Lezen : Zacharia 8:4-8
Marcus 8: 22-26
Gemeente,
Zacharia is een profeet waarvan de profetie is opgenomen in het 12 profetenboek. Vroeger spraken we van de kleine profeten. Tot een vooraanstaand Bijbelweteschapper ontdekte dat de kleine profeten een heel duidelijke samenhang vertonen. Het eind van het ene deel is het begin van het volgende. Zo is dit boek in de Hebreeuwse Bijbel terecht gekomen, als één boek, geschreven op één boekrol, en zo zullen we het moeten lezen. Dat hele boek bij elkaar beschrijft de oorzaak van de ballingschap en de terugkeer uit de ballingschap. Zacharia schrijft voor de teruggekeerde ballingen.
Nu zijn profeten geen waarzeggers. Ze zeggen de waarheid geen toekomstvoorspellingen. Ze kijken naar hun samenleving en zeggen dan waar het op zal uitlopen als je zo door gaat. Daarbij stellen ze steeds de vraag of je samenleving is volgens de richtlijnen van de God van Israël, de God die het volk uit het slavenhuis heeft geleid, of worden er andere goden nagelopen, de goden van vruchtbaarheid, de goden van winst en profijt. Doet het volk recht aan de armen, aan de mensen die zorg nodig hebben of is het volk gericht om de winstmakers, de mensen geld nog meer te belonen,
In het gedeelte dat we vanmorgen gehoord hebben schetst Zacharia een vrolijke toekomst. Dat is niet voor niks. Over de ballingen die waren teruggekeerd wordt geschreven dat toen ze aan de opbouw van de Tempel en de muren rond Jeruzalem begonnen er soldaten op hen af werden gestuurd om de bouw stil te laten leggen. Die teruggekeerde ballingen konden wel een steuntje in de rug gebruiken. Opbouwen van je samenleving, van je stad onder bedreigende omstandigheden doet je snel de moed in de schoenen zinken. Twee jaar duurde het voordat Zacharia samen met Hosea de kans kregen de ballingen te wijzen op de goddelijke opdracht die ze via Cyrus hadden gekregen. Die opdracht lag in het archief en daarmee was de dreiging voorbij.
Maar waar loopt dat bouwen aan een stad voor God op uit? Op een samenleving waar je gerust je oude dag wil doorbrengen. Waar genoeg zorg is, waar ouderen gewaardeerd en verzorgd worden. Waar manifesten om de tekorten in de ouderenzorg te beschrijven niet meer nodig zijn. Waar de goddelijke richtlijnen voor de menselijke samenleving weer gelden. Het volk bekommerd zich dan weer om de richtlijnen van de God van Israël. Ze gaan weer naar de Tempel om te vragen hoe ze die richtlijnen in hun eigen stad of dorp moeten toepassen.
Wat hoort er wel en wat hoort er niet bij, bij die richtlijnen, bij de Weg van God. Jeruzalem is daarbij een voorbeeld. Een stad die zo dichtbij de Tempel is dat het daar niet moeilijk zou moeten zijn om de richtlijnen van God op een goede wijze uit te voeren. De berg waar de Tempel op is gebouwd, de berg Sion, is daarom een Heilige Berg, daar gaat het alleen nog over het verbond met God. Daar laten de Israëlieten zien dat wat ze gekregen hebben van God niet als hun eigen verdienste wordt gerekend maar dat ze het delen, met God in offers, in maaltijden met de armen en de vreemdelingen zoals dat staat in het boek Deuteronomium.
Maar het volgen van de God van Israël is niet gemakkelijk. Ezra en Nehemia beschrijven ook vijanden die zich verzetten tegen de nieuwe samenleving die aan het ontstaan is. Geleerden noemen die samenleving wel eens de Tora-staat, in dat land, bij dat volk is er geen andere wet dan de wet van God. Zacharia schetst wat het gevolg is van een land dat je op die manier inricht.
Sommigen zullen dat luchtfietserij noemen maar volgens Zacharia zullen op de pleinen van Jeruzalem oude mensen zitten steunend op hun stok vanwege hun hoge leeftijd, niemand zal sterven voor zijn tijd sprak Jesaja al. Er zullen talrijke kinderen spelen in de straten van Jeruzalem, geen kind zal meer sterven zei Jesaja al. Als alle ballingen nu eens terug keren, als iedereen de richtlijnen van God volgt dan gaat dat gebeuren.
