Lezen: Nehemia 9: 6-15
Johannes 10: 1-10
Gemeente,
We denken het te weten. Van ongelovigen valt niks te verwachten. Mensen met een ander geloof komen hier alleen om van ons te profiteren. De mensen van het volk Israël hadden lang ook zo gedacht. Hun ouders hadden van die mooie godsdiensten gehad, met priesters in prachtige gewaden en mooie godenbeelden tot op de hoeken van de straten toe. Het was uitgelopen op een ballingschap in een ver vreemd land.
Daar zaten ze, met de belofte op zak dat God hun land eeuwig aan hen had geschonken. Dat land en die belofte moesten ze maar vergeten. Misschien dat ze toch hun godsdienst zouden kunnen behouden. Profeten hadden verteld dat die ballingschap tot een einde zou komen. Maar hoe dat wisten ze niet, van die Heidenen viel immers niets te verwachten. Tot op een dag de Babyloniërs werden verslagen door de Perzen. En de Perzen wisten het wel. Door onderdrukking en geweld krijg je geen vrienden onder de overwonnen volken. En zo gaf koning Cyrus het bevel om Jeruzalem en de Tempel weer te herbouwen. Hij kon niet meer stuk, een profeet noemde hem zelfs de Messias, de bevrijder van Israël.
En ze hadden de stad en de Tempel herbouwd. Een hoge ambtenaar van het hof van Cyrus, Nehemia, had de leiding genomen. En toen het klaar was gingen ze feest vieren. Het loofhuttenfeest. En ze vonden de Tora weer terug, de leer van Mozes. Die had hen uit de slavernij in Egypte verlost, door een God te volgen die ook hen zou verlossen. Met die God zouden ze zich moeten verzoenen, want die God liet kennelijk nooit varen het werk dat hij was begonnen.
Elk jaar vieren de Joden nog steeds die Grote Verzoendag. Een dag van rouw en boetedoening. Maar waarom zouden ze? De mensen die Grote Verzoendag intensief beleven zijn de mensen die het hele jaar trouw naar de Synagoge gaan, koosjer eten en proberen zich streng aan de Wet te houden. De Judeeërs waar we vandaag over lezen waren de mensen die notabene met gevaar voor eigen leven de muur rond Jeruzalem hadden opgebouwd. Waarom zouden die nu in boetekleren gehuld gaan, moeten vasten en stof op hun hoofd strooien. Om aan te tonen dat ze bij het volk hoorden dat ooit de goddelijke richtlijnen voor een menselijke samenleving had ontvangen gingen ze nog apart staan ook.
Maar het ging om die richtlijnen, de Tora. Daar lieten ze zich eerst uit voorlezen, heb Uw naaste lief als Uzelf. Dat deden ze, net als wij, vaak niet. En daar hadden ze zeker een kwart van de dag voor nodig om dat uit te spreken.
Wanneer hadden ze allemaal de armen onder hen vergeten, de lamme langs de kant van de weg laten zitten, de blinde in het donker laten rondscharrelen, de vreemdeling laten verdrinken en de dove vergeten duidelijk te maken waar het om gaat in het leven. Als je bij jezelf nagaat hoe vaak je toch dingen doet die niet ten goede komen aan de minsten in de samenleving, als je nagaat hoe vaak je vergeet de vreemdelingen uit te nodigen voor bijeenkomsten die de samenleving aangaan dan realiseer je je pas hoe goed het is dat er een verhaal bestaat over een God die voortdurend oproept om juist dat goede te doen.
Die God begon al met Abraham om hem uit het land van hebben en houden te leiden naar het land van delen. Die God is daar nooit mee opgehouden hoeveel onschuldige mensen er inmiddels ook ter dood zijn gebracht. Ja zelfs door de dood heen blijft dat verhaal door gaan en elk dag kunnen we er over lezen en elke dag mogen we duizend keer opnieuw de weg gaan die voor ons door Jezus van Nazareth werd gewezen.
Duizend keer konden de Joden de richtlijnen bestuderen maar toch weken ze telkens weer van de weg van God af. Daarom was de Grote Verzoendag een dag van boete en rouw maar tegelijk een feestdag. En ook al stonden de Israëlieten zelf apart omdat zij het waren die de richtlijnen hadden gekregen, ooit in de Woestijn, ze mochten de Feestdag vieren samen met de vreemdelingen in hun midden. Zo hadden zij het land gekregen dat overvloeide van melk en honing en zo mochten ze elk jaar een nieuwe samenleving beginnen.
Zo vragen wij onze God elke zondag om ontferming voor alles wat er fout gaat met ons en met de wereld. Ook wij laten ons immers maar al te gemakkelijk regeren door godsdiensten van de dood. Tientallen jaren werden we bedreigd door het communisme van Rusland dat werd afgeschilderd als een godsdienst van de dood. Zonder dat hier dat communisme was gaven we goud en goed uit voor de strijd er tegen en lieten onschuldige soldaten hun leven zodat anderen voorbereid zouden zijn.
