Lezen: Genesis 28:10-22
Lucas 24:13- 35.
Gemeente
Vandaag is het beloken Pasen. De achtste dag na Pasen en de eerste Zondag na het Paasfeest. Maar wat kunnen wij gelovigen aan de ongelovigen om ons heen er over vertellen? Waren het dromen over de opstanding van iemand uit de dood? Dromen horen vanouds bij het geloof in de God van Israël, Vader van Jezus Christus. Maar maken wij het verschil tussen droom en werkelijkheid niet heel erg klein? Zo klein dat het niet meer reeël is om er in mee te gaan? Op zich is het wel bijzonder dat dromen in onze godsdienst soms een grotere rol spelen dan de concrete alledaagse werkelijkheid..
De Jacob waar we vanmorgen over hebben gehoord heeft ook niet van die beelden van zijn God. Zijn vader Izaak had ze niet en grootvader en stamvader Abraham had ze al helemaal niet. Als Jacob dan ook op de vlucht slaat na het bedrog waarbij hij de erfenis heeft ontfutseld is de droom over de belofte die zijn familie voortdurend op reis stuurde het enige dat hij heeft van die God. Die God is niet op een stuk grond dat van jou is te vangen. Dat stuk grond is ook niet de aarde die door die God vruchtbaar gehouden moet worden. Die God gaat met jou mee waarheen je ook gaat zelfs als je moet vluchten. Het huis van die God is de steen die je als kussen gebruikt, want in je slaap komen de dromen van een betere wereld, van het grote volk waarvan jij de stamvader of stammoeder mag zijn.
Jacob richt een steen op staat er, hij plaatst een zogenaamde style, dat doen wij ook wel eens. Je komt ze tegen op gevaarlijke kruispunten of op punten waar ernstige ongelukken zijn gebeurd of iets vreselijks. Begin mei gaan we weer naar een aantal van die plekken toe om bloemen en kransen te leggen, opdat wij niet vergeten hoe veel leed en ellende mensen elkaar kunnen aandoen. Voor Jacob markeert de steen de toegang tot de hemel, de toegang tot de God van Abraham en Izaak. Bethel betekent dan ook huis van God. Vroeger heette die plaats Luz staat er dan, Luz betekent Amandelboom, het was dus geen onvruchtbare plaats en de Amandelboom is de eerste boom die in de lente bloeit, zoiets als bij ons het sneeuwklokje.
Die boom heeft net als ons sneeuwklokje een geweldige levenskracht. Geen wonder dat je daar de poort naar de hemel kunt ervaren. God zou veel later, na de terugkeer uit de ballingschap ook Jeremia wijzen op het beeld van de Amandelboom, ondanks de kou van de ballingschap bloeit de Amandelboom als teken dat het leed niet voor altijd zal duren. Jacob vertrekt naar zijn ballingschap met de belofte dat hij stamvader van een groot volk zal worden.
Iedereen die kinderen heeft mag het zich realiseren, je bent stamvader of stammoeder van een groot volk. Jouw kinderen kunnen ook op die nieuwe manier verder gaan. Geen beelden waarvoor je moet neerknielen maar een God die je de richting wijst. De richting van eerlijk delen, van een deel van hun vermogen steken in die onbekende onzichtbare God die wil dat je je naaste liefhebt als jezelf.
Jacob heeft in zijn droom iets van die belofte ervaren.. De hemel en de aarde raken elkaar in zijn droom, er is een directe verbinding en de belofte dat de God van zijn vader en grootvader ook met hem mee zal gaan. En de belofte dat het land dat hij ontvlucht eens het land zal zijn waar het volk dat van hem afstamt zal wonen. Een ongelofelijke droom, als die uitkomt, tenminste als hij ooit zal terugkeren, wil Jacob er wel een tiende van zijn inkomen in investeren.
Wij blijven ondertussen zitten met mensen die ook vandaag nog met gesloten ogen en koude harten de overheid navolgen en wetten uitvoeren. Wij wonen zeker niet in een land waar Jacob van droomde, een land waar het verschil tussen hemel en aarde was weggevallen. Wij wonen in een land met voedselbanken. Een land waar vreemdelingen zonder papieren opgevangen moeten worden in leegstaande kerken. Een land waar vluchtelingen voor oorlog en geweld vaak niet echt welkom zijn. Een land waar we er niet in slagen mensen een veilige plek onder de zon te geven waar ze een positieve bijdrage kunnen leveren aan de samenleving die we in de wereld vormen.
Jacob wordt gedwongen vreemdeling te worden. Bedrog en hebzucht lieten hem geen andere keus. Vreemdelingen laten ons vaak zien dat wij nog steeds niet in een land wonen waar de droom van Jacob is gerealiseerd.
