Lezen: Jesaja 52: 7-10
Johannes 1: 1-14
Gemeente
Met het verhaal uit Lucas 2 dat in de kerstnacht is gelezen nog in de oren breekt voor ons de eerste kerstdag aan. Vanouds heeft de kerk het op deze eerste kerstdag over de bodes die de komst van de bevrijder, de Messias aankondigen. We lezen daarom uit het boek van de profeet Jesaja, waar de terugkeer van de ballingen wordt bejubeld en uit het evangelie van Johannes waar het optreden van Johannes de Doper in perspectief wordt gezet. Zwijgen we dan over het verhaal over Jozef, Maria, het kindje en de herders? Nee toch? We hebben het vanmorgen aan de kinderen proberen te vertellen, maar dat verhaal mogen we niet geïsoleerd, als een alleenstaand verhaal lezen. Want volgens Johannes gaat dat verhaal uit Lucas 2 ook over ons. En in de woorden van Johannes klinken alle vier evangelieverhalen door. Matteüs begint zijn verhaal met het geslachtsregister en ook Lucas kent dat. De komst van Jezus van Nazareth is de bekroning van bevrijdingsverhalen die begonnen zijn bij het begin van de geschiedenis, vertellen zij. Marcus begint met de boodschapper die de komst van Jezus van Nazareth aankondigt en waarheen heel het volk te hoop loopt, Johannes de Doper. In het verhaal van Johannes de evangelist horen we allebei. De boodschapper en de geschiedenis.
Het eerst hebben we vanmorgen gehoord van de boodschapper in de lezing uit het boek van de profeet Jesaja. Het is een lied dat aangeheven wordt in een zeer onverwachte maar tegelijkertijd ook zeer welkome situatie. Ook in de dagen van deze Jesaja is er sprake van een Keizer, keizer Cyrus in dat geval. Deze Keizer gaf het bevel dat de ballingen in Babel terug moesten keren naar Jeruzalem om daar de Tempel weer op te bouwen. Ze kregen zelfs de gouden en zilveren voorwerpen weer mee, die ooit uit Jeruzalem waren gestolen, om weer te gebruiken in de eredienst in de herbouwde Tempel. De wachters op de muren horen de vreugde over de terugkeer van Sion, de berg van de Tempel, het hart van de godsdienst van Israël, daar werd de Wet bewaard van heb Uw naaste lief als Uzelf, daarvan ging recht en gerechtigheid uit, de belofte van de bevrijding van de armen.
Was er eerst de vraag aan de Wachters hoe lang de nacht nog zou moeten duren, nu breekt het licht van een nieuwe dag aan, een nieuw begin voor het volk Israël op de Weg met de God van Israël. En over dat nieuwe begin spreekt ook evangelieschrijver Johannes. Om misverstanden te voorkomen: Johannes schrijft niet een natuurkundeboek, niet de geschiedenis van hoe wetenschappelijk verklaard de aarde tot stand is gekomen. Maar van dode steen en ongedefinieerde planten kan een mens niet leven. En daar komt de God van Israël ter sprake. Die brengt scheiding aan, tussen licht en donker, tussen land en water, tussen boven en beneden, tussen dag en nacht en zet een hemel als schild boven de aarde om mensen daar te laten leven. De liefde voor het leven van de God van Israël schept een tuin waar mensen onbezorgd kunnen leven. Het Woord dat zegt dat je je naaste lief moet hebben als jezelf, het Woord dat chaos schept tot mensenland, is er van het begin bij, zonder dat woord is er geen leven en in dat Woord is het leven pas.
Dat Woord is geen geestelijk gebeuren dat buiten tijd en ruimte staat. Niks geestelijks, niks buiten de dagelijkse werkelijkheid zegt Johannes ons, dat woord is mens geworden en heeft onder ons gewoond. Dat woord heeft handen en voeten gekregen. Eindelijk hebben we kunnen zien hoe God mensen naar zijn beeld en gelijkenis wilde scheppen. Want wie op Jezus van Nazareth ziet, ziet God, zij hij zelf. Maar in Jezus van Nazareth zien we ook iets over de aarde die God voor ons zou willen scheppen.
