Lezen: Numeri 27: 12-23
Johannes 10:22-30
Gemeente,
Vandaag is de zondag Jubilate, de zondag van het juichen. Vanouds klinken op deze zondag de verhalen van de Goede Herder. Vandaag is het ook Moederdag, vieren we dat onze Vader als een goede moeder voor ons zorgt. Vandaag gaat het met name over de opvolging van de herder van Israël Mozes en Jezus van Nazareth die uitlegt wat de zorg van de herder betekent. De zondag met verhalen over de Goede Herder leverde vroeger nogal eens romantische beelden op van vrolijke herders en herderinnetjes die hun tijd verdeden met het spelen met zacht wollen schaapjes met witte voetjes, van die schaapjes die hun melk zo zoetjes dronken. Tegenwoordig kijken we er wat minder romantisch tegenaan. Herders worden bedreigd met ontslag of faillissement omdat we op het onderhoud van de natuur willen bezuinigen.
Over wie onze leiders n herders zijn bestaan soms ook nog wel misverstanden. Onze Koning is wel deftig maar is meer een instituut, een soort kroon op ons land, dan een machthebber, macht heeft hij namelijk niet, klatergoud is het, meer niet. De regering heeft meer macht en wordt gecontroleerd door de Tweede en Eerste Kamer die daardoor delen in de macht van de regering. Die beide kamers maken ook de wetten en zijn daardoor de wetgevende macht.
Maar ook het volk heeft macht, niet alleen over wie er in de Kamer mag zitten maar ook over zaken die daar aan de orde zijn geweest. We willen samen werken met de andere landen in Europa, geen grenscontroles meer in onze vakanties, geen munten die voortdurend omgewisseld moeten worden. Een vrije markt zonder beperkingen waardoor onze economie kan groeien. Maar wij moeten daarvoor ook binnenkort onze herders kiezen. De mensen die zorgen dat Europa lijkt op een verzameling volgers van Jezus van Nazaret.
Numeri beschrijft hoe God de herders van het volk kiest.
Mozes had met veel moeite zijn volk uit Egypte geleid de woestijn in. Nu was Mozes aan de rand van het beloofde land gekomen en mocht hij het land ook zien. Hij beklom daartoe een hoge muur, tenminste, als je vanuit Israel over de Jordaan kijkt dan rijst het Abarimgebergte daar op als een hoge muur.
Het moet voor Mozes even slikken geweest zijn daar. Zijn hele leven was hij bezig de dood van Egypte te ontlopen, zijn volk te bevrijden uit de slavernij en hen door de woestijn te leiden naar het land overvloeiende van melk en honing. Onderweg hadden ze tal van problemen getrotseerd. Een onwillige Farao die met al zijn strijdwagens was gebleven in de Rode Zee, morrende Israelieten, vijandige stammen en natuurlijk de woestijn zelf.
Onderweg was ook de Wet van de Woestijn ontdekt, een complete set richtlijnen voor een menselijke samenleving. Het volk had geleerd dat er maar één God was en dat dienen van die God betekent dat je je naaste lief hebt als jezelf, dat je in de woestijn niet kunt overleven als je niet onvoorwaardelijk op elkaar kunt bouwen. Daarom ook mocht Mozes het beloofde land niet in. Op één moment had hij zich boven het volk gesteld, gedaan of hij beter was en macht had om het volk te drinken te geven. Hij had zich opgesteld of hij God zelf was.
Nu wordt hij weer gelijk aan het volk. Hij vraagt om een opvolger te mogen aanstellen en wel iemand die in staat zal zijn het volk te leiden in de strijd die nodig zal zijn om het land Israel in bezit te nemen.
Het wordt Jozua, één van de verkenners die al eerder dat beloofde land hadden verkend en die bewezen had niet bang te zijn, zelfs niet voor de reuzen die ze waren tegengekomen, maar op God te vertrouwen. Als de liefde zegt dat delen het meest rechtvaardig is, dan is dat het ook en dan zijn degenen die niet willen delen in het ongelijk.
De overdracht van de macht gaat onder leiding van de Priester. Die Priester spreekt recht en gaat over de uitleg van de Wet. Het verschil tussen Priester en Leider was dat de Priester door God geroepen was, van nature tot Priester was bestemd, en de Leider aangesteld werd op voordracht van het volk, hier vertegenwoordigd door Mozes. Zo is het tot onze dagen in de landen van de democratie. De rechterlijke macht is onafhankelijk en de leiders van de staat worden gekozen door het volk. Soms proberen leiders daar onder uit te komen, maar als we blijven lezen in de Bijbel zullen we elke keer herinnerd worden aan hoe het ook al weer behoort te zijn, een leider is er voor het volk en het volk niet voor de leider.
Ook in de discussie die Jezus van Nazareth voert in de Tempel te Jeruzalem wordt dat duidelijk. Hij werpt zich op als beschermer van zijn volgelingen en niet als heerser over zijn volgelingen die als ruil voor dat heersen een luxe leventje krijgt.
Het verhaal begint bij het feest van de Tempelwijding. Nu was de Tempel in Jeruzalem eigenlijk een raar gebouw. In een Tempel kwam je immers een God aanbidden, daar waren Priesters die de rituelen voor die God in stand hielden en er stond een groot beeld van de God waaraan de Tempel was geweid. De Tempel in Jeruzalem was iets heel anders. Daar stond geen beeld van de God van Israël. Daar mocht zelfs geen beeld staan. Iedere keer als de Romeinen probeerden er beelden neer te zetten, van hun keizer of van een god, dan kwam er weer opstand.
