Lezen: Exodus 32:7-14
Lucas 15:1-10
Gemeente,
Het is zo verleidelijk. Een beeld maken van God. Mensen hebben houvast nodig. En alleen die regel dat je je naaste liefhebt is toch een beetje vaag. Ook al worden de voornaamste regels in stenen platen gegraveerd je blijft je toch afvragen waar het vandaan komt en wat je er mee kunt. En dus staat de wereld vol beelden die aanbeden worden. Midden in de woestijn maakt ook het volk van Israel zo’n beeld. Een beeld dat volgens hen past bij de God die hen uit de slavernij heeft bevrijd, een beeld ook van een God die ze denken nodig te zullen hebben. Het wordt een kalf, onschuldig en zwak aan de ene kant, maar met een belofte vol van leven en vruchtbaarheid aan de andere kant . De aanbidding van dat kalf drukt de hoop uit op een vruchtbare aarde. Voor een goede oogst heb je heel wat over. Maar Mozes wijst er op dat God de aarde al goed geschapen heeft en dat de regen op de aarde valt voor gelovigen en ongelovigen. Daar hoef je niet voor te offeren. Het brood voor elke dag is genoeg. Voor God gaat het er niet om dat de een meer krijgt dan de ander maar of die ene die meer krijgt bereid is te delen met die ander die minder gekregen heeft.
In het verhaal van Exodus staat vervolgens een dialoog van Mozes met God, een God die zich kwaad maakt en Mozes die God nog eens wijst waar het allemaal om te doen was, en God die dan berouw krijgt van de kwaadheid. Zelfs Bijbelboekenschrijvers ontkomen er niet aan in woorden een beeld van God te scheppen.
Ook bij de fundamentalistische ongelovigen kom je dat tegen. Daar is God een man op een wolk met een lange baard. Tenminste in het Christendom en zo heeft Michel Angelo God ook afgebeeld in de Sixtijnse kapel in Rome. God is dan al snel de almachtige die de aarde wel even zal regeren met behulp van de gelovigen die iedereen moeten uitroeien die zich niet aan die God onderwerpt. Op die manier heeft Karel de Grote West Europa onderworpen aan het Christendom en de Spaanse Koningen hebben zo Latijns Amerika Rooms Katholiek gemaakt. We moeten die twee voorbeelden voor ogen houden zeker op een dag als vandaag als we de aanslagen op het World Trade Centrum in New York herdenken, de nine eleven van de Amerikanen. Ook bij fundamentalistische moslims speelt de gedachte dat alles en iedereen onderworpen dient te worden aan de dienst aan hun God een grote rol. Die opvatting van Christenen en moslims is in strijd met de Bijbel. Als er mensen zijn die Jezus niet volgen maar in de naam van Jezus boze geesten uitdrijven dan wijst Jezus er op dat het goede voor mensen altijd voorrang heeft op het eigen gelijk.
Het enige houvast dat we dus hebben is de regel dat het om de zwakste mensen moet gaan. Dezer dagen onze hoop en vertrouwen vestigen op de Wereldleiders van de G7 of de G20 is dan ook geheel verkeerd. Ook zij zijn niet de goden, of samen de God die ons uit de slavernij van profijt en armoede kunnen leiden. Dat kan alleen de wet van de rechtvaardige verdeling en voor die wet hebben we tegenwoordig parlementen nodig die we zelf kiezen. Het verhaal van het gouden kalf leert ons daarom dat als we werkelijk de armoede achter ons willen laten, tot geschiedenis willen laten worden we niet moeten blijven bij een popconcert tegen de honger of de armoede maar actief moeten worden en mensen moeten laten stemmen voor rechtvaardig delen, het liefst in de hele wereld.
Hoe gaan we dus met mensen om en hoe gaan we dus met bezit om? In het verhaal dat hier uit het Evangelie van Lucas wordt gelezen stelt Jezus van Nazareth die beide tegenover elkaar. Hij gaat om met mensen die het niet zo nauw nemen met het gebod je naaste lief te hebben als jezelf. Integendeel belastingpachters, tollenaars dus, en andere zogenaamde zondaars zorgden in de eerste plaats voor zichzelf en dan pas voor anderen. Jezus van Nazareth probeert hen er steeds toe te brengen dat andersom te doen en ze daarbij te laten zien dat ze pas daardoor een plaats in de samenleving verdienen. Want mensen die voor de vijand werken of alleen voor zichzelf zorgen plaatsen zich buiten de samenleving nietwaar. Mensen die zich fatsoenlijk gedragen, die zich aan orde en regel houden staan in groot aanzien.
