Lezen uit de NBV21 Jesaja 59: 9-19 en Marcus 10: 46-52
Gemeente,
Mooie verhalen voor de zondagmorgen, zo werden de verhalen uit de Bijbel nog onlangs getypeerd, verder als de zondagmorgen moest je er overigens geen aandacht aan schenken, het zijn verhalen uit een oud boek dat ergens in een ver verleden is samengesteld en dat over vandaag de dag verder niets te vertellen kan hebben.
Vanmorgen hebben we weer van die mooie verhalen. Een profeet die in mooie taal vertelt hoe slecht de mens wel niet is en hoe slecht het met de mens zal aflopen. Als we naar buiten kijken zien we die slechte mensen wel, wij zijn het natuurlijk niet, wij blijven fatsoenlijk. En dan is er ook een verhaal over een arme blinde man die blij mag zijn dat hij weer mag zien. Zo’n wonder kan natuurlijk niet maar geeft toe, het is een mooi verhaal.
Als we zo de Bijbel willen lezen dan begrijpen we er weinig van. Die profeet zegt helemaal niet dat het met ons mensen slecht zal aflopen, integendeel, hij schildert een paradijs, en die blinde man ziet niet zomaar, die ziet iets wat voor iedereen eigenlijk verborgen was gehouden.
We moeten dus wat nauwkeuriger en wat dieper in de verhalen duiken.
De schrijver van dit gedeelte van het boek van de Profeet Jesaja durfde wel, wat hij zei lag misschien helemaal niet zo voor de hand. Geleerden die de oorspronkelijke teksten van het boek Jesaja hebben bestudeerd zijn het er over eens dat er meer mensen moeten hebben meegeschreven aan dit boek. Er is een profeet geweest die schreef totdat de mensen in ballingschap werden weggevoerd en er zijn mensen geweest die daarna het boek hebben afgemaakt. Het gedeelte van vandaag gaat over die teruggekeerde ballingen.
Die ballingschap was een zware tijd. Joden hebben generaties lang gewoond in Babel en waren direct dienstbaar aan koningen die, voor zover ze wisten, de hele aarde in hun macht hadden. Pas na generaties mochten ze terug. De schrijver van dit gedeelte is bang dat uiteindelijk niemand meer zal weten wat nu echt recht voor mensen zou zijn. Sion, of Jeruzalem, in elk geval de naam van de plaats waar de richtlijnen van de God van recht en liefde werden bewaard die het volk Israel in de woestijn had ontdekt, lijkt een vergeten en door onkruid overwoekerde plaats geworden.
De ballingen die terug keerden moeten aan het werk. Muren en huizen moeten er worden gebouwd, God doet dat niet voor hen. En ze moeten op de muren werken met een troffel in de ene en het zwaard in de andere hand. Voortdurend worden ze bedreigd. Velen van hen lijken het op te geven. Ze schreeuwen op straat dat die God van Liefde niet deugd, dat die alleen ellende brengt. Straks worden de vrouwen verkracht en worden wetten opgelegd die ze nooit gekend hebben. Spreekkoren tegen het recht van de armen worden aangeheven.
Maar de profeet heeft een visioen, God zelf zal Sion bevrijden. Er is en blijft één Heer op aarde en dat is niet de koning die in Babel regeert, maar dat is de God van Israel. Een geloof dat ook vandaag nog mensen in beweging zet, dat mensen gaan ingrijpen. De profeet roept op om die weg van Liefde te blijven volgen, om te blijven bouwen aan dat nieuwe Jeruzalem.
Er komt op deze aarde een paradijs. Als we alle mensen als broeders en zusters gaan zien. Als we alle mensen lief gaan hebben, zelfs onze vijanden zou Jezus ons later leren.
Iedereen die mee wil doen in het verhaal van Israel, die bij Jacobs nageslacht wil horen, heeft als het ware een contract met die ene Heer dat de woorden van het Recht gesproken mogen blijven worden, tot in eeuwigheid, het zal dus altijd mogen blijven doorgaan. Dat is pas hoopgevend.
Het kan dus echt, dat ballingen terugkeren, dat vrede uitbreekt, dat recht wordt gedaan aan mensen die vertrapt en verworpen worden. Het is de oproep om de grote stroom vluchtelingen te helpen en welkom te heten, ze horen ook bij ons, het was een aantal jaren geleden de oproep tot het veranderen van probleemwijken in prachtwijken en in tal van plaatsen in ons land is men aardig op weg. Het is het opvangen van probleemjongeren in buurthuizen en door buurtvaders.
Het is wel opletten geblazen in de steden en de dorpen van ons land dat de stem van mensen wordt gehoord en niet als lastig door machthebbers en rijken wordt gesmoord. Recht doen aan mensen is ook problemen serieus nemen en oplossen. Mensen die met moeite een goede baan hebben gevonden, die nauwelijks de armoede zijn ontstegen, mensen die eindelijk een droomhuis hebben maar die zomaar door een verandering in de economie of welke verandering in de samenleving alles weer kwijt zouden kunnen raken. Hoe minder je die mensen serieus neemt hoe sterker hun angst wordt en hoe harder ze gaan schreeuwen, ze schreeuwen van angst zeker in deze dagen.
