Lezen: Genesis 12:1-8
Lucas 19:1-10
Gemeente,
Vandaag lezen we het beroemde begin van het verhaal over Abram. Een God inspireerde hem om verder te trekken dan zijn vader en de rest van zijn familie ooit hadden gedaan. Die waren al van Ur naar Charan getrokken maar Abram met zijn vrouw en gevolg trok verder naar het voor hen kennelijk onbekende Kanaän in de overtuiging dat het ergens goed voor was. Want zeg nou zelf wat heb je er aan als je beloofd wordt dat alle volken ooit jaloers op je zullen worden. Hoe God tot Abram sprak blijft onbekend. Ook hoe de godsdienst van Abram er eigenlijk uitzag. Bedenk wel, de 10 woorden, die het volk Israel in de woestijn op gang dreef naar het beloofde land, waren er nog niet, ook de Heilige Tent en alles wat daarbij hoort was er niet. Abram bouwde wel altaren voor God maar wat hij daar op offerde blijft ook onbekend en of die nieuwe God die hem voortdreef daar eigenlijk wel van gediend was blijft ook in het verborgene.
Het enige dat we weten is dat Abram naar een nieuw land trok en daar een beetje ging rond trekken. Zoiets als de Batavieren die ooit de Rijn af kwamen zakken en hier de Kaninefaten tegen kwamen maar desalniettemin onze voorouders werden. Wij lezen dit verhaal met de kennis die we achteraf gekregen hebben. Wij weten wel van de richtlijnen die de God van Israël in de Woestijn aan het volk had gegeven en hoe die in de Tempel in Jeruzalem werd bewaard en hoe de wereld uiteindelijk zal moeten leren dat alle volken zich naar Jeruzalem moeten keren. Hier is het begin. Er op uit trekken om op een andere manier te gaan leven. Als een bron van alle goeds, want dat is een zegen zijn toch. Ophouden met de manier van leven die in de wereld gewoon is. Voor de ballingen in Babel die het verhaal later aan elkaar vertelden was dat Ur der Chaldeeën een bekende plek. Daar waren zij in ballingschap. En het leven daar was ook bekend, er waren vele goden die je voortdurend in leven moest houden met je offers om voorspoed en gezondheid te krijgen. Daar was Abram uit weggetrokken.
Zoals dezer dagen mensen er op uittrekken om ingrijpen in de verschrikkingen in het Midden Oosten te vragen, hun werk stoppen om op Griekse eilanden vluchtelingen uit de Middellandse zee te vissen, zoals ook in onze dagen jonge mensen hun carrièr op een zacht pitje zetten om in een arm land voor weeskinderen te gaan zorgen, om landbouw op moderne leest te schoeien, om huizenbouw mogelijk te maken, kortom om de kennis van onze rijke samenleving over te dragen op de armsten in de wereld die juist op die kennis zitten te wachten. Waar dat op uitloopt weten ze niet maar in Amerika en in Den Haag en elders op de wereld lopen mensen de deur bij de heersers van de wereld plat om te pleiten voor de vluchtelingen en slachtoffers van armoede. Dat is nieuw, soldaten vragen aan landen om in te grijpen in een oorlog. De Verenigde Naties van de wereld hebben inderdaad samen besloten de armoede de wereld uit te helpen. Een nieuw begin. Nou maar hopen dat ze niet alleen worden gehoord maar dat ze er ook wat aan gaan doen.
Het verhaal van Abram wordt vandaag niet voor niets verteld. We zullen het een heel jaar met ons mee moeten dragen. Morgen begint namelijk het Luther jaar. Over een jaar is het precies 500 jaar geleden dat Maarten Luther zijn 95 stellingen aan de deur van de slotkapel in Wittenberg spijkerde, Helemaal niet zo’n bijzondere daad in die dagen maar achteraf was dat het begin van een uittocht uit een wereld waar Luther in was opgegroeid. Een scheiding van kerk en staat was er niet, net zo min als in de dagen van Abram en de de dagen van de ballingschap. Breken met de godsdienst van je omgeving was breken met de samenleving. Uittrekken uit alles wat je vertrouwd was. Het zou Maarten Luther zelf ook verbazen maar het Hier sta ik ik kan niet anders markeert het breekpunt, net als Abram die niet in Haram bij de familie bleef hangen maar doortrok tot in het land dat God hem had beloofd. Er zijn er in de kerk die nu en het in komende jaar gaan pleiten om weer terug te keren in de schoot van wat zij noemen de Heilige Moederkerk. Die mensen lijken op de Israëlieten die in de woestijn terug wilden naar de vleespotten van Egypte. Maar volgens de Bijbel wordt ons wat anders gevraagd.
