Lezen: Deuteronomium: 26: 5-11
Marcus 2:23-3:6
Gemeente,
Op de drempel van het beloofde land, een land overvloeiende van melk en honing klinkt het nog één maal: “denk er om dat je zwervers bent geweest en tot slaven bent gemaakt”. Als je het eerste dat je oogst in dat nieuwe land daar aan wijdt dan mag je feestvieren. Feestvieren met wie? Met de ambtenaren en de vreemdelingen. Ja ook de vreemdelingen, iedere keer worden ze weer apart genoemd als mensen die er uitdrukkelijk bij betrokken moeten worden.
De vreemdelingen zijn er niet alleen, je mag ze niet negeren ook zij horen er bij en bij alle heilige ogenblikken moeten ze mee kunnen doen, je moet zelf actief zorgen dat ze mee doen. Dat is nog eens tegengesteld aan wat wij doen.
Wij zijn slaaf van onze rijkdom. Deuteronomium vraagt aan de mensen van het volk van Israel om steeds hardop uit te spreken dat ze zwervers waren en tot slaaf werden gemaakt. Dat is niet voor niks, in een land overvloeiende van melk en honing ben je in een oogwenk vergeten wat het is om arm te zijn, wat het is om dag en nacht afhankelijk te zijn van anderen.
Vol van ongeloof worden de verhalen verteld over mensen die te arm zijn om de aansluiting op gas en electriciteit te kunnen betalen, die het in koude dagen moeten doen met kaarsjes die ze gekregen hebben. Niemand die er aan denkt om geld met hen te delen zodat het licht weer bij ze opgaat en de kachel gaat branden. Als je hulp nodig hebt moet je dat zelf eerst verdienen.
Gehandicapten die een beschermde arbeidsplaats nodig hebben om mee te kunnen doen moeten maar bedelen bij werkgevers die prestatie voorop stellen. Eerlijk delen met de minsten is er niet bij. Maar pas als dat gebeurt, als wij gaan delen met de armen, en de vreemdelingen behandelen zoals we zelf behandeld willen worden kunnen ook wij een feestmaal houden.
Maar wat hebben die belijdenis en dat delen met ieder,een nu te maken met de Sabbat? Die Sabbat gaat toch niet over slavernij en over Egypte? Voor het antwoord op die vragen moeten we het Nieuwe Testament openslaan en ons bezinnen op de betekenis van het verhaal dat we vanmorgen uit Marcus gelezen hebben.
De eerste vraag die bij dat schriftgedeelte op komt is de vraag of de mensen er zijn voor de regels of zijn de regels er voor de mensen. Het is eigenlijk een rare vraag want in onze samenleving worden de regels gemaakt door mensen omdat er mensen zijn die de regels nodig hebben om elkaar geen problemen te bezorgen. Maar als de regels er eenmaal zijn maken mensen misbruik van die regels door ze zo toe te passen dat ze zelf meer macht krijgen. De regels zijn er dan niet voor de mensen, de mensen zijn er dan voor de regels.
Het is die houding waar Jezus tegen te hoop loopt in het verhaal van Marcus. Want die rustdag is natuurlijk zeer nuttig. Wij zijn de Sabbath gaan vervangen door de zondag, niet de laatste maar de eerste dag van de week is bij ons centraal komen te staan, de Zondag is dus niet een nieuwe Sabbath. Maar op dit moment zijn we die zondag aan het offeren aan de goden van winst en profijt. Het gevolg is niet dat we geen vrij meer hebben maar dat we niet meer samen vrij zijn, dat er geen dag in de week meer is dat echt iedereen vrij is en dat iedereen mee kan doen met het plezier dat een echte samenleving kan bieden.
Daar komt Deuteronomium tevoorschijn. Wij zijn ook loonslaven in een zeven maal 24 uurs economie. Tijd om samen met iedereen vrijheid te vieren is er niet meer bij. Op de zondag viel immers het verschil tussen de toiletjuffrouw en de CEO weg? Beiden waren ze vrij, vrije mensen.
We vergeten dat onze samenleving er is voor de mensen en niet voor winst en profijt. Daarom is er geen tijd meer om nieuwe mensen in de buurt te leren kennen, samen te eten met je buurt of zelfs met je dorp of met de hele stad, met je famillie en vrienden, maar ook met de armen en de vreemdelingen in ons midden. De zondag wordt niet meer de dag om de God van de Liefde te aanbidden en te oefenen in de dienst aan die God, je weet wel, dat van heb je naaste lief als jezelf. Maar de zondag wordt de dag van produceren en vooral van consumeren en nog meer consumeren.
Wie werkt verdient aan het consumeren en wie niet werkt zorgt dat er geconsumeert wordt. Het lijkt wel een bij uitstek religieuze dag geworden waar de kassabel en de pinautomaat de klank van de kerk en de collectezak hebben vervangen. Alleen gaat het bij deze religieuze beweging niet om het delen met elkaar, om te zorgen voor elkaar, om samen het leven te vieren, maar gaat het om de dingen, om het geld, om het meer en het beter, om winst en profijt, om het veilig stellen van de bonussen.
Uit het verhaal van vandaag lees je dat je niet helemaal niks moet gaan doen op de Sabbath en dus al helemaal niet op de eerste dag van de week de Zondag. Je moet de mensen in het oog blijven houden. Zoals David toen hij op de vlucht was en honger had het brood uit de Tempel mocht eten, normaal alleen bestemd voor priesters, mochten de leerlingen het graan langs de rand van de akker eten.
Dat graan aan de randen van de akker was bij uitstek bestemd voor de armen is het voorschrift uit de Bijbel, die kunnen het ook op Zondag arm hebben. Dat ze honger kunnen hebben is zelfs bij ons duidelijk. De voedselbanken hebben het extra druk en krijgen soms zelfs te weinig aangeleverd. Als we de zondag eens echt een religieuze dag willen maken dan zamelen we zondag zo veel mogelijk voedsel in voor de voedselbanken in onze omgeving. De Zondag is immers het feest van de opstanding tegen de dood, het feest van een nieuw soort leven, niet voor jezelf, niet voor andere goden, maar voor de ander, de minsten allereerst.
De Bijbel knoopt er een belofte aan vast. Als we alles wat ons uit Gods hand toevalt weten te delen met hen die niets of te weinig hebben dan ontstaan er een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Dan geeft de zee haar doden terug, ook de doden uit de Middellandse zee. Dan wordt de aarde zo mooi dat God er zelf zal willen wonen. Daar heen zijn wij op weg, of we er deel aan hebben zoals we nu deel hebben aan het leven is niet meer belangrijk. Wij mogen handelen alsof die nieuwe aarde er al is. Aarzel dus niet, er is nog veel werk te doen, vat dus aan.
Amen.
Geef een reactie