Lezen: Exodus 24: 12-18
Matteüs 17: 1-9
Gemeente,
Nadat Mozes met de priesters en de oudsten bij God waren geweest moet hij nog een keer de berg op. Nu met Jozua de naamgenoot van Jezus van Nazareth, de beoogde opvolger van Mozes die het volk het beloofde land zal binnenleiden. Hij krijgt stenen platen met alle wetten en regels er in gebeiteld. Rechters blijven achter bij het volk in de persoon van Aäron en Chur maar op de berg is de wolk die het volk Israël door de woestijn had geleid en op de berg is vuur te zien, zoals veel later het vuur te zien was op de Apostelen toen de Heilige Geest werd uitgestort op het Pinksterfeest.
De herinnering aan het gebeuren bij de berg in het midden van woestijn zou veel later door het volk Israël verbonden worden met het Pinksterfeest, het feest waarop de eerstelingen van de oogst werden gedeeld met de armen, de vreemdelingen, de familie en de dienaren van de Tempel in Jeruzalem. In die Tempel werden immers de richtlijnen voor de menselijke samenleving op die stenen platen bewaren. Dat delen van brood en wijn, van de oogst, zou ook het feest worden van de Heilige Geest, want alle volken op aarde zouden in de Geest van Jezus van Nazareth bereid moeten zijn alles wat ze hadden te delen met wie dat nodig had. Dan pas zou het verbond tot vervulling komen.
Mozes was op de berg de volmaakte tijd, in de Bijbel is dat altijd veertig, veertig dagen en veertig nachten, of zelfs veertig jaren, dat is altijd genoeg om te komen tot een beslissing, om te leren hoe het eigenlijk moet en om tot een volk te worden. Zo bleef Jezus van Nazareth veertig dagen in de woestijn en trok het volk Israël veertig jaren door de woestijn.
Mozes ging de wolk in die boven op de berg hing, het volk ziet de glorie van God in het vuur op de top van de berg. We moeten beseffen dat het verhaal later is verteld. Midden in de ballingschap in Babel vertelden de Israëlieten deze verhalen. Ook dit verhaal verteld over het heiligste dat het volk is overkomen. Heel het volk was er getuige van hoe in het midden van de woestijn een groep gevluchte slaven, Hebreeën en anderen die zich bij hen hadden aangesloten een echt volk werd. Een volk met rechters, met vertegenwoordigers, met wetten en regels. Alle volken hadden goden, meestal meer, maar al die volken werden van bovenaf door machthebbers bestuurd.
Dit volk begon onderaan. De regels die ze hadden waren bedoeld om de armsten en de zwaksten onder hen recht te doen en overeind te houden, om er een menselijke samenleving van te maken waar alle mensen tot hun recht kwamen. De vertegenwoordigers die ze hadden moesten zorgen dat die regels werden toegepast op en door iedereen. Rechters moesten geschillen hierover rechtvaardig beslechten. De leiding van het volk had geen andere taak dan de regels duidelijk te maken en heel het volk te leiden naar een land waar er voor iedereen meer dan genoeg te eten en te drinken zou zijn, een land waar het leven hen zou toelachen.
Geen wonder dat het zo’n bijzonder verhaal is geworden. Onder alle volken die verhalen hebben over hun ontstaan en het krijgen van hun wetten en regels is dit verhaal wel het meest bijzondere. Dit verhaal gaat niet over de macht van een koning die een land veroverde, en rijk werd ten koste van zijn onderdanen die er uiteindelijk in slaagden een beetje redelijke afspraken met hun koning te maken, maar dit verhaal gaat over een God die reageert op de wanhoopskreten van slaven.
Jezus van Nazareth was sterk verbonden met de geschiedenis van zijn volk. Met Mozes die het volk uit slavernij leidde en de Wet van de woestijn, de richtlijnen voor de menselijke samenleving, op twee stenen platen kreeg en de tent van God mocht oprichten. Jezus van Nazareth was ook verbonden met de profeet Elia van wie wordt verteld dat hij op een vurige wagen ten hemel steeg en die zich openlijk bleef verzetten tegen een overmacht van priesters die andere goden wilden volgen en tegen de Koningen die dat wel mooi vonden en politiek aantrekkelijk.