Toen het communisme verdween werd wanhopig gezocht naar een andere dodende godsdienst. De radicale Islam lijkt de ideale oplossing te zijn. Aanslagen waren er altijd al maar voor wie zocht naar een godsdienst van de dood die ons in de greep kon houden moeten de aanslagen van 11 september op New York en Washington wel als een geschenk uit de hemel hebben geleken. Dat het verhaal van Nehemia ons leert dat die strijd tegen de godsdienst van de dood ons juist gevangen houdt en in slavernij willen we kennelijk niet begrijpen.
Er is één Heer in de wereld, die heeft gewonnen, die heeft het volk eerst uit de slavernij van Egypte naar het land overvloeiende van melk en honing geleid. Toen het volk afdwaalde van de richtlijnen voor de menselijke samenleving en in ballingschap werd gevoerd werd datzelfde volk opnieuw bevrijd uit ballingschap en kon de stad van de vrede herbouwd worden tegen alle verzet en weerstand in. Christenen hebben zelfs gevierd dat de dood zelf was overwonnen en dat de bevrijder van mensen, de Messias, de gezalfde Koning die ze Christus noemen, was opgestaan uit de dood. Verzoening met de God van het Leven betekent daarom dat de angst voor de dood, de angst voor het vreemde, de angst ook voor vreemde godsdiensten voorgoed achter ons wordt gelaten. Die God van het leven verlaat ook ons niet mogen we geloven.
Het is die God die ons in bescherming neemt. Maar hoe komen we bij die God uit? Waar is die te vinden. Het antwoord dat de Bijbel ons geeft is dat God voor ons mensen te vinden is bij Jezus van Nazareth. Dit weekeinde keren we terug naar het Evangelie van Johannes om daarin nog eens na te lezen wat de betekenis ook al weer was van Jezus van Nazareth.
Jezus beschrijft de bescherming die God biedt als de schaapskooi waar de schapen voor de nacht in werden ondergebracht. Een muur van scherpe stenen met een deur waarin de herder ging slapen, geen schaap kon er in of uit. Door die bescherming kon de kudde vruchtbaar zijn en groeien. Jezus noemt zichzelf de deur, daar moeten we dus zijn voor de God die nooit laat varen het werk dat zijn hand begon.
Doel is kennelijk een vruchtbaar leven te leiden. Een dief immers leidt geen vruchtbaar leven maar teert op hetgeen anderen hebben voortgebracht. Koeien en schapen hebben een eigen groene weide nodig om vruchtbaar te zijn. Zo hebben wij mensen een goede houding naar elkaar nodig om vruchtbaar te zijn. Zelf werken, zelf leren om te werken, zelf zorgen zijn slogans die vruchtbaarheid veronderstellen. Je moet wat weten voort te brengen. Soms moeten we met harde hand leren dat het ontbreken van echte zorg voor elkaar tot groot onheil kan leiden. Dan is er weer een eenzaam mens die in zijn hoofd de wereld naar zijn hand zet en dat gaat vertalen in bloedig geweld.
De manier waarop Jezus van Nazareth onophoudelijk en onvoorwaardelijk zijn liefde toonde hebben wij over het algemeen nog niet geëvenaard. Als Jezus van Nazareth de sleutel is tot ons bestaan, als we kiezen voor hem als herder, of in ons geval als boer die ons weidt, dan moeten we ons elke dag afvragen om wie wij heen gelopen zijn. Wie zagen we niet staan omdat die ons te ingewikkeld was, omdat samen leven met die persoon wel heel erg moeilijk is.
Omdat we vreemdelingen en vluchtelingen niet verstaan en niet begrijpen? Omdat demente ouderen vergeten zijn wie ze waren, omdat chronisch zieken en gehandicapten niet meer kunnen wat we van gezonde mensen verwachten? Het ging Jezus om de minste van zijn broeders, wij zijn geroepen om voor hem die zorg op ons te nemen. In die zorg voor de minsten mogen wij de Heer zelf ontmoeten. Een hand uitsteken, en niet accepteren dat die geweigerd wordt is dan het minste dat we kunnen doen, en het vruchtbaarste.
Ooit komt er een wereld waarin al die pijn voorbij zal zijn. Dan is er eten genoeg voor iedereen, dan sterven er geen kinderen en niemand sterft voor zijn tijd. Dan hoeven we zelfs niet meer bang te zijn voor wilde dieren, de leeuw zal het weiland delen met het lam. De aarde is dan zo mooi dat God zelf hier zal willen wonen. Tot die tijd is het werk aan ons, aarzel dus niet, vat aan, er is nog veel te doen.
Amen
Geef een reactie