Lezen: Jesaja 65: 1-9
Lucas 8:26-39
Gemeente,
We hebben een bijzondere Vader, één die niet let op eigen volk eerst of vol is vol maar een Vader die er is voor alle volken tot aan de einden der aarde. Op de zondagsschool zongen we dat al, “Kinderen van één vader, reikt elkaar de hand, waar we mogen wonen in wat streek of land, hoe we mogen spreken, in wat tong of taal, kind’ren van één vader zijn we allemaal.” Op zondagavond klonk het door de radio in het programma van dominee Spelbos. Een tegenwoordig nog heel actueel lied.
Het is misschien jammer dat we het niet wat vaker zingen, jammer ook dat het in het nieuwe liedboek terecht is gekomen. De deftige mensen die dat hebben samengesteld vonden het misschien ook wat te kinderachtig.
Dat we één vader hebben met Marokkanen en Turken wordt stevig bestreden. Jesaja kan het mooi zeggen dat we een Vader hebben die er is zelfs als we hem niet aanroepen. In een tijd van ontkerkelijking, waarin zelfs het geloven in een God door enkelingen bestreden wordt, vraagt menig gelovige zich af wat er nu over is van dat visioen dat een profeet als Jesaja had geschilderd. Dat visioen waar gezegd wordt dat er een samenleving komt waarin alle tranen gedroogd zullen zijn, waar niemand dood gaat voor zijn tijd.
Het hele boek van de profeet Jesaja is doorspekt van dit soort visioenen. Iedereen kent wel het beeld van het kind dat speelt in het hol van de slang en de leeuw die samen in wei ligt met het lam. Jesaja schildert de ideale samenleving. Zo’n samenleving zal iedereen wel willen hebben. Maar je kunt kennelijk alleen maar dromen van een dergelijke samenleving. Als je alle ellende om je heen ziet dan is er toch maar heel weinig te merken van een dergelijke samenleving. In de dagen van Jesaja was dat nog erger, het volk was in ballingschap.
In de dagen waarover het gedeelte van vandaag, uit het boek van Jesaja, werd geschreven was een aanzienlijk deel van de ballingen al teruggekeerd naar Jeruzalem. Maar ook daar was nog niet veel te merken van het visioen dat Jesaja zo prachtig had geschilderd. De stad werd opgebouwd maar zo staat elders in de Bijbel de bouwers hadden de troffel in de ene en het zwaard in de andere hand. Het is als het visioen dat we hadden toen de apartheid op instorten stond. Nelson Mandela was het gelukt in plaats van een burgeroorlog tussen zwart en blank een vreedzame overgang van het apartheidsregiem naar een geïntegreerde samenleving tot stand te brengen. Maar de krottenwijken waren nog lang niet verdwenen. Van een rechtvaardige beloning van zwarte arbeiders is nog nauwelijks sprake. Een eerlijke verdeling van kennis, inkomen en macht in het land is nog ver te zoeken. Kan het allemaal wel die mooie visioenen zoals die in de Bijbel staan, zoals idealisten ze ook in onze dagen weten te dromen.
Jesaja geeft in het gedeelte van vandaag een verrassend antwoord. Het ligt niet aan de visioenen, het ligt niet aan de God van Israël, maar het ligt aan mensen die er niet aan willen. Mensen willen wel mooie godsdienstige rituelen, offers brengen en mooie liederen zingen. Priesters in dure gewaden kleden en ingewikkelde rituelen laten uitvoeren, maar beantwoorden aan de richtlijnen die de God van Israël in de woestijn aan het volk had gegeven voor een menselijke samenleving is er niet bij. Ook in onze dagen bloeit de religie. Klankschalen, kleur therapieën, planteneters, persoonlijke groeiwijzen, betere geheugens, het komt allemaal voort uit religieuze overwegingen die niets te maken hebben met de richtlijn van heb uw naaste lief als uzelf.