Jezus van Nazareth hoorde dat schreeuwen. Dat was op zich al een wonder. Marcus beschrijft een pelgrimstocht naar de Tempel in Jeruzalem. Direct na het verhaal dat we vanmorgen gelezen hebben staat het verhaal van de intocht, dat verhaal met dat zingen en mantels op de grond en palmtakken die van de bomen werden gerukt.
Stel je dan Jezus eens voor. Temidden van een grote groep mensen trekt hij over de weg. Iedereen wil zijn aandacht. Een arme blinde die langs de kant van de weg zit te bedelen schreeuwt om zijn aandacht, maar de omstanders manen hem de meester met rust te laten. Te midden van al dat lawaai hoort Jezus toch de man schreeuwen en hij laat hem roepen.
Die man roept iets bijzonders. Hij roept Zoon van David, daarmee roept hij Jezus tot Koning uit. Marcus vertelt in zijn verhaal dat hier voor staat voortdurend dat Jezus vraagt of ze met niemand over zijn werk willen vertellen, geleerden noemen dat het messiasgeheim. En dan is er ineens een arme blinde man die ziet wat er echt gebeurd. De Koning der mensen trekt met het volk op naar de hoofdstad, op naar Jeruzalem waar nog de richtlijnen voor het inrichten van de samenleving als een menselijke samenleving worden bewaard.
De vraag of Jezus van Nazareth nu wel of niet genezen heeft zoals tegenwoordig een dokter geneest. wordt zelden gesteld. Dat is eigenlijk ook een gevaarlijke vraag. Want als dat zo zou zijn dan zouden alle andere blinden die niet zijn genezen kennelijk te weinig geloofd hebben.
Dit verhaal gaat dus niet over genezen, maar dit verhaal gaat over gehoord worden. Mensen die langs de weg zitten worden zelden gehoord. Als ze al eens opgemerkt worden krijgen ze een aalmoes toegeworpen. Aandacht is er nooit voor. Om aandacht te trekken is in ons land de straatkrant of de daklozenkrant bedacht. Een echte krant met leuke artikelen die verkocht wordt zoals alle andere kranten.
Alleen de opbrengst gaat naar mensen die langs de weg zijn komen te staan, want ook in onze samenleving komen er mensen langs de weg te staan. Denk niet dat het hun eigen schuld is. De schade die ze hebben opgelopen en die maakt dat ze buiten de samenleving zijn komen te staan, maar ook blijven staan, vaak is van veel vroeger. Ze zijn al langer niet gehoord en opgemerkt en het op straat komen te staan is vaak het einde van een lange lijdensweg.
Zo ook Bartimeüs. In de dagen van Jezus van Nazareth bleef er voor veel mensen niet veel anders over dan als blinde of lamme langs de weg gaan zitten en te gaan bedelen. Ze waren niet meer vooruit te branden. De weg had voor hen opgehouden en alleen aalmoezen hielden hen nog in leven. Maar Bartimeüs had ergens nog een sprankje hoop. Ooit zou er een moment komen dat iemand hem weer op weg zou helpen, ooit kwam er een dag dat er meer zou zijn dan een aalmoes, dat iemand hem weer als mens zou herkennen.
Wij zetten ons zelf soms ook aan de kant. Als er bijna gewelddadige discussies losbranden dan zwijgen we en gaan vaak zelfs niet naar de informatieavonden. We worden toch overschreeuwd. Maar het verhaal van Marcus stelt ons dan de vraag of we eigenlijk wel geloven. Komt dat nieuwe rijk van God er eigenlijk wel? En mogen we er aan werken? Of laten we zoals Jesaja verteld de stad over aan de bedrijvers van onrecht en is er geen mens die ingrijpt.
In het verhaal van Jesaja is het God zelf die het recht doet overwinnen. Hij trekt als een soldaat de wapenrusting van het recht aan. Paulus roept de gelovigen ergens op om de wapenrusting van het geloof aan te trekken. God doet een beroep op ons. Zijn kinderen zijn in nood en als wij zijn kinderen willen zijn dan zijn onze zusters en broeders in nood.
Het is vanaf de kansel gemakkelijk praten over recht en gerechtigheid en de keuzes die u schijnbaar moet maken. We zien misschien het onrecht wel maar of we het aandurven om op te staan en Jezus uit te roepen tot de enige Koning van de wereld is maar de vraag.
De PKN roept ons op om ons in te zetten voor de vluchtelingen van vandaag. En veel kerken kiezen vertegenwoordigers die het aandurven te blijven pleiten voor menselijkheid, die er voor blijven pleiten hun broeders en zusters die gevlucht zijn op te vangen.
En langzaam gaan meer mensen protesteren tegen de gevolgen van het toeslagenmisdrijf Wij lezen op zondag de oude verhalen, over een stad die kan worden opgebouwd, over een blinde die het gaat zien, over een pelgrim naar Jeruzalem die wordt uitgeroepen tot Koning van de vrede. De verhalen vragen elk van ons wat wij gaan doen, niet toen maar vandaag,iets als ingrijpen.
Amen
Geef een reactie