Maar was dat opstandingsverhaal niet ook gewoon een verhaal over dromen. Wensdromen op het moment dat alles verloren leek. Je wenst dan gemakkelijk dat je geliefde weer op staat, dat die dood niet echt waar is. Maar het is onontkoombaar, dood is dood. En na de dood van je geliefde moet je gewoon weer naar huis.
Dat doen ook die twee leerlingen van Jezus. Op naar huis en dan ontmoeten ze een vreemdeling.
Je moet wel een vreemdeling zijn om niet te weten waar mannen uit Jeruzalem het over zouden kunnen hebben. En aangezien rond het Pesachfeest veel van de Joden van buiten Israël de gelegenheid te baat namen om naar de Tempel in Jeruzalem te reizen, daar te offeren en in Jeruzalem het voorgeschreven Pesachmaal te houden zou die vreemdeling wel eens de enige vreemdeling kunnen zijn die van niets weet en die alles ontgaan is.
Ook vandaag de dag gaan pelgrims naar Jeruzalem zonder iets te merken van de spanningen tussen Israël en Palestina, zonder zelfs de bezetting van Oost-Jeruzalem op te merken als een echte bezetting door een vreemde mogendheid. De twee mannen zijn op weg naar Emmaüs. Dat is geen onschuldige plaatsnaam in het verhaal. Als Emmaüsgangers zijn Kleopas en zijn vriend bekend geworden maar de betekenis van Emmaüs is uit onze manier van vertellen verdwenen. En dat is jammer want het suggereert voor lezers uit de tijd dat Lucas dit heeft opgeschreven, in een tijd van steeds weer opstanden tegen de Romeinen, de keuze voor geweld.
In het jaar 68 sloeg Vespasianus, Romeins veldheer en later keizer, in Emmaüs een groot legerkamp op van waaruit hij de aanval op Jeruzalem zou organiseren, de aanval waarbij uiteindelijk de Tempel verwoest zou worden.
Emmaüs was een strategisch belangrijke plek. In het eerste boek van de Makkabeeën vervult Emmaüs een vooraanstaande rol in de strijd van Israël tegen de Hellenistische overheersing. Dit boek is wel niet opgenomen in de boeken van de Bijbel maar als zogenaamd apocrief boek is het goed om gelezen te worden. De keus om naar Emmaüs te gaan lijkt daarom een keus voor de militaire strijd tegen het Romeinse Rijk.
Toen Jezus geboren werd waren er veel opstanden en dat was na de opstanding niet afgelopen. Uiteindelijk zouden ze uitlopen op de verwoesting van de Tempel en de verspreiding van de bevolking van Judea en Galilea over heel het Romeinse Rijk. Tegen die achtergrond moeten we het gesprek lezen dat op de weg naar Emaüs gevoerd wordt. Lucas gebruikt hier in het Grieks een woord dat wij later zouden vertalen met preken maar dat hier vertaald is met vertellen.
Ze vertellen aan Jezus van Nazareth, de vreemdeling die met hen is op komen lopen, dan wat er gebeurd is. Hoe heel het volk hem beschouwde als een machtig en groot profeet. En de uitdrukking “geheel het volk” staat hier in het verhaal van Lucas voor de twaalfde en laatste maal. Het verhaal is nu rond, van heel het volk dat beschreven moest worden is het nu heel het volk geworden dat Jezus van Nazareth als profeet erkend heeft. Maar het einde is eigenlijk alleen verwarring. Engelen die zeggen dat hij leeft, een leeg graf, vrouwen die zich daarover opwinden, wat moeten ze er mee.
En dan begint de vreemdeling te spreken, of preken misschien. Wat hij precies gezegd heeft staat er niet. Het gaat over Mozes en de Profeten, de Hebreeuwse Bijbel, wat wij het Oude Testament noemen. Daar gaat het niet meer om een lokale bevrijder zoals in het boek van de Rechters staan, maar daar gaat het over alle volken die zich naar Jeruzalem keren, daar gaat het over de hele bewoonde wereld. Zo zullen volgens Paulus de eerste gemeenten naar Jezus van Nazareth kijken, voor hen is hij de Christus, de Messias geworden die de hele wereld bevrijden zal. Zo leeft hij en zo leeft hij voort. Zo mogen wij hem navolgen, ook vandaag weer.
Ook wij mogen met hem het brood breken, ook wij mogen net als hij als vreemdeling de vreemdelingen de wij ontmoeten onthalen en vertellen wat wij mogelijk vinden. Ook wij mogen onze naaste lief hebben als onszelf en geloven in een wereld zonder geweld, zonder onderdrukking, een wereld waar zelfs de zee haar doden terug geeft. Een wereld waar we nu alleen nog van kunnen dromen. Maar met die droom gaan wij het huis uit en keren terug naar de wereld van alle dag, met het lied, met het verhaal op de lippen.
Amen
Geef een reactie