Het is geen wonder dat de volgelingen van Jezus van Nazareth een weg zochten om die eenheid met de geschiedenis te bewaren. Maar Jezus van Nazareth wilde in elk geval niet dat de volgelingen hem al direct op een lijn gingen stellen met Mozes en Elia. Pretenties waren Jezus vreemd. Hoeveel glans er van die illustere voorgangers ook op hem afstraalde hij bleef maar liever gewoon mens.
Na de opstanding van Jezus van Nazareth ontstond de beweging van de Weg, een beweging waarin gelovigen op grond van die opstanding Jezus van Nazareth erkenden als de beloofde bevrijder van Israël, de Messias. Onder de Judeeërs steeds harder een discussie of die Jezus van Nazareth wel echt de Messias was geweest en of die beweging van de Weg nog wel een Joodse beweging was, een beweging die stond in de traditie van het volk Israël.
Een scheiding tussen Judeeërs die naar de Synagoge gingen en ook in de verspreiding over het Romeinse Rijk Synagogen bouwden en er samenkwamen en de mensen van de beweging van Weg, waar Judeeërs samen met Heidenen in Synagogen of bij iemand thuis bijeenkwamen was er nog niet echt. Dat heeft nog een aantal eeuwen geduurd.
Beide groepen lazen de Hebreeuwse Bijbel. En die Hebreeuwse Bijbel, ons Oude Testament in de Griekse vertaling die de Septuagint genoemd wordt, een vertaling voor de Judeeërs die in Alexandrië woonden maar die in heel het Romeinse Rijk populair was geworden.
Het zal duidelijk zijn dat een verhaal over Jezus van Nazareth die Mozes en Elia ontmoet en door God als zijn zoon wordt genoemd de mensen van de beweging van de Weg heeft geholpen. Zeker als duidelijk is dat je zo’n moment, zo’n visioen niet gevangen kan houden maar moet uitdragen tot aan het eind van de wereld. Daar is het nog niet, aan de gelovigen van vandaag dus de taak dat uitdragen verder te brengen, elke dag, de leer van Mozes en de praktijk van Elia, in Jezus Naam.
Maar onze hulp komt niet van de bergen. Volgens de psalmist kun je immers naar de bergen kijken als je hulp nodig hebt, maar je hulp komt van de God die alles heeft geschapen. Mozes aanroepen helpt niet. Elia vragen om op de berg Karmel opnieuw het op te nemen tegen de pseudopriesters in het brengen van een offer helpt niet. Dat de glans van Mozes en Elia afstraalt op Jezus van Nazareth brengt ons God niet naderbij. We knippen in de kerk graag de verhalen uit de Bijbel in stukjes. Soms lijkt het dan of het altijd feest blijft, of we tenten kunnen bouwen waar de heerlijkheid van God in kan verblijven.
Beneden aan de berg zal Mozes zijn stenen platen stuk gooien omdat er een gouden kalf aanbeden wordt, Elia moet vluchten naar de woestijn en zich laten voeden door de raven. Als Jezus en de drie discipelen de berg afdalen wacht daar een gehandicapte jongen op hen. Een jongen die door de andere volgelingen die niet genezen kon worden. Ze zullen kleingelovigen genoemd worden.
Pas als we zien dat onze hulp niet uit den hoge is, dat we de hulp die ons gevraagd wordt niet aan een ander kunnen overlaten, zelfs niet aan God, maar dat de God die met ons meetrekt, ons de kracht geeft te helpen, te delen van wat we hebben, dan kunnen we de kracht vinden om te werken aan die wereld die God ons in het vooruitzicht stelt. Dan zijn we geen kleingelovigen meer maar geloven we dat we bergen kunnen verzetten.
In die nieuwe wereld is de dood overwonnen. Daar is geen honger meer en geen gebrek. Daar gaat niemand voor zijn tijd dood, daar sterven geen kinderen, daar hoeft niemand meer te vluchten, daar hoef je zelfs niet bang te zijn voor wilde dieren, de leeuw en het lam zullen samen weiden en het kind zal spelen in het hol van de slang. Voor die wereld er is moet er nog heel veel gebeuren. Wij zijn geroepen om daaraan mee te werken. Aarzel dus niet, het werk wacht.
Amen
Geef een reactie