Lezen: Deuteronomium 6: 1-9
Johannes 13: 31-35
Gemeente,
Vandaag hebben we eerst een gedeelte gehoord uit de afscheidsrede van Mozes. Vlak voor het volk het beloofde land zal binnentrekken spreekt Mozes nog 1 maal zijn volk toe. We kennen Mozes natuurlijk van zijn rol bij de bevrijding van het volk uit de slavernij van Egypte. En van het verbond dat het volk sloot op de Sinaï. Op stenen platen die hij eerst stuk smeet vanwege het gouden kalf en de tweede keer aan het volk voorlas. Het woord wetten is hier niet helemaal op z’n plaats. Het zijn richtlijnen voor de inrichting van de nieuwe samenleving van dat volk als een menselijke samenleving, een samenleving waarin voor iedereen plaats is en waar iedereen aan kan meedoen.
Die richtlijnen uit de woestijn, de tien geboden, staan dan wel op stenen platen maar daar moeten ze dus niet blijven. Mozes roept in het gedeelte dat we vandaag lezen het volk op om ze voortdurend in gedachten te houden. Je moet deze richtlijnen dus ook niet aan rechters over laten, zoals wij doen met de wetten die wij in ons land hebben. Gerechtigheid moet je zelf doen, deze richtlijnen zijn er voor bedoeld om alle mensen recht te doen, tot hun recht te laten komen. Je moet ze daarom als een teken om je arm dragen en als een band om je hoofd, je moet ze op de deurposten van je huis schrijven en op de poorten van je stad.
Uiteindelijk zal Paulus zeggen dat hij wil dat diezelfde wetten in je hart gebeiteld zullen staan. Je moet er één mee worden. En wat God lief hebben is is duidelijk want er staat in diezelfde richtlijnen dat God liefhebben hetzelfde is als je naaste liefhebben als jezelf. Daar cirkelen al die goddelijke richtlijnen om heen. Dat is een regel die je zelfs je kinderen duidelijk kan maken zodat ze van jongs af aan mee doen in de beweging van de God van Israël en mee bouwen aan het land dat uiteindelijk heel de wereld zal moeten omvatten, het land overvloeiende van melk en honing, het land waarin alle mensen tot hun recht komen.
Het “hoor Israël” dat we vandaag lezen, dat hier wordt vertaald met “luister Israël, de Heer onze God, de Heer is de enige” is het hart van elk Joods gebed. Het is gebed en belijdenis ineen. Het is niet eens een belijdenis dat er geen andere goden zouden kunnen bestaan. De Bijbel heeft het vaak over de God van Israël als hoofd van de raad van goden, of omringt door goden, maar voor de gelovige is er maar één echte God, de God die het volk uit de slavernij van Egypte heeft geleid. Voor Christenen de Vader van Jezus van Nazareth die uiteindelijk zelfs de dood zou overwinnen. Juist die bevrijding van dood en slavernij maakt de Weg die de richtlijnen wijzen zo belangrijk.
Ook in onze dagen kunnen we verlangen naar een samenleving waarin geen oorlog meer op aarde is, niet meer gemoord wordt, waarin niet meer wordt gestolen, waarin het bezit van een ander mensen niet meer in beweging brengt, waar mensen mensen mogen zijn en geen objecten voor persoonlijke lustbevrediging, waar niemand zich hoeft te schamen voor diens afkomst. Ook wij weten dat we nog lang niet in een samenleving leven waarin die richtlijnen algemeen geldend zijn en in ieders hart gebeiteld staan. Wie om zich heen kijkt in de wereld, en de slachtoffers van oorlog en geweld ziet, de hongerigen ziet, de kinderen die sterven van ellende, de zieken voor wie geen medicijnen zijn, de geweldige hoeveelheden wapens die over de wereld reizen, die nu ook de oorlog in de Oekraïne weten te voeden, weet dat een aarde waarin vrede en gerechtigheid heerst nog ver weg is.
Wat dat betreft reizen we eigenlijk nog steeds door dezelfde woestijn als waar het volk Israël de richtlijnen kreeg. De oproep van Mozes om de richtlijnen voortdurend bij de hand te houden is daarom eigenlijk net zo actueel als die was toen het boek Deuteronomium werd geschreven. Daarom zullen wij de echo van Mozes moeten zijn en voortdurend roepen om navolging van deze richtlijnen. Ook wij hongeren en dorsten immers naar gerechtigheid.
Dat zoeken naar gerechtheid, dat je naaste liefhebben als jezelf is niet eenvoudig. Het volk Israël is het in dat nieuwe land van ze nooit echt gelukt. Jezus van Nazareth lukte het wel. In het verhaal waar we vandaag een stukje van hebben horen lezen begint hij met het wassen van de voeten van zijn leerlingen. Alsof hij een slaaf is. En het commentaar is dat daarin de grootheid van God duidelijk wordt.
Vandaar zal hij de kruisweg gaan naar Golghota. Hij zal zijn leerlingen verbieden in opstand te komen, ze moeten hun zwaarden in de schede laten, hij zwijgt tijdens zijn proces en hangend aan het kruis vraagt hij vergeving voor zijn beulen, neemt een mede gekruisigde in bescherming en vraagt zijn beste vriend voortaan voor zijn moeder te zorgen. De liefde die daaruit spreekt, die we natuurlijk ook uit al die andere verhalen over Jezus kennen moeten ook zijn leerlingen uitstralen.
Want die liefde voor God en voor de naaste die je van Mozes op je voordeur en op je hart moest schrijven moet voor iedereen zichtbaar zijn. Nu zijn wij ook leerlingen van Jezus van Nazareth. Al die lezingen uit de Bijbel die hier klinken zijn ook lessen die wij van hem mogen leren. En dan krijgt deze gemeenschap in Den Helder een heel bijzondere betekenis. Aan de liefde voor elkaar, aan de zorg die we elkaar verlenen wordt duidelijk wat je aan al die lessen van Jezus van Nazareth hebt. De wereld wordt er niet alleen een beetje mooier van, zoals altijd wanneer mensen voor elkaar zorgen, maar iedereen mag meedoen met die gemeenschap. Iedereen in Den Helder, binnen en buiten de linie, is welkom om hier op zondagmorgen les te komen nemen in liefde voor elkaar en die liefde de hele week te oefenen net zo lang tot die in ons hart gebeiteld staat.
Ook hier wordt dus een klein stukje zichtbaar van wat wij het Koninkrijk van God noemen. Op het eind van die Bijbel staat dat ooit de wereld zo mooi zal worden dat God zelf er zal willen wonen. Daar mogen wij aan meewerken, elke dag opnieuw, elke dag samen. Aarzel dus niet, aan het werk.
Amen.
Geef een reactie