Lezen: 1 Koningen 19: 19-21
Lucas 9:51-62
Gemeente,
In de Bijbel staan een heleboel verhalen over de roeping van mensen. Vanmorgen horen we over de roeping van Elisa. Hij wordt geroepen door de profeet Elia en het eerste dat ons mag opvallen is dat God ons niet direct hoeft te roepen maar dat God ons ook door een ander mens kan roepen om zijn Weg te volgen.
Elia heeft nog wel de opdracht van God gehoord om Elisa te roepen. Elia hoorde dat op de Horeb. Hij krijgt de opdracht drie mensen te zalven, Hazaël tot koning van Aram, Jehu tot koning van Israël en Elisa tot de opvolger van Elia. Alle drie zullen het werktuigen worden voor de vernietiging van de Baäl. Alle aanbidders van de Baäl zullen worden gedood en aangezien het grootste deel van het volk de Baäl aanbad blijft er nog maar een handvol levenden over. Het zal overigens nog wel duren voor Elia aan het zalven toe kwam. Eerst moet Elisa gevonden en geroepen worden en daar gaat het over in het gedeelte dat we vanmorgen gehoord hebben.
Bij ons is de oogstmaand nog niet aangebroken. Toch kunnen we ons hier wel een voorstelling maken van het beeld dat Elia treft als hij Elisa vindt. We krijgen ook hier de beelden te zien van de combines die naast elkaar enorme akkers met graan maaien en dorsen. In een enorme rij naast elkaar lijken die machines zelfstandig eindeloze vlakten met graan af te werken. Zoiets moet ook Elia ervaren hebben. Twaalf span ossen naast elkaar vraagt een hele grote akker. Aan het getal twaalf zou je bijna zeggen dat heel het volk samen de akker aan het bewerken is. Elisa hoort dan bij de twaalfde stam van Israël.
Elia begint met het gooien van zijn mantel over Elisa heen. De mantel tekent de profeet en is het ambtsgewaad van de profeet. Als Elia op het eind van zijn verhaal in een vurige wagen naar de hemel gaat daalt de mantel neer op Elisa. Elisa gaat echter niet zomaar met de profeet mee. Hij vraagt eerst of hij afscheid mag nemen van zijn vader en zijn moeder. Wie zijn vader en moeder zijn? Jezus van Nazareth zou later zeggen dat zijn vader en moeder degenen zijn die de wil van zijn Vader doen, zijn vrienden en volgelingen. Zoiets laat ook Elisa zien. Hij breekt de ploeg in stukken, slacht de ossen en deelt die uit aan zijn knechten, breken en delen. Waar kennen wij dat nog van? Het lijkt of hij eerst de maaltijd aanricht die in Deuteronomium staat voorgeschreven, met je slaven, je knechten, de armen en de vreemdeling die onder je woont. Elisa maakt zich ook los van zijn eigen stam, hij deelt nu met heel Israël.
Pas nu wordt hij de dienaar van Elia, uit eigen keus. De zorg die Elisa heeft voor zijn knechten, zijn naasten bij het ploegen hoort niet bij het rijtje smoezen dat Jezus van Nazareth schetst in het gedeelte dat we vandaag gelezen hebben uit het Evangelie van Lucas. Ook daar gaat het over het afscheid van vader en moeder, de zorg voor de akker, het ploegen, en de huisgenoten van wie afscheid genomen moet worden. Maar die smoezen lijken allemaal gericht op het eigen aanzien. Niet op het delen met het hele volk. Het is dan ook een bijzonder verhaal dat ons daar verteld wordt.
Jezus van Nazareth gaat zijn weg naar het einde en het Evangelie van Lucas vertelt ons dat dat einde ligt in Jeruzalem. Letterlijk staat er dat hij op weg gaat naar zijn opneming. Nu staat de opneming verderop in de Bijbel voor wat wij zijn gaan noemen de Hemelvaart. Het eerste vers van onze lezing uit Lucas markeert echter een nieuw begin in het verhaal, net als in het Kerstverhaal staat hier “En het geschiedde”
Daar in Jeruzalem was het verhaal ook begonnen. Aan het begin van het Evangelie van Lucas staat Zacharias, de priester zonder hoop en verwachting die met stomheid geslagen wordt als hij ontdekt dat de verwachting die hij en zijn vrouw altijd gehad hadden toch nog uit zal komen. Maar ook het einde van het verhaal ligt in Jeruzalem. In Jeruzalem immers is de Tempel waar de Tora, wordt bewaard. De Wet van heb je naaste lief als jezelf. Vanuit Jeruzalem zal die wet de wereld in moeten, tot aan de einden der aarde, dat is de opdracht die de leerlingen zullen ontvangen. Nu moeten ze leren hoe ze met die wereld om moeten gaan. Wat nu als ze helemaal niet welkom zijn met hun boodschap van liefhebben tot het uiterste?
Jezus wijst zijn volgelingen streng terecht als zij vuur willen laten neerdalen op een dorp dat hen niet wil ontvangen. Dat is niet de Weg. Deze twee dicipelen, zullen moeten leren het stof van hun voeten te schudden als iemand ze geen onderdak wil geven.
Samaria had ooit een eigen tempel voor de God van Israel en de wrijving daarover was altijd gebleven. De Samaritanen leefden nog steeds uit de eerste vijf boeken van de Hebreeuwse Bijbel, Ze hadden ook hun eigen heiligdom op de berg Gerizim. De boeken van de profeten en de geschriften erkenden ze niet. Een ondersteuning van een zo duidelijke demonstratie dat Jeruzalem het centrum is van de Godsdienst van de God van Israël kun je dan ook niet van de Samaritanen verwachten.
