Lezen: Rechters: 12: 1-6
Marcus 3: 20-35
Gemeente,
Moeilijke vragen vandaag. Want bij wie hoor je en wie vindt je dat bij jou horen? Kerkelijk is dat al niet makkelijk. Ook Den Helder kent vele kerkgenootschappen. Allen lezen uit dezelfde Bijbel maar we horen in het algemeen maar bij één van die kerkgenootschappen, de PKN waar we vanmorgen zijn. Toch kunnen mensen het moeilijk hebben met de vraag waar ze bij horen. Aan de vrije universiteit waar ik studeer is een onderzoeksgroep bezig te onderzoeken hoe het gaat als mensen uit verschillende religies het voor hen beste kiezen. Zijn Christelijke gebeden te verenigen met Zen Boeddhisme? Ze zijn nog niet uitgestudeerd dus een antwoord heb ik nog niet. In oorlogstijd is het al helemaal belangrijk te weten wie wel en wie niet aan jouw kant staan. De Bijbel heeft daar een oplossing voor, wie spreekt jouw taal en wie niet.
Toen de Duitsers ons land binnen vielen gingen er snel geruchten dat ze zich verkleed hadden als Nederlandse soldaten of Nederlandse burgers. Achteraf bleken die geruchten ook op waarheid te berusten. Het wachtwoord in die dagen werd Scheveningen want de uitspraak van de Sch is iets typisch voor het Nederlands. Iets dergelijks speelde zich ook af in de dagen van Jefta, of Jiftach zoals het ook wel vertaald wordt. Nadat Jefta gewonnen had voelden de mensen van Efraïm zich gepasseerd en begonnen een oorlog. Toen Jefta ze had opgeroepen voor een oorlog waren ze niet thuis geweest, maar ja. Nadat het volk Israel uit de woestijn gekomen was, was er in de 300 jaar die er sindsdien verstreken was ook een soort vervreemding opgetreden. Die vervreemding was te horen aan de oever van de Jordaan, de grensrivier tussen beloofde land en woestijn. Het woord stroom, sjibbolet, werd door de mensen van Efraïm uitgesproken zonder de sj klank, dus als Siebolet en daarmee hebben ze zichzelf blootgegeven.
Vervreemding tussen volken, ook als ze vlak bij elkaar wonen, maakt dat de taal gaat verschillen. Soms kan dat zelfs binnen één land, de taal van de straat wordt dan zo anders dan de taal van de huiskamer en de TV dat men elkaar niet echt meer kan verstaan en dat kan gevaarlijke situaties opleveren
Ook voor Jezus van Nazareth was de vraag wie er nu bij hem hoorde en bij wie hij eigenlijk hoorde. Iedereen mag toch bij Jezus horen zult u zeggen? Hij heeft dat geweten. Hij had een huis gekocht in Kafernaïm, maar had hij daar ook een deel van leven?
Hij leek wel gek. De toeloop naar zijn huis was zo groot dat hij niet eens toekwam aan een fatsoenlijke maaltijd. Iedereen leek wel deel te willen hebben aan zijn nieuwe Koninkrijk van de Liefde. Fatsoenlijke mensen trokken het gedrag van Jezus overigens direct in het kwade, het kwade maakt je immers schijnbaar sterk. Van het goede dat je wil doen is nog wel eens misbruik te maken, van het kwade dat je wil doen lukt dat meestal niet.
Jezus gaat er direct tegen te keer. Het uitdrijven van het kwade kan niet kwaad zijn, zorgen dat iedereen kan meedoen aan de nieuwe samenleving van liefde en rechtvaardigheid is geen zaak voor het kwade, daar is voor het kwade zelfs geen plaats. Als dat zo zou zijn dan was het een gespleten gemeenschap, en een gespleten gemeenschap is geen gemeenschap.
