Lezen: Ezechiël 17: 22-24
Marcus 4: 26-34
Gemeente,
We vieren vandaag een wat dubieuze feestdag, Vaderdag. Want wat vier je op Vaderdag eigenlijk? Dat je een Vader hebt. Dat zal wel maar heel veel mensen weten helemaal niet wie hun vader is. Kijk maar eens naar het programma Spoorloos daar wordt telkens weer naar vaders gezocht. Er is zelfs een programma op de televisie dat DNA testen uitvoert om mensen zekerheid te geven wie hun vader eigenlijk is.
En wat voor beeld hebben we eigenlijk bij een vader. Bij een moeder was dat gemakkelijk. Een moeder zorgt, voor haar kinderen maar even goed ook voor anderen, op allerlei manieren. Moederliefde is ongeveer het warmste dat je kan overkomen. Maar Vader? Vaderliefde moet in onze dagen toch ook iets afstandelijks hebben. En de Vader als beschermer, als baas, als enige verwerver van het gezinsinkomen, staat ter discussie. Vader en moeder behoren de zorg voor het gezin gelijk te delen. En Vader als Heer? Die willen we al helemaal niet. Als gelovigen hebben we die ingeruild voor de enige Heer in hemel en op Aarde. De God van Israël en zijn zoon Jezus van Nazareth hebben immers alle macht in hemel en op aarde. En als we het hebben over “Heer” dan bedoelen we ee van die twee.
Natuurlijk zijn er mannen die graag Heer willen zijn. De Heren van deze wereld staan overal op om het beter te weten. Ze bevinden zich in de politiek, waar sommige van hier Heren niet zeggen mijn vrede geef ik u, maar wees bang voor uw medemens. Ze vinden het maar raar dat er armen zijn omdat ze alleen maar rijken kennen. Dan zijn er generaals en dictators en presidenten die er niet zijn voor hun burgers maar voor hun eigen macht, rijkdom en aanzien. Ze voeden dat graag met een ideologie die ze nationalisme noemen. Eigen volk eerst, ons volk is de beste en aan ons moet iedereen zich aanpassen.
Nationalisme is iets anders dan het recht van volken op zelfbestuur. Dat recht staat wel in het handvest van de Verenigde Naties maar dat recht staat onderaan de mensenrechten Soms maakt een volk zelf een stapje naar zelfstandigheid en wordt zelf waarnemer bij de Verenigde Naties. De Palestijnen is dat ooit gelukt.
Het is het soort nationalisme dat koning Zedekia van Juda er toe bracht om stiekum een verdrag te sluiten met Egypte. Dat verdrag zou uitlopen op het verlies van het laatste restje zelfstandigheid van Israël. Maar er was toch de belofte dat alle volken zich naar Jeruzalem zouden keren? Die vraag zal in de ballingschap ook aan Ezechiël gesteld zijn. Hij en de andere profeten van de ballingschap riepen toch voortdurend op om aan de God van Israël trouw te blijven, zijn Wet te bewaren en ook in het vreemde land de naaste lief te hebben als jezelf en bekend te staan als het volk dat bereid is te delen.
Daarom in de lezing van vandaag een beeld over de betekenis van Israël als volk. Dat volk is niet de beste van de wereld, dat volk moet niet net doen of iedereen lid moet worden van dat volk. Israel krijgt een nieuwe kans. En de hoogste berg van Israel kan geen andere zijn dan de Tempelberg waar de richtlijnen voor de nieuwe samenleving werden bewaard en aan de wereld voorgehouden. Alle bomen van het veld zullen zich daarnaar richten. Alle soorten vogels zullen van die boom leven. Wie daaraan niet meedoet zal verdorren.
De beeldspraak is duidelijk. Alle volken, ongeacht hun taal, cultuur of uiterlijk, zullen meedoen met de beweging van eerlijk delen. De armsten zullen daarbij voorop staan. Maar iedereen zal dat erkennen. Dan is er geen nationalisme meer
Geen wonder dat de Wereldraad van Kerken enige jaren geleden er voor heeft gewaarschuwd dat dat nationalisme een zonde is, het bedreigt de vrede, het bedreigt het samen leven van mensen op de hele wereld.
