oude als het Nieuwe Testament. Veel van de Psalmen zijn ook gebeden en uit die gebeden spreekt de vaste overtuiging dat God je zal bevrijden uit alle nood en in een groot aantal Psalmen gaat de psalmdichter verder alsof alle vijanden ook daadwerkelijk al verslagen zijn. Zo mag het dus ook, al omringt de duisternis ons, wij hebben een God die ons licht geeft en dat licht van die God schijnt voor ons ook in de diepste duisternis.
Dat licht van die God laat ons ook zien wat anderen nodig hebben en de voorbeden voor anderen zijn dan ook talrijk in de Bijbel. Voorbeden voor de zieken, voor de zwakken, voor de onderdrukten, voor de weduwe en de wees, voorbeden om gerechtigheid en recht, om bevrijding van onderdrukking om verlossing uit de slavernij. De uittocht uit Egypte begint dan ook met de vaststelling dat God het geschrei van zijn volk heeft gehoord en daarom Mozes gestuurd heeft om de Farao de kans te geven aan dat geschrei een einde te maken.
Denk nu niet dat alle gebeden verhoord worden omdat we overal om mogen bidden. We hebben daarvoor vanmorgen over Abraham gelezen en zijn gebed voor Sodom en Gomorra. Hij had drie vreemdelingen op bezoek gehad. Hij had de vreemdelingen te eten en te drinken gegeven, ja van het beste dat hij bezat had hij met hen gedeeld. Ze hadden hem verteld dat zijn vrouw Sara, al op hoge leeftijd, toch nog een zoon zou krijgen, Sara had er om moeten lachen. Ze hadden hem ook verteld dat Sodom en Gommora verwoest zouden worden. Toen waren ze opgestapt om naar Sodom te gaan. Eén van de vreemdelingen bleef nog wat aarzelen en raakte in gesprek met Abraham.
Het komt in de Bijbel niet zo vaak voor dat een vreemdeling bij de naam van God wordt aangesproken maar in dit verhaal over Abraham, Sara en Sodom en Gomorra is dat uitdrukkelijk het geval. We kennen het als een gruwelijk verhaal omdat we de afloop kennen. Twee steden die verwoest worden kennelijk als straf voor gruwelijk gedrag. We praten dan bijna altijd over de drie vreemdelingen die eerst aan Sara een zoon beloven en dan doorgaan naar die twee vreselijke steden. De brave Abraham vraagt dan nog clementie voor de rechtvaardigen die er misschien toch nog zouden kunnen zijn. Maar waar we over heen lezen is dat God zelf naar Sodom en Gomorra gaat om de onrechtvaarhdigheid te ondergaan en de rechtvaardigen te ontmoeten.
Daar waar in onze naam onrecht wordt bedreven wordt dat wellicht dus aan God bedreven, en daar waar we opkomen voor recht en gerechtigheid, voor de armen en verdrukten komen we wellicht direct voor God op, zonder dat te weten. De verwoesting waar we over zullen lezen is dus niet het werk van God, die werd er bijna het slachtoffer van. Het loopt vooruit op wat Jezus later zou zeggen toen hij er op wees dat wat aan zijn minste broeders zou worden gedaan aan hem werd gedaan. Er zijn mensen die de persoonlijke relatie met God zo voorop stellen dat vergeten wordt dat we God wellicht ook voor de deur of in de winkel tegen kunnen komen.
God is daar waar het de vraag is of er nog een enkele rechtvaardige zou kunnen zijn vanwege het onrecht dat er volop voor komt. Voortdurend verzet tegen onrecht, het opkomen voor verdrukten, voor armen, tegen onrechtvaardige verdeling is dus niet zomaar sociaal werk of het terugbrengen van het verhaal van God tot een sociaal gerechtigheidscontract maar het is de Godsdienst ten voeten uit. Het is het verhaal van Abraham en zijn vraag om gerechtigheid voor de rechtvaardigen.
Vandaag vragen wij ons dus af hoe je moet bidden. Jezus van Nazareth gaf daarin volgens het Evangelie van Lucas les op verzoek van zijn leerlingen. Het gedeelte dat we uit de Bijbel lezen vandaag eindigt niet met het beroemde Onze Vader in de versie van het Evangelie van Lucas maar begint er mee. Wij bidden het gebed dat Jezus ons heeft geleerd meestal in een langere versie, die vinden we in het Evangelie naar Matteüs. Nu schreef Matteüs voor de Joden en Lucas voor de Romeinen en daardoor kunnen we ook het verschil snappen. Het gebed dat Lucas ons leert kunnen we bijna als schietgebedje gebruiken, zo van we zijn even in de war en moeten ons snel in herinnering brengen hoe het ook al zit met dat handelen volgens de richtlijnen van de Bijbel, de richtlijnen voor de menselijke samenleving.