Door Jezus van Nazareth en de Geest van God die hij heeft gebracht is het voor ons ook mogelijk geworden. Ook wij kunnen de hongerenden te eten geven, de naakten kleden, de vreemdelingen huisvesten, de gevangenen bezoeken, de weduwen en de wezen een eerlijk leven geven, de rechtspraak toegankelijk maken ook voor de armen. We kunnen dat elke dag weer, ook vandaag. Maar de samenleving die Zacharia ons schetst komt niet door een wonder tot stand, er zal hard voor moeten gewerkt.
Jezus van Nazareth had een hekel aan wonderen schrijft Marcus. Net voor hij in het Bethsaïda komt waarover we vandaag gelezen hebben had hij de Farizeeën uitgescholden nadat zij om tekenen hadden gevraagd. Hij wees zijn volgelingen op het delen van het brood dat hij gedaan had voor grote massa’s mensen, daar draaide het om, om dat delen.
Soms moet het lezen van verhalen als deze van vandaag voor de mensen voor wie ze oorspronkelijk geschreven zijn een grappig gebeuren zijn geweest. Eeuwenlang hebben archeologen gezocht naar Bethsaïda en uiteindelijk zijn er twee dorpen met die naam gevonden. Maar we moeten de verhalen niet apart lezen maar in hun verband. En dan lezen we over het delen van zeven broden en een paar vissen, en de nadruk die Jezus legde op dat delen en zijn weerzin tegen wonderen.
En vanmorgen hoorden we dat hij in het Vishuis is, dat betekent Bethsaïda namelijk, zou Marcus willen vertellen dat hij thuis is? De vis was immers het teken voor de Christus. Ook in dat vishuis zijn mensen die zich er niet bij neer leggen dat er een vriend is die het niet wil zien.
Men, en wie die men is is niet belangrijk, brengt een blinde bij Jezus. En die men vraagt niet gewoon maar smeekt Jezus iets te doen dat de blinde weer kan laten zien. In de psalmen staat dat een rechtvaardige is als een boom geplant aan levend water. Als Jezus deze blinde iets laat zien, ziet deze de rechtvaardigen rondlopen. Maar dan ziet hij alles helder, ze zijn namelijk op pad. En weer laat Jezus blijken van wonderen eigenlijk niet gediend te zijn. Hij gebruikt het speeksel waar in zijn dagen een genezende werking aan werd toegeschreven. En bij ons ook nog want wie kent niet de genezende werking van de kus van een moeder op een zere knie van haar kind.
Het gaat om mensen. Bij hem gaat het echt om mensen. Bij hem gaat het om de vrienden die zich niet neerleggen bij de bedelaar die hun blinde vriend kennelijk moet worden. Die vrienden hebben nog weet van de richtlijnen, dat je de naaste net zo moet behandelen als je zelf behandeld zou willen worden. Ze lopen vooruit op de belofte van de God van Israël als zijn richtlijnen worden gevolgd. Ja ze smeken voor hun vriend en smeken daarbij eigenlijk ook om de komst van het Koninkrijk waar Jezus het steeds over heeft.
Profeten hebben gezongen van de gevolgen. Jesaja laat de blinden zien, de doven horen, de stommen spreken en de lammen huppelen op de weg, op het pad, van de God van Israël. Zacharia schetst ons een samenleving waar ouderen een voorname plek hebben en kinderen vrij kunnen spelen. Johannes van Patmos laat de hele geschiedenis uitlopen op een aarde die zo hemels is dat God zelf op die aarde zou willen wonen. Daar is zelfs geen dood meer en geeft de zee haar doden terug, ook de Middellandse Zee geeft dan haar doden terug.
Aan ons om net als de vrienden van de blinde man ons niet langer neer te leggen bij onrecht, geweld, onderdrukking en armoede. We mogen van God elke dag opnieuw beginnen met de zorg voor onze zwakste broeders en zusters. En alle mensen op aarde zijn onze broeders en zusters. Er zal dus nog veel werk moeten worden gedaan, aarzel dus niet, vat het werk aan.
Amen
Geef een reactie