Dat is een wereld waar profeten als Jesaja het al over hadden gehad. Waar tranen gedroogd zijn, waar blinden zien en lammen lopen, waar recht en vrede heersen. Waar de leeuw en het lam samen rusten en waar een kind speelt in het hol van de adder. Dat is niet de wereld waarin wij ons bevinden, die wordt bepaald door de machtigen en de rijken, door regeringen en dictators, door de Koningen en Keizers die ook in de dagen van Maria en Jozef de macht in handen dachten te hebben. Jezus van Nazareth begeeft zich naar de hoeren en de tollenaars, naar de zieken en gehandicapten, de mensen die buiten de geordende samenleving staan. Want pas als de mensen die worden buitengesloten weer mee gaan doen, mee kunnen doen, dan pas begint de aarde, Gods aarde van de mensen te worden. Het is het licht dat in onze duisternis schijnt. Het licht dat de herders zagen en dat hen bevrijdde van de angst, het licht dat hen weer mee kon laten doen. En terecht zingt het lied van de herders die lagen bij nachte dat er een straal uit hun ogen schoot naar het kind daar beneden. Dat kind in die voederbak op de akker van het geslacht van David was voldoende, daar kon niemand tegen op, de duisternis heeft het niet overwonnen. Zelfs niet met een geboorte buiten op het veld.
Matteüs en Lucas leggen de nadruk er op dat hier de Christus geboren werd, de gezalfde, zoals koning David ooit door Samuel gezalfd werd buiten in het veld, in Bethlehem. Eigenlijk had je moeten verwachten dat de duisternis het wel zou overwinnen. Dat Romeinse Rijk beheerste de hele toenmalige aarde, wie denkt zo’n macht te kunnen weerstaan. Wat de volkstelling betreft lukte het weerstaan op de duur ook niet schrijft Lucas. De eerste volkstelling werd gehouden toen Quirinius landvoogd over Syrië was, en die Quirinius werd landvoogd een jaar of 10 jaar na de geboorte van Jezus van Nazareth. Maar in de donkerste duisternis mogen we toch het licht van kerstmis blijven zien. Daar zijn getuigen van. In het verhaal van Johannes treedt een getuige op. Iemand die heeft gezien wat er is gebeurd. Iemand die het licht heeft gezien, die een lichtje is opgegaan. Die niet zelf het licht was maar die het licht heeft gezien en er dus van kon getuigen. Ook in onze dagen kennen we zulke getuigen.
Ik moet dan altijd denken aan de Duitse theoloog Dietrich Bonhoeffer. Vanaf het optreden van de nazi’s getuigt hij als predikant en leraar dat hun leer in strijd is met het Evangelie. Uiteindelijk beland hij in het concentratiekamp waar hij ook vermoord zou worden. In dat kamp schreef hij veel brieven, je kunt ze nalezen in het boek Verzet en Overgave. Op 17 december 1943 schrijft hij aan zijn ouders: “willen jullie alsjeblieft geloven dat Kerstmis ook mij een paar mooie uren zal brengen en dat ik echt niet zal zitten kwijnen van verdriet” Mooie uren door Kerst in het concentratiekamp, dat kan alleen als een straal uit je eigen ogen valt op het kind in de voederbak en je beseft dat daar de bevrijding van al het kwaad in de wereld is begonnen. En een jaar later, een paar maanden voor hij ter dood gebracht zou worden, schrijft hij een kerstlied, in het concentratiekamp. Dat lied staat ook in ons liedboek, we zingen het vaak rond oud en nieuw en daar past het ook het beste. De begin regel wil ik U niet onthouden. Het gaat zo: “Door goede machten trouw en stil omgeven, behoed, getroost, zo wonderlijk en klaar, zo mag ik deze dagen met U leven, en met u binnengaan in ’t nieuwe jaar.
