Lezen: 2 Kronieken 1: 7-13
Lucas 20: 9-19
Gemeente,
Bij de voorbereiding van deze dienst kreeg ik de indruk dat de lezingen gaan over bidden. Wij bidden tot God en God bidt tot ons.
De eerste lezing is het beroemde gebed van Salomo. Zo lezen we het verhaal gewoonlijk. Maar we moeten goed op de details letten om de boodschap van de Bijbel te verstaan. In de laatste zin van het Bijbelgedeelte uit 2 Kronieken staat dat Salomo vertrok van de offerhoogte van Gibeon, daar waar de Tent der Samenkomst staat, en terug gaat naar Jeruzalem. Dat staat er niet zomaar. De ontmoeting tussen God en Salomo vindt wel in de nacht plaats maar niet zomaar ergens in een Paleis. Het vindt plaats bij de Tent der Ontmoeting, de plaats waar de tekst van het verbond werd bewaard.
Volgens de richtlijnen die Mozes in het boek Deuteronomium had gegeven moest iedere Israëliet een paar keer per jaar naar die Tent der Ontmoeting gaan om daar maaltijd te houden met de armen, de priesters en levieten, je familie en de vreemdelingen die zich bij je bevinden. Voor die maaltijd waren de offers bestemd die je in de Tempel had gebracht. Mensen hoeven de God van Israël nu eenmaal niet in leven te houden, maar moeten wel voor elkaar zorgen. Uit andere Bijbelgedeelten weten we dat Salomo wel een heel groot offer had gebracht toen hij Koning werd, hij had honderden runderen laten slachten.
Nu in de nacht, voor hij echt naar Jeruzalem gaat om te regeren, spreekt hij met God over zijn toekomst. God stelt de eerste vraag, wat wil je dat ik je geef? Jezus van Nazareth zou ons later leren een antwoord op die vraag te geven. In het gebed dat hij ons geleerd heeft vragen we aan materiële dingen alleen ons dagelijks brood. Om echt onze schulden vergeven te krijgen zullen we zelf schulden moeten vergeven. Salomo moet nog eens over de vraag nadenken.
Dat hij Koning is geworden lag helemaal niet voor de hand. Hij was kind uit een relatie van Koning David die als een overspelige relatie was begonnen. Hij kon Koning worden omdat zijn broers het Koningschap met geweld hadden willen nemen. Het volk waarover hij Koning was geworden was zo talrijk als het stof op de aarde. Een uitdrukking die God ook had gebruikt toen die aan Abraham beloofde dat die vader van vele volken zou worden.
Een dergelijk talrijk volk besturen was niet eenvoudig. Daar kun je snel aan onderdoor gaan en een mislukking in de dagen van Salomo betekende de dood. Salomo vraagt daarom om wijsheid om dat volk te kunnen regeren.
Het is wat God kennelijk wilde horen. Hier is geen machtige Koning die iets voor zichzelf vraagt, maar hij vraagt een eigenschap die anderen ten goede zal komen. Hij heeft niet gevraagd om rijkdom en schatten, niet om roem en de dood van zijn vijanden, ook niet om een lang leven, maar om wijsheid en inzicht om het volk te kunnen besturen waarover hij door God als koning is aangesteld. Die rijkdom, schatten en roem krijgt hij dus als bonus, als extra van God, zoveel als geen enkele koning vóór hem ooit heeft gehad of na hem ooit nog zal verkrijgen.
Op grond van de plaats in het verhaal van dit gesprek, het begin van de regering door Salomo en de plaats waar het plaatsvond, de Tent der Ontmoeting, zijn dus niet alleen die wijsheid en inzicht bestemd om het volk te regeren maar ook die rijkdom, schatten en roem vallen Salomo toe om te delen met het volk. Eigenlijk vraagt Salomo aan God om het hem mogelijk te maken een Koning naar Gods hart te worden. Die kans krijgt hij, met een valkuil die hem op de proef zal stellen.
Salomo sluit vrede met zo ongeveer alle volken op aarde. Een vrede tussen twee volken betekende een huwelijk met een prinses uit dat volk. Zo kreeg Salomo duizend vrouwen. De valkuil waarin hij trapte was dat hij die vrouwen niet op de weg van de God van Israël bracht maar toestemming gaf de wegen van hun eigen goden te blijven bewandelen.
Toegeven aan de wensen van het volk waarover je moet regeren. Wij zijn er aan gewend. Opiniepeilers vertellen je wekelijks, zo nodig dagelijks, wat het volk vindt. Noem een onderwerp en een opiniepeiler heeft er een vraag over gesteld. Opiniepeilingen zijn zo populair dat sommige TV programma’s hun eigen onderzoek hebben georganiseerd. Ze sturen ‘s morgens een mailtje rond om ‘s avonds duidelijk te maken dat de meerderheid van het volk het weer niet eens is met de regeerders in het land. De mening van het volk stuurt menig machthebber en zo goed als elke politicus in ons land.