Jezus sluit zich aan bij dat beeld van de boom van God waar vogels van allerlei pluimage onder mogen schuilen. De gelijkenissen die Jezus uitgesproken heeft zijn beroemd geworden. Onder bijbeluitleggers soms ook wel een beetje berucht. Want wat moet je nou met een gelijkenis als die van het mosterdzaadje.
Zo klein is dat zaadje helemaal niet. En van een boom kun je al helemaal niet spreken als je over de mosterdstruik spreekt. De heggemus zou er in kunnen nestelen maar dat er vogels onder het bladerdak kunnen schuilen zou eerder van onkunde dan van een prachtig beeld getuigen. Maar de Bijbelstudie bewandelt soms vreemde wegen. Een tijd geleden vonden ze in Israel het zaad van een dadelpalm. Genetisch niet echt te onderscheiden van de dadelpalmen die we tegenwoordig kennen. Wonder boven wonder bleek het zaad na eeuwen ook nog kiemkracht te bezitten. Het zaad werd gezaaid en opgekweekt en wat bleek, in Bijbelse tijden zag de dadelpalm er toch wat anders uit als tegenwoordig, je zou zonder genetisch onderzoek niet denken dat het dezelfde planten zijn.
Waarom zou het niet zo gegaan zijn met de mosterdplant. We kennen wel twee mosterdsoorten, de gele die hier veel voorkomt en de bruine. Het zaad van de bruine mosterd is de helft van het zaad van de gele mosterd, wel klein dus. Van die bruine mosterd zijn hele hoge struiken, tot drie meter hoog bekend, en door reizigers die ze ooit zagen bij het meer van Genesareth, waar Jezus woonde, werd ooit in dagboeken geschreven over mosterdbomen. En dan klopt die gelijkenis dus wel. En of de biologie van de verhalen nu precies wel of niet klopt is eigenlijk niet zo belangrijk, het gaat in de Bijbel om de boodschap.
Karel Eykman begon de hervertelling van deze gelijkenis voor kinderen met de zin “Ik heb een boom in mijn hand”, we hebben het vanmorgen aan de kinderen verteld. En zo is het maar net. Een klein zaadje heeft een enorme potentie. In Nederland zou je misschien beter kunnen denken aan de beuk. Wie een oude beuk met haar geweldige omtrek en een hoogte van misschien wel 25 meter heeft gezien kan zich nauwelijks voorstellen dat dat ooit is begonnen met een simpel beukennootje, zo’n pitje waar je een handvol makkelijk kan meenemen.
Zo’n omvorming van een bijbels beeld naar iets dat we kunnen begrijpen is minder vreemd dan het lijkt. Voor sommige beelden zijn in sommige talen nu eenmaal geen woorden beschikbaar en dan gebruiken de vertalers een beeld dat er op lijkt en dat in de betreffende cultuur dezelfde betekenis kan hebben. Wij hebben dus de kracht van een beukennootje ter beschikking en als we het uitzaaien hoeven we ons niet af te vragen hoe het verder zal groeien.
Je naaste liefhebben als je zelf kan dus geweldige gevolgen hebben en elke keer dat je iemand je onbaatzuchtige liefde toont zaai je weer zo’n zaadje. Geweldig toch dat je een heel beukenbos vol liefde vandaag kunt planten. En onder een volgroeide Beukenboom is het geweldig schuilen tegen de hete zon, de gutsende regen en de striemende hagel. Vogels van alle pluimage kunnen daar hun nesten bouwen. Een multiculturele boom brengt Jezus ons als oproep tot een multiculturele samenleving waar niet de angst maar de liefde regeert.
Dat beeld roept ook de gedachte aan vrede op. Die vogels kunnen alleen in die boom samenleven als ze elkaar het leven gunnen. Dat is de vrede van Christus die wij elkaar in de kerk zo vaak toewensen. Dat is dus een directe oproep aan ons om er voor te gaan staan dat alle mensen van elke kleur en afkomst bij ons in vrede kunnen wonen. De Bijbel belooft ons dan een nieuwe aarde, waar God, de planter van de boom, zelf zal willen wonen. God had een twijgje geplant zei Ezechiël, Jezus deed het met een klein zaadje, aan ons om de boom te laten groeien door de liefde voor onze naaste. Dan zal God op deze aarde willen wonen, dan zal elke strijd gestreden zijn en alle leed geleden zijn. Het wordt dus tijd aan het werk te gaan, vat dan aan en aarzel niet.
Amen.
Geef een reactie