Het gedeelte uit Lucas gaat verder dan alleen het gebed, het leert ons ook wat bidden eigenlijk is. Bidden is vragen, maar dan vragen naar wat je echt nodig hebt. Voor eten hebben we eigenlijk niet meer nodig dan brood voor vandaag. En brood voor vandaag kennen ze in Israël nog. Dat kwam elke nacht uit de hemel toen ze door de woestijn trokken, bevrijd de slavernij in Egypte en op weg naar het land dat overvloeit van melk en honing. Dat land zou het Koninkrijk van God moeten worden, een Koninkrijk van vrede.
En om een beetje vrede te hebben weten we eigenlijk best dat we mensen om ons heen de fouten moeten vergeven waarvan we willen dat zij ze ons ook zouden vergeven. Natuurlijk mag je dat noemen. Maar je mag ook aan die mensen om je heen die vergeving vragen. Want meestal weten mensen hun eigen fouten het eerst, en de eerste zijn die om vergeving vraagt maakt dat mensen mild gestemd worden en ontvankelijker worden voor het noemen van hun eigen fouten, zeker als die vergeven worden.
Het klinkt vreemd, maar bidden is God ook aanspreken als vriend. Daar gaat die gelijkenis over. Een vriend klopt aan en vraagt om drie broden. Welke broden? Het brood dat we voor vandaag nodig hebben? Er wordt wel gewezen op het feit dat de conclusie van de gelijkenis ook in drie delen uiteen valt: vraag en je zal gegeven worden, zoek en je zult vinden, klop en je zal opengedaan worden. Vragen, zoeken en aankloppen sterken je dus, voeden je dus. Door God als Vader aan te spreken verkleint Jezus al de afstand, door God als vriend te zien wordt de afstand nog kleiner. En de God van Israël is een God die altijd met je meetrekt. En de drie broden doen ook denken aan de drie vreemdelingen die bij Abraham langs komen en door hem gevoed worden, ook aan hen vraagt Abraham, bij de Heer klopt Abraham aan en zoekt redding voor de rechtvaardigen.
Het gebed dat Jezus ons leert begint met de bede dat de Naam van God geheiligd moet worden. De term Heilig zegt ons niet zoveel meer. Heilig dat is God en volgens de Paus nog een heleboel Heiligen, zelf zijn we zeker niet Heilig. We weten best dat de Naam van God, Ik zal er zijn, samenvalt met het wezen van hoe wij God ontmoeten, we ontmoeten God immers in het werk van zijn Geest, in zijn Woord die ons aan het werk zet. In de Joodse traditie is de heiliging van de Naam de aanduiding van het martelaarschap. De leerlingen van Jezus worden opgeroepen zijn kruis achter hem op te nemen en tijdens het laatste avondmaal roept Petrus dat hij bereid is met Jezus zelfs de dood in te gaan. Als wij bidden dat de Naam van God geheiligd worde dan brengen we die naam in het geding, dan vragen we om de wereld heel te maken, al het gebrokene om te zetten in het geheelde, als laatste ook de dood die ons nog steeds regeert.
Daarom gelt ook in het gebed dat we eerst het Koninkrijk moeten zoeken. Dat staat er niet uit beleefdheid. Zo van we weten God dat het u om een Koninkrijk gaat, nu dat mag er van ons ook wel komen, als u nu eerst even wat anders voor ons doet, iemand geneest, zorgt dat we slagen voor een examen, of een baan enzovoorts. Nee alles wat we vragen staat in het licht van dat Koninkrijk, een koninkrijk dat er nog niet is. Het land vloeit ook hier bij ons wel over van melk en honing maar dat komt nog lang niet bij iedereen terecht. Lucas heeft ons net het verhaal van de Barmhartige Samaritaan vertelt als we aan deze les over het bidden toekomen. En tegen Martha die zo liep te redderen heeft hij gezegd dat ze eerst maar eens moest studeren op de manier waarop Jezus haar wereld wil inrichten. Dat Koninkrijk van God zou een Koninkrijk vol van genade, vol van vergeving worden.