Dat was in de dagen van Jezus van Nazareth ook zo. Dat de machthebbers de erfenis van het volk Israel hadden verkwanseld aan de Romeinen om rust te houden kon ze niet schelen. Dat daarbij de armen, de zieken, de weduwen en de wezen buiten spel waren komen te staan kon ze ook niet schelen. Dat je juist die Romeinen de wind uit de zeilen kon nemen door je weer te gaan houden aan de richtlijn van eerlijk delen, aan het gebod je naaste lief te hebben als jezelf, ontging ze.
Dat die houding in wezen zeer fout is wordt door Jezus van Nazareth maar al te duidelijk gemaakt. De zorg die hij laat zien voor gewone, zwakke mensen, mensen die afhankelijk zijn van de luimen van de rijken en de machtigen maakt hem populair bij het gewone volk. Dat hetzelfde volk net zo gemakkelijk gemanipuleerd en opgezweept kan worden ontdekt hij misschien te laat, als hij aan het kruis hangt verzucht hij nog dat ze niet weten wat ze doen.
In onze democratie speelt de mening van het volk een nog grotere rol. Eén maal per vier jaar immers mogen we stemmen op de partij die we aan de macht willen brengen. En elke partij wil de macht vergroten of in elk geval behouden. De opiniepeilingen zijn daarbij eigenlijk een probleem gaan vormen. We kennen immers de achtergronden van de meeste problemen en gepresenteerde oplossingen niet. We zijn niet in staat alle rapporten van wetenschappers en ambtenaren door te lezen en te begrijpen.
We zagen deze week wat er gebeurd met de publieke opinie. De vluchtelingen uit de Oekraïne worden massaal onthaald. Hulpinstellingen beschikken over een heleboel geld en mensen stellen huis, caravan en zomerhuisje open voor de ontvangst. En wat doet de regering? Die doet haar best was het antwoord. Maar dat is in deze dagen niet voldoende. Het totaal van Giro 555 is een concreet getal, daar staat niet van “we deden ons best” De mening van het volk nu eens niet uitgedrukt in negatieve mailtjes maar in positieve daden dwingt de machthebbers ook concreet te worden en niet te blijven in mooie woorden.
De meerderheid van het volk kiest vaak gemakkelijk voor de eenvoudige slagzinnen. “Als je iets niet kent moet je er bang voor zijn” is soms een populaire slagzin. Die is al heel oud. Vroeger speelde die slagzin een rol tussen inwoners van verschillende dorpen en ook nu nog vallen er soms slachtoffers als bezoekers uit het ene dorp ruzie krijgen met bewoners van het dorp waar ze op bezoek zijn. Maar schelden op allochtonen en roepen dat immigratie op grond van geloof moet worden verboden is vager en gemakkelijker onder het volk te verkopen. Wie kent immers dat vreemde geloof van de Islam? Daar moet je dus bang voor zijn. Daar moet je dus vooral niet mee gaan praten, en zeker niet mee gaan eten.
Met klimaat is het ook zo. Ingewikkelde rapporten die door de gehele wetenschap worden onderschreven zeggen ons weinig. Elke morgen gaat de zon op en elke avond gaat de zon onder. Dat verandert echt niet en we worden al een beetje gevoelig voor politici die roepen dat alle pogingen om aan het weer iets te veranderen overbodig of overdreven zijn.
De Bijbel schrijft ons voor een paar keer per jaar te gaan eten met de vreemdelingen in ons midden. Dat moest bij de Tent der Ontmoeting en later bij de Tempel van Salomo. De Bijbel leert ons nergens bang voor te zijn, zelfs niet voor de dood. De Liefde van God overwint immers alle kwaad, de liefde van God heeft alle kwaad van de wereld al lang overwonnen.
Wij bidden tot God. Aan het begin van de lente vragen we Gods zegen over het zaad dat wij zaaien, de vruchten die wij planten en het gras waarmee we ons vee voeden. Maar God vraagt ons ook wat, God vraagt ons om dat wat ons toevalt te delen met hen die het nodig hebben. God vraagt ons ook goed te zorgen voor de aarde waarin het voedsel moet groeen. We hebben de neiging om God in het najaar dank je wel te zeggen en te vergeten dat we hadden moeten delen. We zijn dan net als die ongehoorzame pachters uit het verhaal. De levende Christus is in een dergelijke houding niet meer te herkennen, die hebben we dood gemaakt.
Maar de levende Christus, de God van de Liefde, laten zich niet dood maken. Ze roepen ons steeds weer op het goede te doen en daarmee het kwade van de wereld te bestrijden. Wijsheid is het eerste dat we daarvoor krijgen. En het inzicht dat de aarde zo mooi kan worden dat God zelf op deze aarde zal willen wonen. Daar zal nog veel voor moeten worden gedaan. Het werk wacht dus, aarzel niet maar vat aan.
Amen
Geef een reactie