Lezen: Joël 2: 21-27
Johannes 14: 23-29
Gemeente
Afgelopen woensdag leek het eindelijk weer eens zondag. Zelfs de meeste winkels waren dicht, eindelijk een dag waarop we als volk een dag lang de vrijheid kunnen vieren. Dat doen we tegenwoordig door massaal onze zolders op te ruimen en te delen met hen die de door ons afgedankte spullen nog willen hebben. Onze Koning mag zijn verjaardag ergens in de provincie vieren waar deftige mensen hem opwachten en de burgerij hun creativiteit mag tonen. Onze Koning Willem Alexander laat tegenwoordig ook zien waarom die vrijheid niet meer elke week voor ons beschikbaar is maar één keer per jaar. Hij toont ons het plaatselijk bedrijfsleven dat uit is op meer winst en waarvoor we dus meer en langer moeten werken tegen lagere kosten. Het Godsgeschenk van de wekelijkse vrije dag wordt ingeruild voor het verhogen van inkomsten van ondernemers en aandeelhouders.
Komende donderdag is het Bevrijdingsdag. Dan herdenken we dat de vrijheid waarin we leven bevochten is, dat die vrijheid niet vanzelf gekomen is en het dus waard is om bij de vrijheid stil te staan. Een paar jaar geleden was het thema van Bevrijdingsdag: Vrijheid verdient onderhoud en we weten natuurlijk best dat er geen echte vrijheid is zonder vrede. De lezingen van vandaag gaan ook over vrede en vrijheid.
De zondag die we vandaag vieren heet in de kerkelijke traditie zondag Rogate, zondag van het bidden, het was heel vroeger de biddag voor gewas en arbeid. Het is ook de dag van de arbeid, wij herinneren ons dat de arbeider zijn loon waardig is zoals Jezus ons dat vertelt heeft. Wij protestanten vieren die biddag voor arbeid en gewas op een andere dag in het voorjaar maar als Vrijheid onderhoud verdient dan is het misschien goed om te luisteren naar het lied dat we uit het boek van de twaalf profeten hebben gelezen in het hoofdstuk van Joël.
Joël zingt een vreugdelied over de overvloed aan voedsel die er is nadat de oogst van zijn land eerst werd opgevreten door opvreters van buiten, hier sprinkhanen genoemd. Zeven beloftes voor welvaart worden genoemd. In het gedeelte dat hier direct voor staat wordt drie maal opgeroepen om niet bang te zijn.
Die zeven beloftes herinneren ons aan de zeven armen van de kandelaar uit de Tempel, een overvloed van licht brand voor de Heer onze God, een overvloed van barmhartigheid gaat van die God uit, een overvloed van gaven is op onze aarde gegeven. Die overvloed herkennen we en de vreugde daarover past bij de vreugde van Bevrijdingsdag.
Beelden over het Zweedse wittebrood dat uit de lucht kwam vallen zoveel jaar geleden komen dan weer boven. En kennelijk heb je aan een klein beetje luxe al genoeg als er heel lang helemaal niets meer is. Maar ook de overvloed die ons de vrijheid verschaft heeft onderhoud nodig.
Het volk van Joël was bevrijdt van slavernij. Eerst de slavernij in Egypte en toen de slavernij in de ballingschap. Het geschenk dat de God van Israël in de woestijn aan het volk had gegeven, één dag in de week de bevrijding van de slavernij aan arbeid en consumptie te vieren, werd vergeten. Wordt ook door ons verkwanselt omdat we die vrijheid van slavernij ineens religieus gaan vertalen. Maar de God van Israël heeft niet een knielend volk nodig dat één dag in de week zwijgt om hem te eren, de God van Israël wordt geëerd door gerechtigheid, door zorg voor de naaste en bevrijding van iedereen van dood en slavernij.
In onze technologische maatschappij hebben we zoveel afstand van de woestijn geschapen dat we vergeten waar de aarde echt uit bestaat. In het lied van het begin van de aarde zoals dat in het boek Genesis is opgetekend lazen we al dat de mens de zorg kreeg voor de hele aarde en alles wat daarop leeft. We moeten dus niet vergeten dat we voor de hele aarde te zorgen hebben en dat het pas goed is als alle mensen te eten hebben, als het eten en alle welvaart die daarbij hoort eerlijk over alle mensen op aarde verdeeld is. Dan kan het woord werkelijkheid worden dat heel de aarde juicht voor de Heer onze God.
In deze dagen van herdenking en bevrijding horen we weer van de Hongerwinter in het laatste oorlogsjaar. Toen het platteland werd overstroomd door mensen met fietsen op houten banden, kruiwagens en kinderwagens waarin voedsel werd vervoerd dat bij boeren en tuinders bij elkaar gebedeld werd. Net als in de verhalen over onderduikers kunnen we leren dat in tijden van nood alleen de bereidheid onbaatzuchtig te delen en voor elkaar te zorgen een volk kan doen overleven. In de crisistijd waarin we nu leven lijkt dat misschien nog niet echt aan de orde maar wie de lange rijen voor de voedselbanken in de steden ziet weet dat al die mensen bijna niet zullen overleven als mensen die het kunnen missen niet delen met de voedselbanken.