Vergeving is dan ook niet zoiets als “zand erover”, maar veel meer “we beginnen opnieuw maar dan op andere manier”. Van vergeving groei je zeiden ze vroeger wel eens, maar Paulus waarschuwde in een van zijn brieven dat je er niet maar op los moet leven zodat je veel meer vergeving krijgt voor alles wat je verkeerd doet. Het goede brengt het goede voort leren we. Natuurlijk, een vader die zijn kinderen liefheeft geeft ze geen oneetbare dingen als maaltijd.
Wie dit hoort en een vader, moeder of verzorger heeft en wel geslagen en vernederd wordt en dat niet durft te zeggen moet echt de kindertelefoon bellen., of er met iemand over praten die je vertrouwt, schaam je er niet voor, het slachtoffer van geweld en vernedering is daar eigenlijk nooit schuldig aan, de daders zijn schuldig. Maar ook die vader, moeder of verzorger kan vergeven worden voor de fouten die ze maken maar dat opnieuw beginnen kan alleen als iemand er over durft te spreken, voor mensen die geen andere weg weten dan geweld te gebruiken is er hulpverlening, en die hulp helpt echt en bedenk altijd, hulp vragen is eigenlijk heel gewoon, ook dat is bidden.. Als iedereen snapt dat je kinderen het goede moet geven hoeveel meer kan het goede zelf dan voortbrengen.
Daarom moet je ook niet je mond houden bij het kindergehuil bij de buren, daarom moet je ook spreken over de blauwe plekken bij de buurvrouw of buurman, daarom moet je iets zeggen als de vrienden en vriendinnen van je eigen kinderen weer eens dronken zijn. Vergeven kan alleen beginnen als duidelijk is wat er vergeven moet worden, als we bereid zijn om het samen anders te gaan doen, het kwade te gaan weren en het goede toe te laten in ons leven. Dat is pas bidden en dan geldt zeker dat, als je bidt, je ook gegeven zal worden. Niet om rijkdom en aanzien valt er te bidden, niet om te zeggen hoe goed we wel niet zijn, maar om de Geest van God, want in die geest willen we werken en leven, niet voor onszelf maar voor onze naaste. Wij hebben aan brood genoeg, aan brood voor vandaag zegt Lucas, dat is wat anders dan ons dagelijks brood. Iedere dag heeft genoeg aan zichzelf klinkt hier bij Lucas in zijn gebed.
De dag is de maat van de Bijbel. Wij rekenen met weken, maanden en jaren. En als we niet uitkijken dan rekenen we helemaal niet meer met weken maar blijven we altijd maar werken en consumeren, dan zijn de merkstenen van de week, de zondagen, niet meer merkstenen maar gewoon dagen als alle andere, dagen waarop gewerkt moet worden en gewinkeld. Daarom bidden we ook ons niet in beproeving te brengen. Zo gemakkelijk glijden we weg bij dat Koninkrijk naar de vruchtbaarheidscultus die ook in onze wereld hoogtij viert.
Het is niet alleen in Sodom en Gomorra waar elke menselijke maat verdwenen is, niet alleen Kanaän waar Baäl en Astarte moeten zorgen voor de oogst en de kinderen die je pensioen moeten verzorgen. Ook bij ons is het ieder voor zich en organiseer de zorg zelf maar om je heen. Van eerlijk delen is geen sprake. In een tijd van crisis en bezuiniging kent de top van het bedrijfsleven zich een loonsverhoging van zes procent toe. Dat is nog eens wat anders dan bidden voor het brood dat wij dagelijks nodig hebben.
Bidden is voor ons dus ook bidden om rechtvaardigen die verhinderen dat onze wereld ondergaat in rook en vuur, niet omdat wij er bang voor zouden zijn, maar omdat wij naar een wereld willen waar de dood niet meer heerst. Waar alle tranen gedroogd zullen en zijn en waar God zelf zijn tenten op deze aarde zal spannen. Dan is alle beproeving voorbij, dan hebben we alle gekozen voor het leven. Elke dag mogen we daarheen op weg gaan, met een Vader die voor ons als een moeder zorgt, met een vriend die ons steunt. In het vertrouwen dat als we vragen er ook gegeven zal worden, dat als we zoeken we ook zullen vinden en als we kloppen er zeker open gedaan zal worden. In dat vertrouwen kunnen we iedereen in onze omgeving meekrijgen. Tot aan de einden der aarde en tot de jongste dag ons zal wekken.
Amen.
Geef een reactie