Meestal hebben wij geen oog voor de zieken en gehandicapten onder ons, voor de armen en de hongerigen in de wereld. Meestal laten schendingen van mensenrechten ons onberoerd en accepteren we gelaten dat onze regering 1 miljard bezuinigd op ontwikkelingssamenwerking. Dat de God van Israël te vinden is onder de losers is maar moeilijk te aanvaarden. Zelf beriep hij er zich op slaven uit Egypte bevrijdt te hebben, ballingen uit Babel te hebben laten terugkeren, op te komen voor de weduwe en de wees, recht te doen aan de armen. Wij kijken toch eerder naar de winnaars dan naar de losers. Wij kijken naar idols, en succesfiguren. Maar juist met kerst wordt alles toch een beetje anders. Met kerst kunnen we leren dat licht te weerkaatsen, zelf het licht te gaan uitstralen dat met Jezus van Nazareth in de wereld is gekomen. Kerst is het jongste feest in de kerkgeschiedenis. De oude kerk koos de donkerste periode van het jaar om ons aan de betekenis van dat licht te herinneren. Het licht schijnt in de duisternis en de vraag aan ons is om het te aanvaarden. Dan zullen zelfs wij kinderen van God genoemd worden, dat staat er gewoon, wij kunnen kinderen van God zijn. Willen wij het licht van Bethlehem, het licht van God, aanvaarden?
Voor die vraag hebben we telkens boodschappers nodig. Mensen die ons weer oproepen het licht te zien. Wij volgen de roep van Johannes de doper in de woestijn om de Weg van de Heer te bereiden. Daarom komen in de kersttijd christenen bij elkaar om fruit in te pakken en rond te brengen bij zieken, bejaarden en eenzamen, als symbool van de verbondenheid die een Christelijke gemeente met de zwaksten in onze samenleving wil vormen. Daarom hoor je overal dat er aandacht is voor zwervers, voor slachtoffers, voor ouden en zieken, voor mensen met een laag inkomen, voor kinderen in arme landen. Vandaag hebben we hier een bijzondere aandacht voor daklozen. Daklozen een huis geven hoort bij dat werken aan die nieuwe aarde die met Kerst begonnen is, toen de hemel op aarde kwam. Als herinnering daaraan halen we groene bomen in onze huizen en in de kerk die we versieren. Niet om, zoals in de grijze oudheid, de goden te leren hoe vruchtbaarheid er uit ziet, maar omdat we geloven dat ook in de diepste duisternis onze God ons zal leiden aan grazige weiden en omdat ook als het er helemaal niet naar uitziet wij geloven dat er voor iedereen te eten is. Daarom kunnen kerstmaaltijden overvloedig zijn.
Maar een oude Christelijke traditie is om bij die kerstmaaltijden ook een plek open te houden voor de armen, de daklozen, de mensen buiten onze maatschappelijke orde. Dan weten we op kerstochtend ons licht weer aan te steken aan de Paaskaars omdat we weten dat we zullen opstaan tegen de dood, dat nieuw leven onder ons begint en dat we het licht ervan mogen zien. Want we hebben een kerstnacht, een kerstochtend en morgen zelfs een tweede kerstdag maar daar blijft het niet bij. Van hier gaan we op naar Pasen als ook de dood wordt overwonnen en uiteindelijk zien we uit naar een nieuwe hemel en een nieuwe aarde waar alle tranen gedroogd zullen zijn. Om het verlangen naar die nieuwe aarde gestalte te geven mogen we er aan gaan werken. Elke dag, Kerst of geen kerst wacht dat werk aan het Koninkrijk van God op ons. En elke week komen gemeenten bij elkaar om dat met elkaar te delen, over de hele wereld, ook hier in de Oude Ursulakerk en in Dirkshorn komt de gemeente bij elkaar. Want waar twee of drie in de naam van Jezus van Nazareth bijeen zijn is hij zelf aanwezig, ook hier mag iedereen daar aan meedoen. Net als vanmorgen, zelfs komende zondag komt de gemeente bij elkaar en ook de komende tijd, ook in het nieuwe jaar.
Amen
Geef een reactie