Lezen: Psalm 90
Lucas 2: 21-24
Gemeente
We hebben het wel over de laatste avond van het jaar en over het nieuwe jaar, maar kerkelijk gezien is dat eigenlijk flauwekul. De Bijbel zegt dat voor onze God duizend jaar als 1 dag zijn. En dat we na de kortste dag van het jaar weer naar het licht gaan en daarom eerst feesten en dan een nieuw jaar laten beginnen is van zo’n Heidense oorsprong dat we als Kerk daaraan niet meedoen. Vroeger dacht men immers dat men de boze geesten van het duister met knallen en vuur moest verjagen om weer licht te krijgen. Gelovigen in de God van Israël hadden geleerd dat die God had gesproken over licht en dat zijn woord vlees was geworden. Niks verjagen en opnieuw beginnen. Het nieuwe begint met de verwachting van de bevrijding door de God van Israël. Ons kerkelijk jaar begint dan ook op de eerste zondag van de Advent en loopt uit op die bevrijding.
We zijn dus al even op weg, maar ja thuis ontkomen we toch niet helemaal aan de jaarwisseling die buiten de kerk wordt gevierd, dus we laten ons in de kerk vanavond daar ook maar een beetje door beïnvloeden. De dienst op Oudejaarsavond wordt nog op heel veel plekken in Nederland gevierd. Het is ook al een oude traditie, ik weet nog dat mijn ouders steevast op Oudejaarsavond naar de kerk gingen. Wij kinderen hoefden niet mee maar zij zongen altijd het oude lied van Rijnvis Feith “Uren dagen maanden jaren vliegen als een schaduw heen” De jaarlijkse herhaling van het lied en de afkomst uit de romantiek van de negentiende eeuw maakte dat het lied op den duur versleten raakte.
De dienst op Oudejaarsavond staat echter niet op de roosters van diensten en lezingen in de kerk. Hij hoort er volgens de wetenschappers die liturgische adviezen geven niet thuis, wel de dankdag en biddag voor gewas en arbeid maar niet de Oudejaarsavond. Het was dus even zoeken naar de lezingen voor deze avond en ook daarvoor ben ik uiteindelijk bij mijn ouders uitgekomen, mijn moeder leeft gelukkig nog. Er wordt op deze avond veel gelezen uit de Psalmen, Psalm 121 die we aan het begin hebben gezongen en Psalm 90. Over die Psalm wil ik het om te beginnen even hebben.
Psalm 90 wordt toegeschreven aan Mozes. De man die opgroeide in Egypte, moest vluchten naar de woestijn en er uiteindelijk in slaagde het volk uit Egypte te leiden en in het hart van de woestijn van God de wet kreeg waarom het uiteindelijk allemaal draaide. In deze Psalm wordt geen mooi leven beloofd. De beste jaren van ons leven zijn moeite en leed. Heel langzaam wordt de leeftijd die we kunnen bereiken wel wat hoger maar 70 en voor de sterken 80 klinkt nog steeds mooi als je jong bent. Die hoge leeftijd is overigens alleen te bereiken als je een klein beetje aan je gezondheid denkt. Een half uur per dag bewegen, niet roken, matig met alcohol, twee stuks fruit en 200 gram groente en weinig vet en zout. Het is allemaal zo moeilijk niet. De moeite en leed waarover Mozes het heeft gaat over het als blijvend uitgangspunt voor je handelen nemen van de richtlijnen voor de menselijke samenleving die het volk in de woestijn had gekregen..
Dat lukte uiteindelijk ook Mozes zelf niet. Van een ander houden als van jezelf is behoorlijk moeilijk als die ander zeer irritant is en het bloed onder je nagels vandaan haalt. Blijf dan maar eens vriendelijk en het echte belang van die ander in de gaten houden. Dat gezond leven om wat ouder te worden is er overigens ook om van jezelf te houden. En als je zo leeft en voor jezelf zorgt is het ook wat gemakkelijker om dat voor een ander te doen. Stiekem toch een sigaretje, of een vette hap doet alleen jezelf de das om. Daar kan je je dan weer schuldig over voelen of last van krijgen. Deze psalm beschrijft het allemaal. Het mooie is natuurlijk dat je elke dag, ja elke minuut weer overnieuw mag beginnen. Daarom kan Mozes vragen om vreugde, het lukt je vast wel een keertje, en ieder die weet wat het is echt wat goeds voor een ander te kunnen doen kent ook de diepe vreugde die dat kan geven. Het werk van je handen wordt dan bevestigd heet dat in deftige taal.