Alle mensen zijn aan elkaar verwant. Dat is een boodschap van de Bijbel die nog al eens verwaarloosd wordt. We doen dan net of mensen die ergens anders vandaan komen niet aan ons verwant zijn en dus ook niet gastvrij ontvangen hoeven te worden. We doen dan ook nog of wij beter zijn omdat we rijker zijn en meer winnaars van de Nobelprijs hebben voortgebracht, of we die allemaal gewonnen hebben. Jezus van Nazareth heeft het altijd in de eerste plaats over de mensen van het volk Israël. In het verhaal dat we vandaag lezen wordt nog eens subtiel verteld hoe Israël aan het oorspronkelijke Jericho gekomen was. We kennen dat verhaal over het volk dat zeven keer zeven dagen rond de stad trok, toen op de ramshoorns blies en naar binnen kon lopen omdat de muren ingestort waren. Maar er gaat ook nog een verhaal over verspieders aan vooraf. In dat verhaal speelt een hoer een belangrijke rol. Rachab die de verspieders verborg voor een bevolking die haar rijkdom met niemand wilde delen. Zeker niet met een groep nomaden die uit de woestijn naar het zo vruchtbare land kwamen. Ze wilden niet delen. Zoals de verspieders toen verstopt waren trof Jezus van Nazareth nu ook een spion die wilde weten wat dat nu allemaal was met die vreemde leraar die het hele volk achter zich aan had gekregen. Dit was ook een spion met een naam, Zacheüs zeggen wij maar die naam gaat terug op het Hebreeuwse Zakkaï, reine of onschuldige. Een naam die verwant is met Tsaddiek, rechtvaardige.
Daar kwam Jezus van Nazareth voorbij. In de naam Jezus klinkt Jehosjua, of Jozua zoals wij zeggen, door, de bevrijder van Jericho. Die Zacheüs was in een vijgenboom geklommen. En volgens de profeet Zacharia zou er een tijd komen dat iedereen onder de vijgenboom en onder de wijnstok met elkaar maaltijd kon houden omdat het onrecht zou zijn uitgebannen. Nu, die Zacheüs was rijk en dat kon alleen als hij als tollenaar het volk onrechtvaardig had behandeld. Daar is hij ook zeer van doordrongen. Maar hij was in staat Jezus van Nazareth te zien, Deze Zacheüs werd beschoud als een vijand van het volk. Met hem gezien worden gaf je een slechte naam. Maar waarom zou je bang zijn voor je eigen naam in de gemeenschap als je iemand weer op de weg van de God van Israël weet te brengen. Zacheüs hoeft alleen als zoon van Abraham als gelijke behandeld te worden. Dan geeft hij aan dat hij zijn onrecht ongedaan gaat maken, met een woordspeling die in onze vertaling is weggevallen, want wie hij de vijgen heeft geschud geeft hij viervoudig terug staat er letterlijk.
Hij deelt met de armen en als hij per ongeluk iemand nadeel bezorgd dan vergoed hij dat viervoudig zoals de leer van Mozes hem dat voorschrijft in het boek Leviticus. Geen wonder dus dat Jezus van Nazareth bij hem wil eten. Dat geeft de arme Zacheüs die achteraan moet staan weer een nieuwe plaats in de samenleving, als voorbeeld namelijk. Zo hoort het, delen met de armen en de schade vergoeden die je veroorzaakt. Deze Zacheüs hoort dus niet bij de Romeinen maar bij het volk van Israel. Daarmee is de belastingbaas van Jericho ineens het lichtend voorbeeld voor het volk geworden dat ooit Jericho veroverde. Jezus hoefde dus inderdaad niet om Jericho heen te trekken om het te veroveren, hij trok Jericho in om onderdak te vinden voor de nacht en veroverde Jericho in het hart van de stad. Het roept natuurlijk wel de vraag op hoe wij dat doen, we houden ons wellicht verre van onchristelijke goddelozen, maar delen we ook met de armen van ons bezit en vergoeden we de schade die we veroorzaken? Doen we wat de leer van Mozes ons vraagt? De vreemdelingen onder ons behandelen als hoorden ze bij ons ogen volk?
Er zijn veel mensen die bang zijn voor die vreemdelingen met hun rare geloof en vreemde gebruiken. De vreemdelingen die we in de zeventiende en achttiende eeuw als slaven naar Suriname en de Caraïben hebben gebracht en eeuwen geleden Nederlander geworden zijn veranderen nu een deel van ons Sinterklaasfeest zoals we dat in de negentiende eeuw vorm hebben gegeven. Wat zouden al die vreemdelingen nog meer kunnen veranderen? Onze restaurant cultuur is lang gedomineerd geweest door Chinezen die naar Indonesië worden verhuisd en later naar Nederland waren gekomen. De angst voor veranderingen is groot. En kinderen die angstig zijn in een donker bos gaan ineens harder praten, ze overschreeuwen hun angsten. In Amerika vieren ze morgen het feest van de bestrijding van de angst. Dan komen ook de kinderen langs. Trick or treat roepen ze dan, struikel of trakteer roepen ze dan. We vergeten dat het een zeer Bijbelse oproep is, deel of wordt overheerst is het verhaal van de Hebreeuwse Bijbel. Jezus van Nazareth probeerde dat concreet te maken voor de dagelijkse werkelijkheid. Wij mogen hem daarin volgen.
De beloning ligt in een nieuw land, een land waarin de honger en de angst zijn verdwenen, waar niemand meer dood gaat voor zijn tijd. Een nieuwe aarde zal het zijn waar de hemel zich zal vestigen en God zijn tenten op deze aarde zal spannen. Wie dat voor ogen houdt hoeft nergens bang meer voor te zijn. Zeker niet voor je eigen naam en reputatie want kinderen van God zullen we genoemd worden. Misschien dat wij dat nieuwe land niet meer zullen zien, maar we leven niet in een gemeenschap met een voor wat hoort wat geloof. Het doen van de wil van de Vader, delen van onze rijkdom is ons beloning genoeg. Een prettige feestdag dus morgen en een vruchtbaar feestjaar gewenst.
Amen
Geef een reactie