Denk ook niet dat het om een handjevol rondtrekkende mannen gaat, het is een hele menigte die Jezus volgt op zijn weg. Ze worden onderhouden door een groep vrouwen diedoor Lucas met name genoemd wordt. Maar dat volgen is niet vanzelfsprekend. Daarvoor moet je afscheid nemen van hetgeen je lief is.
Jezus waarschuwt de volgelingen dat hij geen hol, geen nest, geen huis of plaats om te rusten heeft, ze moeten maar afwachten of er iemand is die ze een plaats in de samenleving gunt. Daarmee gaat hij de weg van de lijdenden waarover vertelt wordt. De weg van de zieken, de weduwen, de armen, de tollenaars en de hoeren. Juist de mens die anderen een plek in de samenleving geeft heeft die zelf niet. Zonder omkijken gaat het op die weg voort. De doden kunnen hun doden begraven, afscheid nemen van huisgenoten is er niet bij, wie geen huis heeft kent ook geen huisgenoten.
Maar vanwaar deze waarschuwing? Er is immers een ander dorp gevonden voor het onderdak en de reis naar Jeruzalem is niet ten einde? De tocht van Galilea naar Jeruzalem heeft een bijzondere betekenis. In de dagen van Jezus zijn er overal opstootjes en opstanden. De beweging van de Zeloten groeit en wordt steeds actiever. Ook in de Evangelieverhalen zijn daar de sporen van terug te vinden. Uiteindelijk zullen die opstootjes en opstanden uitmonden in een grote oorlog met de Romeinse bezetters in het jaar 70. De Romeinen winnen en verwoesten de Tempel, de bevolking wordt verspreid over het hele Romeinse Rijk.
In de Evangelieën wordt duidelijk dat de Evangelisten de militaire oplossing voor de bevrijding van Israël afwezen. Geleerden beschouwen de Evangelieën dan ook wel als commentaren op de Grote Oorlog zoals die onder meer door Flavius Josephus is beschreven. Opvallend is zeker dat Lucas eenzelfde indeling gebruikt als Flavius Josephus, eerst het optreden in Galilea, daarna de reis naar Jeruzalem om te besluiten met het optreden in Jeruzalem. Maar dat commentaar geeft een forse veroordeling van al het geweld en het bloedvergieten waar die Grote Oorlog op uit is gelopen.
Daarom de veroordeling van de verwoesting met vuur uit de hemel, daarom de waarschuwing voor het zwerversbestaan van de Messias, daarom de voorwaarde dat je een andere weg moet volgen dan je gewend bent. Je moet alle banden met het leven tot dan toe doorsnijden en de nieuwe Weg van de God van Israël gaan. Op die Weg past geen geweld, op die Weg wordt gekozen voor het leven, het leven van elk individu. Als Jezus van Nazareth uiteindelijk in de Hof van Getsemane gevangen wordt genomen is het eerste bevel dat hij zijn volgelingen geeft het opbergen van de zwaarden en het eerste dat hij na zijn gevangenneming doet is het genezen van een gewonde die bij zijn belagers is gevallen.
Op de weg van Jezus van Nazareth wordt de armen het aangename jaar van God verkondigd, krijgen de hongerigen eten, worden naakten gekleed, gevangenen bevrijd. Dat is het programma van het Koninkrijk van God. Wie tot dat Koninkrijk wil behoren moet de weg gaan van de lijdenden, moet met andere woorden het kruis achter Jezus aan opnemen. Wie bij dat Koninkrijk wil horen keert zich af van de wereld waar het gaat om winst en profijt, om aanzien en pracht en praal, om geweld en onderdrukking. Dat Koninkrijk is voor de levenden. De onechtheid, het klatergoud, de schijnvroomheid, de sociale drang tot aanpassing, verdwijnen in het licht van dat Koninkrijk.
Evangelie betekent blijde boodschap en voor armen die worden bevrijdt van de armoede is het natuurlijk een blijde boodschap, maar ook voor al die mensen die de schijn moeten ophouden dat streven naar geluk ook streven naar materiële welvaart is. Het geluk van het Koninkrijk van Jezus van Nazareth is het geluk zien in de ogen van de naaste die weer op weg geholpen is.
Maar het Woord dat een daad is heeft de einden der aarde nog steeds niet echt bereikt. Nog steeds gaan er mensen dood van de honger, nog steeds leven mensen in omstandigheden die erger dan de dood zijn. We profiteren allemaal van de goedkope kleding uit Bangla Desh. In onze steden vindt massaal gedwongen prostitutie plaats. Een organisatie als Exodus heeft grote moeite plaatsen te vinden voor ex criminelen die weer een plek in onze samenleving moeten hebben. En zo kunnen we veel aanwijzen in onze wereld waar mensen aan moeten lijden.
Wij worden niet gevraagd. Het werk in het Koninkrijk van God is geen vrijwilligerswerk. Wij worden geroepen, God roept voortdurend hier ben ik, ook al zoeken wij hem niet, toch roept hij ons zegt de profeet Jesaja. En hoe roept God? Zijn roept klinkt in de noodkreet van mensen in nood, in de roep van de armen om recht, in de roep van hongerenden om voedsel, in de roep van de zieken en gewonden om verzorging .Voor Jezus van Nazareth was elke kreet van een lijdende een roep de wereld te veranderen, het deed hem zelf pijn. Wij zullen die pijn ook moeten voelen, hij roept ons het kruis achter hem op te nemen.
Wij zullen die weg tot de einden der aarde moeten gaan, tot er een nieuwe hemel en een nieuwe aarde komen. Een nieuwe aarde waar God zelf zijn tenten zal spannen en waar alle tranen gedroogd zullen zijn, waar de dood niet meer heerst. Elke dag mogen we opnieuw opstaan om die Weg te gaan, een gezegende Weg.
Amen
Geef een reactie