Lezen: Jesaja 61: 1-9
Lucas 4: 14-21
Gemeente,
Elk jaar klinken tussen Nieuwjaar en de 40 dagen voor Pasen verhalen over het optreden van Jezus van Nazareth. Elk jaar ook horen we die verhalen uit een ander Evangelie. Dit jaar horen we vaak lezen uit het Evangelie naar Lucas, vandaag dus ook. Vandaag gaat het dan over het optreden in de stad waarin Jezus van Nazareth opgroeide, Nazareth.
Nazareth in Galilea wordt er zeer uitdrukkelijk gezegd. Nu werd Galilea door de Joden in Jeruzalem spottend het land van de Heidenen genoemd, daar namen ze het niet zo nauw met alle regels die het geloof aan de mensen oplegde. En Nazareth was helemaal een minderwaardig stadje, eigenlijk betekende Nazareth struikgewas, het struikgewas in het land van Heidenen. Als u nu denkt aan struikrovers dan denkt u hetzelfde als menig inwoner van Jeruzalem.
Nu schrijft Lucas aan de Romein Theofilus hoe in de dagen van Jezus van Nazareth het verhaal uit de Hebreeuwse Bijbel opnieuw ging leven. Lucas vertelde de Hebreeuwse Bijbel als het ware weer opnieuw. We denken wel eens dat die vier evangeliën vier keer van hetzelfde is, maar dat is dus zeker niet het geval. Elk Evangelie heeft een eigen verhaal, een eigen verkondiging. Daarom zijn de verhalen uit de vier Evangeliën ook niet uitwisselbaar en moet je ook niet proberen ze aan elkaar te plakken om er een soort historische biografie van te maken. Die pogingen zijn gedoemd om te mislukken.
Lucas probeert vanaf het begin van zijn Evangelie het verhaal van de Hebreeuwse Bijbel opnieuw te vertellen. In zijn verhaal mag Johannes de Doper de rol van wegbereider vertolken die door profeten als Jesaja was aangekondigd en nu klinkt de inhoud van het optreden van Jezus van Nazareth in de synagogen. De lezing uit het boek van de profeet Jesaja. Tijd dus om ons af te vragen wat er nu eigenlijk stond in het gedeelte dat werd voorgelezen uit het boek van de profeet Jesaja.
Het is het begin van wat geleerden noemen het boek van de Trito Jesaja. In het boek van de profeet Jesaja kun je drie gedeelten onderscheiden. Het eerste deel gaat over de periode voor en in het begin van de ballingschap. Het tweede gedeelte beschrijft de periode van de ballingschap en de tijd dat er uitzicht ontstond op het einde van de ballingschap en Trito Jesaja gaat dan over de tijd van de terugkeer en vlak daarna. Die Trito Jesaja heeft ook de redactie over het boek Jesaja gevoerd en er één boek van gemaakt.
We laten ons voor het verstaan van dit gedeelte gemakkelijk verleiden te blijven haken bij dat aangename jaar des Heren. Een aangenaam jaar willen we allemaal wel en als het van de God van Israël komt dan moet het wel extra aangenaam zijn. Maar de profeet Jesaja schetst een complete samenleving, hij schetst een nieuwe toekomst met een samenleving waar gewerkt wordt, maar waar niet langer ieder voor zich werkt, maar waar gewerkt wordt voor de minsten in de samenleving. Gevolg is dan dat de blinden gaan zien, de lammen gaan lopen, de hongerigen gevoed worden, de dorstigen gelaafd en de gevangenen bevrijdt. En wat we dan gemakshalve overslaan is dat de vreemdelingen werk krijgen, ja dat vreemden het werk gaan doen dat nodig is om al die mooie dingen te bereiken.
Het is toch altijd weer aardig in de Bijbel beloften over een samenleving met vreemdelingen tegen te komen op een moment dat de spanningen tussen Nederlanders en vreemdelingen steeds weer dreigen op te lopen.
Jesaja vertelt een ander verhaal over de aard van de godsdienst van Israel dan het angst en haat zaaien voor vreemden dat nu in onze samenleving gebeurd. De profeet roept op om met de bevrijding van de armen te beginnen. Dan zullen we “priesters van de Heer” genoemd worden. Dan zal de samenwerking met vreemdelingen ons allemaal tot voordeel strekken. Ook hen zal eeuwige vreugde ten deel vallen zegt de profeet hier.
In het begin van dit stuk wordt ook gesproken over een “genadejaar”. Dat was een oud voorschrift dat eigenlijk nooit in praktijk schijnt te zijn gebracht. Bij de intocht in het beloofde land is het land zorgvuldig verdeeld onder alle families, in het boek Jozua wordt daar nauwkeurig verslag van gedaan. Nu wist men ook wel dat oogsten kunnen mislukken, mensen ziek kunnen worden, verkeerde beslissingen kunnen worden genomen en het wel eens tegen kan zitten in het leven. Er zouden dus families zijn die in de loop van de jaren hun grond zouden kwijt raken en dus geen kansen meer zouden hebben iets voor zichzelf op te bouwen. Elke 50 jaar moest daarom het land weer worden teruggegeven aan de oorspronkelijke familie aan wie het was toegewezen. Gevangenen en slaven zouden worden vrijgelaten en iedereen zou weer opnieuw kunnen beginnen. Dat jaar wordt door de Profeet aangekondigd
Jezus van Nazareth leest dus dat stuk van Jesaja voor. Om te begrijpen moeten we de situatie waarin Jesaja leefde en waarin Jezus van Nazareth leefde in beschouwing nemen. Jesaja leefde in de tijd van de ballingschap. Jeruzalem was verwoest, het volk was weggevoerd. Midden in die ellende begon Jesaja het volk te vertellen dat Jeruzalem opnieuw opgebouwd zou worden en dat de ballingen terug zouden keren. Jezus van Nazareth leefde onder een Romeinse bezetting en Lucas schreef zijn Evangelie toen de Tempel in Jeruzalem opnieuw verwoest was. Lucas hield dus zijn volk voor dat het aangename jaar van de God van Israël, dat genadejaar, toch zou aanbreken. Maar hoe dan?
