Lezen: Jeremia 20: 7-13
Matteüs 10: 16-33
Gemeente,
Vandaag is het volgens het Oecumenisch leesrooster van de Kerken de eerste zondag van de zomer. Velen van ons staan op het punt op vakantie te gaan, even los te komen van de besognes die ons thuis alle dagen in beslag nemen, de machten en krachten waar we maar al te vaak niet onderuit komen. Maar komen we ook los van Gods Woord, dat ons gegrepen heeft en ons met enige regelmaat naar een kerk brengt, ons zelfs aan het zingen brengt?
Dat Woord van God is overal in de Wereld werkzaam en de volgelingen van Jezus van Nazareth kregen de opdracht dat Woord overal heen te brengen tot de aarde voltooid zou zijn, tot de schepping eindelijk klaar is en de aarde een paradijs. Dat Woord van God op die manier meenemen als wij op reis gaan is niet eenvoudig.
Veel christenen uit China bijvoorbeeld zullen direct met de klacht die we vanmorgen uit het boek van de profeet Jeremia lazen mee kunnen voelen. Ze willen zo graag vrijuit over de boodschap van Jeremia en het Evangelie van Jezus van Nazareth spreken maar dat mag alleen binnen de kaders die door de communistische partij van China zijn gesteld. Amerikaanse Christenen mochten dan ook niet zo maar Bijbels in China invoeren tijdens de Olympische Spelen enkele jaren geleden. In China zijn Bijbels te koop in door de staat goedgekeurde winkels. Zo maar en in vrijheid kennis nemen van die boodschap gaat daar niet.
Veel Christenen daar zeggen dan ook dat de woorden van de Heer hen dag in dag uit in schande en vernedering brengen. Een kruis op een kerk zetten mag niet, nog niet zo lang geleden protesteerden Christenen tegen het bevel een kruis van hun kerk af te halen. Christenen lopen niet alleen aan tegen de opvatting dat de communistische partij de leiding moet hebben in het vormgeven van de samenleving maar ook tegen een geschiedenis van uitbuiting en slavernij die met de Bijbel in de hand eeuwenlang is goedgepraat.
Niet het “heb Uw naaste lief als Uzelf”, klonk daarbij, maar de adviezen die bijvoorbeeld de vrienden van Job aan hem gaven om de schuld van het lijden bij zichzelf te zoeken en te aanvaarden wat God op zijn weg had gezonden. Job verzette zich daartegen net zoals de schrijver van dit gedeelte uit het boek van de profeet Jeremia zich daartegen verzet. Hij wil wel stoppen met zijn oproepen tot het volk maar hij kan het niet, het brand in zijn binnenste. In zijn tijd werd het land Israël bedreigd door de grote mogendheden van toen. De Koning van Israël zocht bondgenoten maar zocht die bondgenoten bij de zwakste van de grote mogendheden. Uiteindelijk werd daardoor de val van Israël bespoedigd.
Profeten riepen op om het bondgenootschap bij God te zoeken. Als je een samenleving zou weten op te bouwen waar niet geld en bezit, macht en aanzien, het belangrijkste zouden zijn maar delen en zorg voor de zwaksten, dan zou dat land helemaal niet aantrekkelijk zijn om aan te vallen en te bezetten. Stel je voor dat soldaten niet als vijanden maar als broeders zouden worden behandeld, dan zouden ze ongeschikt worden om te vechten. In 1968 zag Rusland zich genoodzaakt troepen uit Praag terug te trekken omdat de opstandige studenten daar met de soldaten in discussie gingen. Dat bracht de soldaten in verwarring. Ze stuurden toen soldaten uit Siberië die nauwelijks of geen Russisch kenden.
Maar onheilsboodschappen horen mensen niet graag. In de dagen van Jeremia niet over de naderende bezetting, in onze dagen niet over klimaatverandering of de toenemende kloof tussen arm en rijk. De vervloeking tegen de dag dat je geboren bent kennen we ook uit het boek Job. Daar was de wanhoop over het persoonlijke leed dat de rechtvaardige ten onrechte was aangedaan. Hier klinkt de wanhoop over de hardhorendheid van het volk. In beide gevallen is het beroep op de onvoorwaardelijke Liefde, de Goddelijke liefde, de enige uitweg. Bouwen wij na of bouwen we op is dus de vraag aan ons.