Gaaf, het werkt, het is gelukt zeggen we tegenwoordig. En al is er moeite en leed voor nodig, het is het dubbel en dwars waard. Daarom is het ook zo mooi dat het elke dag opnieuw mag. De maat van de Bijbel is immers de dag en niet het jaar, met de dag is het begonnen, het was avond geweest en het was morgen geweest, de eerste dag en dat zo zes maal door en op de zevende dag mogen we rusten. Op die zevende dag mogen we weten geen slaaf te zijn, mogen we vieren bevrijdt te zijn, niet alleen meer van de slavernij in Egypte, maar ook bevrijdt te zijn van de dood. Die bevrijding staat ter discussie, we worden weer slaven gemaakt van productie en consumptie, ook op de eerste dag van de week, de dag waarop wij de bevrijding zijn gaan vieren na de opstanding uit de dood van Jezus van Nazareth. Ook op die eerste dag van de week moeten wij ons in onze dagen dienstbaar maken aan productie en consumptie. De strijd voor de zondagsrust gaat dus niet om een of andere particuliere godsdienstige regel, een regel afkomstig uit duistere tijden, maar gaat om bevrijding voor iedereen, wij zijn ook vandaag de dag geen slaven, niet van werken, niet van consumeren, niet van winkelen dus. En wij willen ook anderen niet in slavernij brengen, niet van onze regels, niet van onze godsdienst, maar ook niet van onze behoefte aan consumptie, niet van onze lust naar winst en profijt.
Die bevrijding speelt in het leven van Jezus van Nazareth van begin af een grote rol. Hij zal zijn leerlingen twee aan twee het land in sturen om de armen hun bevrijding aan te kondigen. Hij heet zelfs naar de bevrijding, Jezus in het Grieks, Jehoshua of Jozua in het Hebreeuws en God bevrijdt als je het in het Nederlands zou willen vertalen.
Jezus krijgt die naam op de achtste dag. De nummering van de dagen en de aanduiding er van speelt in de Bijbel altijd een rol, het betekent iets. Want de achtste dag is immers ook de eerste dag. Nu maakt de Bijbel daar wel een onderscheid in. Op de achtste dag wordt een feest van zeven dagen afgesloten. In dit geval sluiten Jozef en Maria het feest van de geboorte af. Kerstfeest is voorbij en dus breekt het gewone leven aan. En Kerstfeest wordt afgesloten met het opnemen van Jezus in het volk Israël, hij wordt besneden, van Abraham valt te leren dat je vijanden dan niet de voorhuiden van de soldaten mee kunnen nemen, je bent dan als besnedene onoverwinnelijk.
Jozef en Maria waren zeer wetsgetrouwe inwoners van Israël. Ze waren niet thuis gebleven zoals de Keizer had bevolen maar waren naar de plaats gegaan die God hen had gegeven, de akker van Noömi en Ruth in Bethlehem. Ze waren immers uit het huis en het geslacht van David. Daarom ook heeft Matteüs Ruth opgenomen in het geslachtsregister van Jezus. De afronding van het geboortefeest vindt dan ook plaats volgens de leer van Mozes, in de Tempel waar elke eerstgeborene werd opgedragen aan de God van Israël. Het volk werd er zo aan herinnerd dat eerstgeborenen niet geofferd werden, niet hun leven hoefden te verliezen. Samen brachten Jozef en Maria het offer van de armen, twee duiven, minder kon niet.
Zo sluiten wij het jaar af. Met het verhaal van bevrijding nog in de oren. Niet de kwade geesten hoeven verdreven te worden. Niet het geweld hoeft ingezet te worden om geweld te bestrijden. Omkijkend beseffen we dat we het goede mogen inzetten om het kwade te bestrijden. Mogen we het goede inzetten om ook de kwade dagen, de storm en de onrust, te doorstaan. Zo steunen de stok en de staf van onze God onze gang soms door een donker dal, niet dat het duister verdwijnt maar we mogen er een groot licht zien. Het licht van Pasen als de dood zal zijn overwonnen.
Zo mogen we het feest gaan vieren van oud en nieuw, want uiteindelijk is de aarde bedoeld als een paradijs, een tuin waarin we met God mogen wandelen, een aarde waar de lammen weer lopen, de blinden weer zien, de bedroefden getroost worden, de onreinen gereinigd worden, de armen de bevrijding wordt aangezegd, de doden mogen leven. Profeten hebben het ons aangezegd, Jezus heeft ons voorgeleefd. De engelen zongen het in de Kerstnacht, vrede op aarde en in de mensen een welbehagen, de apostelen trokken de wereld in om het ons te vertellen, tot aan de einden der aarde. Mogen wij zo het nieuwe jaar ingaan, als gezegende mensen op weg naar het land dat overvloeit van melk en honing, terwijl we iedereen mee nemen die aan de kant van onze samenleving dreigt te blijven staan. We trekken het nieuwe jaar in als de pelgrims die op de hoogtijdagen optrokken naar de Tempel in Jeruzalem om daar maaltijd te houden met hun familie, de tempeldienaren, de armen en de vreemdelingen die bij hen waren. Die pelgrims zongen en dansten en als ze een koning meenden te zien hesen ze die op een ezel, spreiden hun mantels uit op de weg en rukten de takken van de bomen. Zo gaan wij zingend en dansend een nieuw jaar in, om elke dag het goede te kunnen doen en niet dan het goede.
Amen
Geef een reactie