Daarvoor moeten we misschien een voorbeeld uit onze eigen dagen eens bezien, het voorbeeld van Nelson Mandela Toen Nelson Mandela werd vrijgelaten waren er veel mensen bang dat het geweld in Zuid-Afrika tegen de blanken een ongekende omvang zou aannemen. Niets was minder waar. Het was juist aan Nelson Mandela te danken dat er geen burgeroorlog in Zuid Afrika uitbrak. Men begon, met alle problemen van dien, te proberen samen een nieuwe samenleving op te bouwen waar geen onderscheid meer wordt gemaakt tussen mensen op grond van hun afkomst en waarin iedereen kan meedoen. Het grote van Nelson Mandela was niet zozeer dat hij 30 jaar in gevangenschap heeft gezeten zonder zijn opvattingen te hebben opgegeven, maar dat hij daarna verzoening wist te krijgen met zijn onderdrukkers.
We moeten de Bijbel wel heel goed kennen om te begrijpen dat er in dit verhaal met Jezus van Nazareth net zo iets gebeurt. Jezus van Nazareth onderwijst in de synagogen, leren noemt men dat. Jezus van Nazareth leest in de synagoge van de stad van zijn jeugd uit het boek Jesaja, en hij houdt de preek. Onze kerkdiensten komen voort uit de bijeenkomsten in de Synagogen. Al ging in de Synagogen iedereen voor, elke man van 12 jaar of ouder kreeg een deel van de Hebreeuwse Bijbel te lezen en mocht als hij zich daartoe geroepen voelde er iets over vertellen. Jezus doet dat ook, maar het is de kortste preek die de Bijbel kent. “Heden wordt dit schriftwoord vervult. De toekomst die Jesaja had geschetst is dus al begonnen.
Jezus van Nazareth stopt zijn lezing van het stuk uit Jesaja op het punt waar iedereen nog een halve zin zou doorlezen. Na “het genadejaar zou uitroepen” staat namelijk “en de dag der wrake”. In plaats van de opstand uit te roepen tegen de Romeinen wijst Jezus van Nazareth er zo op dat er in de geschiedenis van het volk Israel ook momenten waren dat het nodig was om je aan de rand van de samenleving op te houden zoals Elia had gedaan door de woestijn in te vluchten, of zelfs je bezig te houden met buitenlanders zoals Elisa deed bij Naäman, de Syrische generaal. Dan is het mooi dat je aandacht en begrip voor de armen vraagt en hen bevrijding belooft maar gewone dorps en stadsbewoners zijn over het algemeen niet arm maar ze zijn wel slachtoffer van een wrede bezetting.
Jezus van Nazareth sluit aan bij opvattingen van profeten als Jeremia die betoogde dat het niet zoveel zin had tegen machten te vechten waar je het niet van kon winnen maar dat het goede doen en de Liefde betonen, altijd tot overwinning leidt.
Aan het afzien van geweld wil het hier nog wel eens ontbreken, en daar kunnen we allemaal zelf iets doen door vandaag te beginnen naar vrede met elkaar te streven. Dat is het echte goede nieuws voor de armen. De toekomst van vrede is immers al lang begonnen.
De notie van het aangename jaar des Heren, het genadejaar, heeft overigens ook vaak in de politiek weerklonken. Na de tweede wereldoorlog hoorde je dat bijvoorbeeld in de Europeese Beweging. Door de samenwerking in Europa zou een herhaling van de beide wereldoorlogen kunnen worden voorkomen en de welvaart in Europa kunnen toenemen. De bevrijding van de armen zou eindelijk gestalte kunnen krijgen. En Europa heeft ons inderdaad een heleboel welvaart gebracht.
Maar het land dat overvloeit van melk en honing is nog niet bereikt. We leven nog niet in een samenleving waar alle tranen zijn gedroogd, waar lammen lopen, blinden zien en waar iedereen meetelt. We zijn dan ook niet geroepen om partijpolitieke doelen te steunen, we zijn geroepen om naar mensen te kijken en wel met de bril van de richtlijnen voor de menselijke samenleving op. Jesaja wijst op de gelovigen die boomstammen, terebinten, van gerechtigheid kunnen zijn. Niet aflatend blijven ze zien op de treurenden van Sion en Sion is de plek waar de Ark van het verbond werd bewaard, waar de richtlijnen voor de menselijke samenleving te vinden waren. Om die richtlijnen gaat het ons, want wij verkondigen de bevrijding van de armen als het liefhebben van de God van Israël boven alles, boven eigen belang, boven het belang van onze natie, omdat wij de armen in de wereld liefhebben als onszelf. Elke dag opnieuw. Totdat hij komt.
Amen
Geef een reactie