Wij kennen dat maar al te goed. Als iedereen hetzelfde doet voelen we ons veilig, dan weten we waar we aan toe zijn. Als er enkelingen zijn die van dat gemeenschappelijk gedrag afwijken dan weten we ze nog wel als zonderlingen te plaatsen. Maar als er grote groepen zijn die er andere gebruiken en gewoonten op na houden dan wordt het eng. Dan voelen we ons snel bedreigd. Als we dan ook niet erg geloven in de waarde van wat we zelf aan gewoonten hebben dan wordt het helemaal eng, die anderen zouden zich eens beter kunnen voelen.
We hebben dan een keus uit twee mogelijkheden. Of we zetten ons af tegen die vreemden, of we proberen er samen een nieuwe samenleving van te maken. Kiezen voor de eerste mogelijkheid levert een innerlijk verdeelde gemeenschap op, die houdt dus geen stand volgens Jezus van Nazareth, de tweede levert een nieuwe samenleving op, een samenleving waarin iedereen weer mag meedoen.
Jezus van Nazareth had ook een moeder. Maria zegt het verhaal. Maar hoor je automatisch bij je familie? Jezus had ook een aantal broers. Andere handschriften als die voor de Nieuwe Bijbelvertaling zijn gebruikt spreken zelfs van broers en zusters. De Roomse sprookjes over Maria moeten we vergeten. Die maagd die in de vertaling een plaats heeft gevonden was gewoon een oude manier om een jonge vrouw aan te spreken. Uit de discussie die in dit deel van het verhaal ontstaat blijkt dat Jezus van Nazareth echte broers heeft. Eén van de broers zou volgens het verhaal dat door Lucas in Handelingen is opgetekend nog een belangrijke rol in de eerste gemeente in Jeruzalem spelen.
Die moeder en broers dringen zich niet op aan Jezus. Het was zo druk in het huis van Jezus dat hij immers nauwelijks de tijd had om te eten. Ze blijven daarom op een afstand. Er zijn echter altijd mensen die denken het fatsoen te dienen. Je familie gaat voor, je familie gaat voor de armen, de zieken, de zwakken, de mensen die buitengesloten zijn. Maar niet bij Jezus. Het goede nieuws is dat al die mensen mee mogen doen en dus familie zijn, net zo belangrijk en net zoveel aandacht waard.
Moeder Maria moet het er maar mee doen zou je zo denken. Maar al voor de geboorte van haar beroemde zoon zong ze van een wereld waar de machtigen van de troon gestoten werden en de onvruchtbaren vruchtbaar zouden zijn. De omgekeerde wereld. Van een protest van de familie is in dit verhaal dan ook geen sprake, de familie voelde zich kennelijk in het geheel niet beledigd maar wist haar plaats. Ze willen Jezus graag in bescherming nemen. Maar ze weten ook dat zijn taak groter is dan hij zelf. Zo mogen ook wij de zorg voor de armen, voor de minsten, voor de zwaksten belangrijker vinden dan onze eigen familie.
En ook wij hebben een sjibolet om te weten wie er bij ons horen. Lucas zou in het boek Handelingen schrijven dat we op onze daden beoordeeld worden. We mogen dus iedereen vragen die met ons mee wil doen of ze de hongerigen voeden, de dorstigen laven, de lammen laten lopen en de doven laten horen, of ze de zieken verzorgen en de bedroefden troosten.
De Bijbel knoopt daar nog een belofte aan vast. Dat wat Jezus van Nazareth heeft gedaan maakt dat er ooit een wereld komt die zo mooi zal zijn dat God er zelf zal willen wonen. Dat zal een wereld van vrede zijn, waar mensen samen leven en waar alle leed geleden is. Dat betekent dat we aan het werk moeten, want of en hoe we zelf aan die wereld deel krijgen is niet belangrijk. Belangrijk is dat we met de bouw van dat Koninkrijk van God beginnen. Er is nog heel veel werk voor te doen. Aarzel dus niet, gord u aan het werk wacht.
Amen
Geef een reactie