Er werden wel offers gebracht, maar dat deden de gelovigen zelf en de priesters en de levieten aten die offers op, ze leefden er van. Ze aten niet stiekum in het verborgene de offers op, zoals dat in de Tempels van de Heidenen gebeurde, het was juist de bedoeling dat ze het vlees van de offers en het brood dat werd geofferd ook opaten. Alleen het bloed dat werd over het altaar gesprenkeld, in het bloed zat immers het leven dat door God was geschonken en dat nu weer naar God kon terugkeren. Dat openlijk eten van offervlees was voor de Heidenen iets godslasterlijks, je moest je god immers in leven houden door de offers.
In de Tempel in Jeruzalem werden de richtlijnen voor de menselijke samenleving bewaard. Die mogen in de praktijk gebracht worden en daarvoor wordt God gedankt.
Het begint volgens het boek Deuteronomium in de Tempel door er een maaltijd te houden met de familie, de priesters en levieten, je knechten, je slaven en slavinnen, de armen uit je omgeving en de vreemdelingen die bij je wonen. Een dergelijke maaltijd moest je drie maal per jaar houden. De offers die je bracht, ’s morgens en ’s avonds, als je vrede had weten te stichten of bij bijzondere gelegenheden, waren tekenen dat je bereid was te delen van al wat je bezat. Die hele Wet uit de eerste vijf boeken van de Hebreeuwse Bijbel laat zich dan ook samenvatten als dat je God lief moet hebben boven alles en dat je dat doet door je naaste lief te hebben als jezelf.
Het feest dat Jezus hier vierde kennen wij nog als het Chanoeka feest. Het gaat terug op het verhaal over de opstand van de Makkabeeën tegen de verplichting om in de Tempel in Jeruzalem een beeld van Zeus te aanbidden. Judas de Makkabeeër reinigt de Tempel van alle Heidense invloeden en ontsteekt weer het licht dat symbool staat voor het Licht dat voor ons een licht op ons pad is. De boeken over de Makkabeeën zijn niet in de Bijbel opgenomen, ze zijn apocrief, dat wil zeggen dat ze het waard zijn om te lezen maar niet het gezag hebben dat Bijbelboeken wel hebben.
De vraag die aan Jezus wordt gesteld is dan ook wanneer Jezus zijn messiaans koningschap op zich zal nemen en de Tempel in Jeruzalem zal herbouwen. De bevrijder van Israël, de Messias zal immers het Rijk van Koning David herstellen? Maar zoals ze gesteld wordt is het de vraag die Israël stelde aan Samuël, geef ons een Koning zoals de Heidenen hebben opdat onze vijanden verslagen worden. Johannes had al een paar keer beschreven hoe Jezus het koningschap ontvluchtte, na de spijziging van de vijfduizend bijvoorbeeld.
Jezus van Nazareth is niet een Koning zoals de Heidenen die wensen. Hij is geen koning die met pracht en praal en met een hermelijnen mantel ingehuldigd wordt te midden van de machtigen van de natie. Een Koning waarvoor speciale militaire uniformen zijn ontworpen die hem als Koning herkenbaar maken. Als we in Jezus zo’n Koning zoeken dan geloven we niet echt in de Christus. Hij reed zijn stad binnen op een ezel en werd gekroond met een doornenkroon. Hij werd ingehuldigd aan een kruis, boven zijn hoofd een bordje met het opschrift “Koning der Joden”.
Het soort Koning dat Jezus van Nazareth is en wil zijn blijkt uit zijn daden. Hij die de lammen lopen laat, de blinden laat zien, de hongerigen voedt, de dorstigen laaft en de naakten kleed, die zich bekommerd om zijn medemensen zoals de profeet Jesaja had geschreven. De lezers van het evangelie naar Johannes weten ook van het lijden en sterven van Jezus, toen hij weigerde zijn volgelingen oorlog te laten voeren tegen hen die hem gevangen namen, zelfs een gewonde nog genas toen hij al gevangen was, die bad voor zijn vervolgers, die een mede veroordeelde troostte en meenam naar het Paradijs, die zijn moeder nog troostte voor hij stierf door haar een andere zoon te geven. Die consequent volgehouden liefde voor de mensen had pas echt iets koninklijks. Dat is de herder die alles in de steek weet te laten om zijn schapen in leven te houden, die nooit zijn schapen zal opgeven en zijn leven zal geven voor zijn schapen. Een herder, een koning naar Gods hart, zo heeft God de herder van zijn volk, de Koning, gewild, daarin vallen God en deze Messias samen.
Onze samenleving is vergeven van idols en van wedstrijdjes wie de beste, de mooiste, de meest opvallende is/ Paulus schrijft dat net als Christus samen kan vallen met God, wij kunnen samenvallen met Christus, wij zijn dan zelf een volk van Koningen en Priesters en hoger en belangrijker is alleen onze God, al die idols stellen niet meer voor dan wij zelf. Wij zijn daarbij geroepen om het goede te doen en niet dan het goede, wij zijn geroepen om het kwade te bestrijden met het goede. Op die manier stuurt Mozes ons vanmorgen op weg met de opdracht die hij Jozua had gegeven: het volk brengen in het land dat overvloeit van melk en honing. En dat land kan overvloeien omdat het volk bereid is te delen, te zorgen dat de hongerigen gevoed, de naakten gekleed, de dorstigen gelaafd worden en dat de armen zonder huis een woning krijgen.
Onze bevrijder, onze messias de Christus kwam voor alle volken op aarde, wij zullen dus moeten werken aan een wereld waar vrede heerst en iedereen genoeg heeft. Tot dat de echte Koning van de wereld zelf komt om zijn tenten hier op aarde te spannen. Tot de dag dat alle tranen gedroogd zullen zijn en de dood niet meer heerst, tot die dag blijven wij aan die aarde werken.
Amen.
Geef een reactie