Gemeente,
Feesten doe je met elkaar, tenminste deden we met elkaar tot het coronavirus iedereen ging bedreigen. We mogen er elke dag aan denken. Maar het feest van Sint Maarten vieren we de komende week thuis. We gaan niet met de kinderen langs de deuren, we beschermen kinderen en grote mensen tegen besmetting met een dodelijk virus.
We horen nog wel eens verkondigen dat de mens zijn redder pas leert kennen in de hoogste nood. Daarom zouden we onszelf ineens heel erg slecht moeten gaan vinden. Want pas als de mens weet hoe slecht die is kan die mens de God van Israël leren kennen of zijn zoon Jezus van Nazareth Maar als we alleen op het slechte van de mens letten dan miskennen we toch een Bijbelse boodschap.
Natuurlijk het volk Israël was in ballingschap gestuurd omdat ze de geboden van de God van Israël hadden verlaten en vreemde goden waren nagelopen.. Maar de ballingschap was niet een daad van God maar het gevolg van het nalopen van andere goden.
Ook wij hebben de neiging om de goden van winst en profijt, van klatergoud en carrièrre belangrijker te vinden dan recht en gerechtigheid voor de armen. Maar de ballingen tot wie Jesaja zich in het gedeelte van vandaag richt zijn nog niet zo slecht. De oproep om de ballingschap te ontvluchten klinkt niet tevergeefs. Trek weg uit Babel, ontvlucht de Chaldeeën staat er en dan vooral niet stiekem, niet in het geheim, maar iedereen mag het weten dat de God van Israël zijn volk vrijkoopt. Stijg boven jezelf uit.
De graven van de Engelse soldaten op de vele kerkhoven in ons land mogen ons vandaag herinneren aan mensen die boven zichzelf uitstegen. De vrijheid en de welvaart die we nu hebben danken we aan mensen die zo boven zich uit stegen dat ze hun leven voor een samenleving als de onze overhadden. Meer dan hun leven konden ze niet met ons en onze kinderen delen.
De ballingen in Babel waren tijdens hun ballingschap weer teruggegaan naar hun eigen geschiedenis. Er waren nog documenten van hun koningen bewaard, er waren nog verhalen uit tempels en heiligdommen over de God van Israël, die geheimzinnige woestijngod die niet aan een land of een stad geboden was maar die meetrok met een volk, een God die een verbond sloot met een volk alsof het twee gelijkwaardige partners waren. Ze hadden nog brieven en geschriften van profeten. Al die verhalen, documenten, geschriften werden bij elkaar gelegd en tot een complete eenheid gemaakt.
Dat was het begin van wat wij nu de Bijbel noemen. Daar stond in hoe die God van Israël met mensen omgaat en wat die van mensen verwacht. En dat was eigenlijk een geweldig verhaal dat zich laat samenvatten als “Heb God lief boven alles en uw naaste als uzelf”. Daar staken de goden van Babel maar schril bij af, die moesten in leven worden gehouden door het voedsel dat aan hen geofferd werd.
Zo zat het niet bij de God van Israël. Die liet niet varen het werk dat zijn hand begon, die God was ook in de ballingschap de God van Israël. Van die God leren we vrede. Niet zomaar vrede als een pauze tussen twee oorlogen maar vrede als een rivier. Rivieren die traag door oneindig laagland gaan, rivieren net als de ballingen de rivieren Eufraat en de Tigris hadden leren kennen, paradijselijke rivieren.
Nageslacht krijgt een volk, talrijk als het zand van de zee. Bij een volk dat gerechtigheid voortbrengt, een volk dat talrijk is als de golven van de zee wil je wel horen. En gerechtigheid betekent dat elk mens tot zijn of haar recht komt. Daarvoor moeten we dus uittrekken uit het land van de ballingschap. Daarvoor noeten we in onze dagen durven breken met het voorop stellen van winst en profijt, van klatergoud en carrière, moeten we voorop stellen hoe het met de minsten in onze samenleving gaat. Hoe het gaat met de zwervers in de stad, de hoeren en tollenaars uit het nieuwe testament en de weduwen en de wees uit het oude Testament.
Hoe gaat het met de gedwongen prostituees, de bezoekers aan de voedselbanken, de hongerenden in Afrika, de gewetensgevangen in de wereld, de zieken en gehandicapten, de mensen die langs de kant van de weg zijn gezet en al die talloze slachtoffers van oorlog en geweld in de wereld. Elk van ons kan slachtoffers van de zwarte kanten van onze samenleving noemen die het rijtje eindeloos kunnen aanvullen. Daarop bedacht zijn is dus onze eerste opdracht.
Maar het is voor ons ook een duik in de woestijn, loslaten van winst en profijt, van carrière en inkomensgroei voor onszelf is een risico. Over dat risico gaat de lezing uit het Evangelie van vanmorgen. Het is een gelijkenis, maar wat is een gelijkenis? Een gelijkenis is wel eens een raadselspreuk genoemd, geladen met macht, een woord uit een Koninkrijk waarin enerzijds dingen worden geopenbaard maar anderzijds zaken gesloten blijven. Het koninkrijk Gods wordt uitgedrukt in gelijkenissen In die gelijkenissen komt de macht van dat Koninkrijk op ons af.