Toch kun je je afvragen of ze eigenlijk met dat nette en ordelijke gedrag toch niet ook in de eerste plaats voor zichzelf zorgen. Gaan fatsoenlijke mensen bijvoorbeeld anders met bezit om? De vergelijking van de schaapherder die een schaap kwijt is of de huisvrouw die een munt kwijt is snappen ze kennelijk direct. Als er iets van je bezit vermist wordt dan keer je alles om teneinde het terug te vinden. Als je al zo met bezit omgaat hoe zou je dan met mensen om moeten gaan? Het is vandaag de dag natuurlijk niet anders. Belastingen bestemd voor de armen, de ziekenhuizen, de veiligheid, de straten de wegen en het openbaar vervoer, voor scholen en universiteiten, voor dijken en sluizen, worden lasten genoemd. Als je dan iets meer belasting wil heffen van de rijken om de armen iets meer te kunnen ontzien en ze iets te kunnen laten delen in de geweldige rijkdom van ons land dan wordt er geklaagd dat de lasten op onaanvaardbare wijze worden verhoogd.
Jezus gebruikt die herkenbare voorbeelden om te laten zien hoe groot de vreugde bij God is als mensen los komen van hun bezit en gaan zorgen voor de minsten in de wereld, de weduwen en de wezen, de vluchtelingen, de zieken en gehandicapten.
Ook in onze samenleving is het beter te snappen dat je alles in de steek laat om een snipper gemis aan je bezit weer goed te maken dan dat je regels van fatsoen en gewoonte in de wind slaat om de armen en hen die buitengesloten zijn te helpen en weer een plaats in de samenleving te bezorgen. En het teken dat iemand een plaats in de samenleving heeft gekregen is datje samen een maaltijd kan houden. Een maaltijd zoals Jezus met zijn vrienden hield om te vieren dat de bevrijd waren van de slavernij in Egypte en dat Jezus zo ver was dat hij zelfs zichzelf kon delen met al die mensen die het nodig hadden om bevrijd te worden van hun angst voor de dood en hun hang naar bezit.
Samen een maaltijd houden maakt dat je samen op hetzelfde niveau komt, maar ook dat je elkaar kunt aanspreken op het goede dat we voortdurend zouden moeten doen. Bezit vergaat, het bederft of het roest weg. Liefde voor mensen blijft, het groeit alleen maar door de jaren heen. Hoe langer iemand mensen lief heeft hoe meer die persoon groeit in aanzien onder mensen. Niet onder mensen die meer waarde hechten aan bezit. Maar mensen horen geen bezit te zijn, geen voorwerpen die je kunt gebruiken, mensen horen je gelijken te zijn, zusters en broeders, die een echte volwaardige plaats hebben in de samenleving. Misschien is daar een nieuw soort samenleving voor nodig, het Koninkrijk van Jezus van Nazareth.
De Bijbel vertelt over de droom over dat Koninkrijk. In het oude testament zijn het profeten als Jesaja die dromen van een wereld waar geen kinderen meer sterven, waar niemand meer voor zijn of haar tijd sterft. Waar je ook niet meer bang hoeft te zijn voor wilde dieren. De leeuw zal dan weiden met het lam en de baby zal spelen in het hol van de slang. In het Nieuwe Testament is de Openbaring van Johannes die de droom van vroeger weer oppakt. Hij beschrijft een wereld waar alle tranen gedroogd zijn, waar zelfs de zee haar doden teruggeeft. Waar alle leed geleden is en alle strijd gestreden is. Die nieuwe aarde is een aarde waar de hemel verschijnt. Die aarde is zo mooi dat zelfs God zijn tenten op de aarde zal willen spannen en hij bij zijn kinderen zal willen wonen. Het belangrijkste beeld van de Bijbel is niet het beeld van God, al die mensen die op God willen lijken, of die wij op God willen laten lijken worden in de Bijbel zondaars genoemd. Het belangrijkste beeld van de Bijbel de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, waar onze wereld nog lang niet op lijkt. Er is nog een lange weg te gaan voor het zover is, er is nog heel veel werk te verzetten. Maar we kunnen er vandaag weer mee beginnen, want het is de moeite waard en het wordt mooier dan een gouden kalf.
Amen
Geef een reactie