Ook zogenaamde Christelijke groeperingen kenden lange tijd die religieuze inslag van als je nu maar hard zingt en met de armen zwaait en op tijd halleluja roept dat komt het goed. Zij krijgen heel langzaam door dat daar het geloof in de God van Israël, het volgen van Jezus van Nazareth niet in zit. Maar je kunt elk moment beginnen die richtlijnen wel te volgen. De God van Israël houdt zijn handen altijd naar je uitgestrekt, maak er dus gebruik van.
Dat God ons ook als vreemdelingen wil helpen laat Jezus van Nazareth zien als hij op vakantie gaat naar het land van de Gerasenen
In veel Bijbelverhalen wordt met de naam die iemand heeft ook iets over de persoon zelf verteld. Met de naam “Jezus” is dat het geval, het betekent iets als “God bevrijdt” en ook met de naam van het land van de Gerasenen is dat het geval, het is gezien vanuit Israël het buitenland maar de naam betekent iets als “de beloning ligt aan het einde”. Als Jezus vraagt naar de naam van de man die zo hard roept dat hij niks met Jezus te maken wil hebben dan krijgt hij dan ook een antwoord dat iets vertelt over de man zelf. Legioen is de naam, want zo vertelt het Evangelie van Lucas, er wonen veel demonen in de man. De ontmoeting vindt plaats buiten de gemeenschap, in het buitenland, aan de overkant van het meer. Veel verder buiten de gemeenschap lijkt niet echt mogelijk. Een man zonder huis, die in grotten slaapt, zonder kleren, een man die bij de varkens verblijft, eenzamer en meer verlaten lijkt niet mogelijk.
De profeet Jesaja beschrijft die manier van leven als de manier waarop teruggekeerde ballingen zich opnieuw rond Jeruzalem hebben gevestigd. De bezetenheid van de man mag volgens Jezus overgaan op de varkens, die mag je immers toch niet eten, die dienen nergens voor in Israel. In dat buitenland overigens wel, ook de Romeinen waren er dol op en het zou wellicht voedsel voor de bezetter zijn geweest dat nu de afgrond in geholpen wordt? Voor ons zeggen namen niet zoveel, wij kiezen geen namen meer bij de persoonlijkheid van de mens. Doorvragen naar wie je eigenlijk bent gebeurt maar weinig. Maar juist dat vragen naar wie iemand is, kan mensen van hun angsten voor de samenleving afhelpen.
Wie is die moslim in onze buurt, wie is die hindoe die we tegenkwamen, of die man met die rare tulband. Worden die vrouwen met een hoofddoekje onderdrukt? Of vinden hun echtgenoten dat ze ze eigenlijk af moeten doen omdat hij dan van het gezeur af is. Vragen we dat weleens? Vragen we dat weleens aan hen? Gaan we weleens samen een kop theedrinken, of op een avond, na de Ramadan, samen eten? Of scharen wij ons achter vooroordelen van mensen die er belang hebben de angst aan te wakkeren in plaats van de angst weg te nemen en mensen een plaats in de samenleving te geven. Jezus vraag naar de naam, naar de persoon, is de inleiding tot een bevrijding van demonen. Wij weten dat angst die demonen voedt, neem vandaag dus iets van die angst weg en doe mee aan de bevrijding door Jezus van Nazareth.
Uiteindelijk is er nog een lange weg te gaan. Dan is het goed te weten dat er een vader is die voor ons wil zorgen zelfs als wij hem niet aanroepen. Iedere keer als we teleurgesteld worden door weer een verdrinking van zoveel honderd vluchtelingen, iedere keer als we weer horen van oorlogen en geruchten over oorlogen, iedere keer als mensen elkaar weer onrecht aandoen, dan hoeven we de moed niet te verliezen maar dan mogen we vertrouwen op een God die ook voor mensen wil zorgen als zij hem vergeten zijn. Als we dat elke dag weer opnieuw beleven dan is het elke dag vaderdag, maar dan voor een vader die vader voor iedereen wil zijn. Met die Vader zal dan de eeuwige zomer aanbreken, de zomer waarin alle leed geleden zal zijn en elke strijd gestreden. Het wordt tijd om te oogsten, aarzel niet maar vat het werk aan.
Amen
Geef een reactie