Jezus van Nazareth probeert in gelijkenissen antwoorden te geven op vragen die hem worden gesteld. Op de vraag “wie is mijn naaste” geeft hij als antwoord de gelijkenis van de Barmhartige Samaritaan. Op de vraag hoe je je moet voorbereiden op het einde van de geschiedenis is het antwoord een paar gelijkenissen, waaronder die van de wijze en dwaze meisjes, met de brandende lampen en het verhaal over de talenten.
Dat verhaal uit het Evangelie naar Matteüs zal in onze dagen in kringen van bankiers wel populair zijn. Want het lijkt een verhaal over risico’s nemen en rendementen behalen. Er wordt je een bedrag toevertrouwd en naarmate het bedrag groter is moet je meer opbrengst verdienen, telkens een rendement halen van 100 procent en dus meer risico nemen. Waar dat toe leidt als je dat aan bankiers over laat hebben we kunnen merken. Vooral als aan de resultaten ook nog grote beloningen zijn verbonden en wie dit verhaal goed leest zal opmerken dat de beloningen een grote rol spelen. Geen resultaat betekent in elk geval ontslag.
De prikkel van buitensporige beloningen op het behalen van grote rendementen wordt tegenwoordig een perverse prikkel genoemd. Maar ook in het Koninkrijk van God wordt je toch uitgedaagd risico’s te nemen en rendement te behalen. Je hoeft er zelfs geen bankier voor te zijn met gespecialiseerde opleiding en toestemming van de toezichthouder. In dit verhaal uit Matteüs kan iedereen meedoen. Of je nu veel kunt of weinig maakt niks uit, als je maar mee doet. Je hoeft ook niet bang te zijn dat je te weinig doet. Je krijgt net zoveel talenten als je aankunt. Pas als je je door angst of onverschilligheid laat verlammen en niks meer doet dan loopt het verkeerd af.
In het verhaal dat we gelezen hebben is het de angst die verlamde: De Heer oogst waar hij niet gezaaid heeft, de Heer is een gestreng Heer, klinkt het. Maar wat zijn dan die talenten waarmee ook wij mogen woekeren? Dat zijn dus niet bijzondere vermogens waarmee je meer zou kunnen dan een ander, want de hoeveelheid talenten is al afgestemd op wat je aan kunt. Het gaat dus niet om een bijzondere intelligentie, of een bijzondere handigheid. Iedereen in het verhaal kreeg immers een talent?
Nee de talenten waarmee ook wij mogen woekeren zijn het goud van God en dat kennen we. Het goud van de God van Israël is de liefde voor de armsten en de zwaksten. Je daar mee bezig houden en de liefde voor de naaste vermeerderen dat is pas woekeren met talenten. Dat kan in het groot, maar dat kan ook in het klein, thuis desnoods.
Woekeren met de talenten van God is onvoorwaardelijk liefde geven. Het rendement is de liefde die gegeven is, niet of het echt beter is gegaan, onze God bepaald immers zelf wat er met zijn liefde wordt gedaan, het is genade dat wij daarvoor de instrumenten mogen zijn.
Onze wereld is voor ons niet maakbaar, in je eigen omgeving niet en in de grote wereld ook niet. Maar alle liefde die onbaatzuchtig wordt getoond draagt bij aan een betere wereld. Aan het eind van zijn evangelie vertelt Matteüs dat wij de opdracht kregen om alle mensen op aarde te dopen, tot de aarde voltooid zal zijn vertaald de Nieuwe Bijbelvertaling. Dus door alle mensen te betrekken bij die liefde van de God van Israël doen we mee in het scheppingswerk dat nog steeds bezig is.
Meewerken met God in het voltooien van zijn schepping is dus niet om die God voor ons te winnen, handeltjes zijn er niet te drijven met de God van Israël. Het is ook niet uit dankbaarheid, we moeten maar afwachten wat de Heer vindt van ons woekeren met zijn talenten. Maar dankbaarheid voelen we zelf als we de liefde delen die we van onze God voor onze naasten hebben gekregen. Wie die liefde heeft zal voortdurend meer ervan krijgen om weer weg te geven. Wie de liefde alleen voor zichzelf houdt die zal alles verliezen en nooit geliefd worden. Delen van de liefde leidt onherroepelijk tot een feestmaal, de maaltijd waar niemand meer honger heeft en alle leed zal zijn geleden. Dat brengt ons terug bij de oorsprong van het Sint Maarten feest en het Carnaval. Als je rijk bent dan deel je en neem je deel aan het feest van delen.
En elk delen is een reden tot grote vreugde en nog grotere dankbaarheid, als je dat eenmaal hebt ervaren wil je er nooit meer mee ophouden. Begin dus vandaag maar te woekeren met je talent lief te hebben, elk voor zich en samen als gemeente, dan ben je klaar om de Heer te ontvangen wanneer hij komt en wanneer je er tot in eeuwigheid mee mag doorgaan.
Amen
Geef een reactie