Er zijn dan ook predikers die beloven een gemakkelijk leven als je de weg van Jezus van Nazareth volgt. “Laat Jezus in je hart en je zult de vrede kennen” Afgezien van de vraag hoe “Jezus in je hart” moet komen is de suggestie geheel in strijd met wat Jezus er in het verhaal van Mattheüs zelf over te zeggen heeft. We kennen natuurlijk de uitdrukking over de wolf in schaapskleren, een vijand die zich onder de nietsvermoedende onschuldige kudde begeeft om daar kwaad aan te richten.
Maar kennen we het omgekeerde ook? Schapen die zich onder de wolven begeven om andere schapen te helpen? We staan er waarschijnlijk niet zo bij stil maar organisaties als Artsen zonder Grenzen kennen dit soort schapen. In oorlogsgebieden vindt je hen terug, onafhankelijk en alleen daar waar mensen zonder hulp zijn gaan ze hun gang, wat overheden of gewapende troepen er ook van mogen vinden. Regelmatig vallen er slachtoffers onder deze hulpverleners, of ze worden ontvoerd of gevangen gezet. Ooit was er een tijd dat de kerken de verantwoordelijkheid voor dit soort hulp op zich hadden genomen. De geschiedenis kent dan ook vele slachtoffers van geweld die alleen hulp aan de armsten en de zwaksten kwamen brengen.
Veel kerken hebben zich echter zozeer met de machthebbers in de wereld verbonden dat het aantal kerkelijke hulpverleners zeer is teruggelopen. Van veel kerken is voor de machthebbers zeker geen gevaar meer te duchten. En toch waarschuwt Jezus er voor dat het volgen van zijn weg een hoop onrust en conflict teweeg zal brengen. Kinderen tegen hun ouders, burgerlijke en kerkelijke overheden tegen de volgelingen van Jezus. Jullie zullen door iedereen worden gehaat zegt hij tegen zijn zendelingen, en daarmee kunnen ze op pad.
Wie in onze dagen voor de armen opkomt wordt vreemd aangekeken. Wie maaltijd houdt met vreemdelingen in plaats van hen te veroordelen loopt de kans gemeden te worden en met de nek te worden aangekeken. Wie racisten veroordeeld en opkomt voor een rechtvaardige samenleving waar mensen recht hebben op hun eigen overtuiging en manier van leven loopt de kans met geweld bedreigd te worden. Het gaan van de Weg van Jezus van Nazareth betekent dit volhouden, ondanks wat er gebeurd, ondanks wat vrienden, familie en de mensen om je heen er van vinden, ondanks de heersende opinie, volhouden tot het einde toe.
In de dagen van Jezus van Nazareth snapte iedereen direct dat een slaaf op de onderste ladder van de samenleving stond. Matteüs begint dan ook met de uitspraak van Jezus te citeren dat de slaaf niet meer hoeft te zijn dan de meester, of de leerling meer dan de leraar, maar toch. Je kunt je ook vandaag de dag nog voorstellen dat de buschauffeur niet boven de bestuursvoorzitter van de busmaatschappij gesteld moet worden. Maar dat ze gelijk zijn is dus duidelijk. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Jezus waarschuwt voor de oorlog die je ontketent als je dit van de daken gaat schreeuwen.
Je kiest wel steeds de goede kant, en hij heeft er weet van als je ten val komt en uiteindelijk zal het allemaal wel goed komen, maar Jezus is gekomen om het zwaard te brengen. Goed en kwaad zullen eindelijk duidelijk worden. Het kind van de uitgeprocedeerde asielzoekster is niet minder dan een van de dochters van Maxima en Alexander, en we worden geroepen om van allebei evenveel te houden. Je mag van anderen houden als van jezelf en als je merkt hoeveel je van een ander kan houden dan weet je ook hoeveel jezelf waard bent. In de zestiende eeuw schreef iemand eens op dat het eigenlijk de enige troost is die we hebben, dat God er weet van heeft wat er met je gebeurt. Sinds die tijd is dat aan heel veel mensen geleerd. Maar je leert het pas echt als je weet hebt van de ellende van de anderen, en daar wat aan wil doen.
Amen
Geef een reactie