En van honger en armoede op aarde, in Afrika bijvoorbeeld, maar ook in delen van Azië, horen we zo vaak dat we er soms zelfs maar geen aandacht meer aan schenken. Die armoede en de ongelijke verdeling van welvaart over de aarde wekken ook de oorlogen op waarvan we horen en waarheen we soms onze eigen kinderen moeten sturen om vrede af te dwingen.
Jezus van Nazareth had een andere manier om vrede te brengen. In de lezing uit het evangelie van Johannes horen we hem zeggen: Mijn vrede geef ik jullie en binnen een dag later hing hij aan het kruis. Het gedeelte dat we gelezen hebben komt uit het verhaal over het laatste avondmaal. Die maaltijd was al een bevrijdingsmaal, elk jaar wordt met een maaltijd, het Pesachmaal, de bevrijding uit de slavernij van Egypte herdacht. Bittere kruiden worden gegeten als herinnering aan de bittere tijden van de slavernij. Brood wordt gebroken en een beker met wijn gaat rond. Het brood is ongezuurd, zonder desem zodat het niet snel bederft en je het mee kunt nemen op reis. Jezus van Nazareth ziet zijn missie uitlopen op dood en geweld en hij vraagt zijn leerlingen het brood te blijven breken en de wijn te blijven schenken zoals zijn lichaam gebroken zal worden en zijn bloed zal worden vergoten.
Hij geeft ze daarvoor zijn vrede. Zijn vrede begint met af te zien van geweld. Toen hij gevangen werd genomen verbood hij zijn leerlingen het zwaard te trekken, een slachtoffer bij zijn vervolgers werd eerst genezen en aan het kruis vroeg hij zijn vader het zijn vervolgers niet aan te rekenen omdat ze niet zouden weten wat ze aan het doen waren.
Er wordt mensen die naar vrede streven nog wel eens verweten dat ze niet de waarheid durven zeggen. Mensen van de vrede lopen met oogkleppen op en gaan voorbij aan de maatschappelijke werkelijkheid. De dreiging met geweld, bijvoorbeeld door de Islam, zou hen verhinderen te zeggen dat het verkeerd is vrouwen achter te stellen, homoseksuelen te discrimineren of anders gelovigen te bedreigen met geweld. Niet is minder waar. Maar het maakt nogal verschil of je er met je broeders en zusters over in gesprek gaat of dat je de ander bestempelt en behandelt als vijanden. De waarheid is dat iedereen je broeder en je zuster is.
De waarheid is ook dat je dus nooit bang hoeft te zijn te zeggen wat er verkeerd is, juist omdat je het goede wil doen en niet dan het goede. Dat is de boodschap van Jezus van Nazareth. Zelf kunnen we hem niet meer tegenkomen, we kennen hem uit de verhalen uit de Bijbel. Maar de manier waarop hij met de mensen omging, waarop hij tegen de wereld aankeek, zijn Geest, die kennen we wel en die is ons juist door die verhalen geschonken. Daar kunnen we de wereld mee benaderen, in zijn Geest kunnen we de hand uitsteken naar de minsten in de samenleving. Maar in zijn Geest kunnen we ook samenwerken in onze eigen samenleving en delen met ieder die dat nodig heeft.
We hoorden vanmorgen hoe Jezus van Nazareth de komst van de pleitbezorger beloofd. In het Grieks staat dan de Parakleed, vroeger vertaald als de Trooster. Maar Trooster dekt niet de hele betekenis van het woord, het is ons ook te passief geworden. Daarom pleitbezorger want een pleitbezorger is iemand die voor je in de bres springt en als je zelf in de Geest van de God van Israël, de geest van Jezus van Nazareth handelt dan spring je in de bres voor de armen, voor de hongerenden, voor de slachtoffers van oorlog en geweld. Je kunt dat Parakleed ook vertalen als Helper, letterlijk betekent het de er bij geroepene. Die helper stelt ons in staat om inderdaad te helpen bij de nood van mensen, mensen dichtbij en mensen ver weeg
In de oude profetieën werd al gezien dat ooit alle volken van de wereld zich onontkoombaar zouden keren naar Jeruzalem, daar loopt het verhaal van de mensen op aarde op uit.. Daar in Jeruzalem lag de Wet van heb-je-naaste-lief-als-jezelf in de Tempel. Met de komst van Jezus van Nazareth moest die Wet uit de Tempel vandaan de wereld in. Dat was wat de Geest zou bewerkstelligen, dat is waar de Geest ook voor ons bij kan helpen. Ieder van ons kan in Zijn Geest de hand uitsteken naar de minsten. In ons huis, in onze straat, in ons dorp, in onze stad, in ons land, in Europa en in de wereld.
Iedereen kan elke dag iets goeds doen voor een ander, vrijwilligerswerk doen voor mensen die dat nodig hebben, boodschappen doen in een fair trade winkel, een brief of briefkaart schrijven voor Amnesty International, een handtekening zetten voor vrede of rechtvaardigheid, stem geven aan mensen wier stem werd gesmoord. Dat is de Geest van God, dat kan vandaag ook. Tot de wereld bevrijd is van dood en verdriet. Tot alle tranen gedroogd zijn en de dood niet meer heerst. Dan is er echt Bevrijdingsdag. Tot die dag moeten we elke dag aan het werk, elke week vieren dat we een gemeenschap mogen vormen en elk jaar herdenken dat het levens kost om vrijheid te beleven en elk jaar vieren dat we de vrijheid mogen onderhouden door de vrede te brengen op deze aarde.
Amen
Geef een reactie