Lezen: Jesaja 8:23-9:7
Lucas 2: 1-20
Gemeente,
Komt verwondert u hier mensen. Op de kerstavond klinkt dat verwonderen altijd weer mooi. Verder gebruiken we het niet vaak. Het klinkt een beetje deftig en een beetje kerks ook. Verwonderen. We kunnen toch gewoon verbazen zeggen. Kom verbaas u hier mensen. Maar als we verbazen gebruiken is er iets verdwenen. Het wonder verdwijnt. De onverklaarbare gebeurtenis die plotseling en onverwacht vreugde brengt in het leven. Op de kerstnacht is het woord nog bruikbaar, dan gaat het over de geboorte van een kind. En iedereen die de geboorte van een kind heeft meegemaakt spreekt over een wonder.
Wat je je ook voorstelt als een vrouw in verwachting is, het kind dat geboren wordt lijkt toch echt een wonder te zijn. Niet dat we met ons verstand niet kunnen snappen waar dat kind vandaan komt. Geleerden hebben het hele proces van begin tot eind uiteengerafeld. Maar we blijven het zien als een wonder. Een wonder hoeft dus helemaal niet buiten elke natuurlijke orde liggen. Het toch onverwachte, het vreugdebrengende maakt het tot een wonder. En zo zit dat met het kerstverhaal eigenlijk ook.
Eerst de verwondering van Jesaja, want die profeet zet ons op het spoor van waarom we rond de kortste nacht ineens vol vreugde bij elkaar komen. Op kerstavond zingen we met de profeet Jesaja een stuk van het lied van het licht mee. Een tekst die veel gelezen en gezongen wordt in de Kerstnacht, de donkerste nacht van het jaar waarin we vieren dat het licht is opgegaan onder de volken.
Het lied wekt verbazing want het sluit aan bij het vorige hoofdstuk uit het boek Jesaja waarin staat dat de mensen moedeloos en hongerig door het land zullen zwerven. Overal heerst verstikkende duisternis, donker en somber is het, nacht overal. En dan begint de profeet het lied te zingen over het volk dat in duisternis ronddoolt en een schitterend licht ziet. Die honger en die moedeloosheid zijn de gevolgen van onrecht en onderdrukking. Dat licht is het gevolg van liefde, liefde die het recht zal herstellen en de mensen weer moed zal geven. Diepe vreugde staat er, als bij de oogst.
Waarom? Omdat er een kind is geboren. In de duistere tijden van de kernbewapening en de koude oorlog hoorde je nog wel eens mensen zeggen dat ze geen kinderen wilden hebben omdat de toekomst te onzeker was en de gevaren in de wereld te groot. Dat wil je kinderen niet aandoen. Wie dan toch kinderen wil moet wel vertrouwen hebben in een goede toekomst. En er zijn altijd mensen die vertrouwen op hun liefde, op hun bereidheid alles voor elkaar over te hebben, die mensen willen ook kinderen. En juist die bereidheid alles voor elkaar over te hebben maakt dat de toekomst schitterend kan worden.
Want als de tijden duister zijn dan geef je ook je kinderen de bereidheid om alles voor elkaar over te hebben door, dan zal dat van generatie op generatie doorgaan. Die kinderen zullen vrede stichten, die zullen rechtvaardigheid brengen, die zullen wonderbare raad geven in moeilijke conflicten, die zullen beelddragers van God zijn zodat iedereen het beeld van God kan zien.
In Israël denken ze direct aan de Koning naar Gods hart, David, die weigerde het zwaard op te nemen tegen zijn eigen volksgenoten. Die weigerde de Koning die hem vervolgde te doden. Die de Heilige Tent met de richtlijnen voor de menselijke samenleving weer een voorname plaats gaf in het hart van het land. Die, ondanks alle verkeerde dingen die hij deed, toch altijd weer opnieuw de Weg van God insloeg. Op die manier gaan recht en gerechtigheid weer regeren. Dan komen er in onze dagen eerlijke handelsverhoudingen, dan wordt het onmetelijke verschil tussen arm en rijk opgeheven. Dan hoeven we niet meer gewaarschuwd te worden tegen teveel delen om de rijken te beschermen. Dan gaan we de weg van God, dan zien we het licht. Ook in de donkerste nacht van voedselcrisis, vluchtelingencrisis en economische crisis.
Net als Jesaja vertelt ook Lucas over de geboorte van een kind. Die geboorte zelf al is een wonder. Maar ook een teken van bevrijding. Wees niet bang klinkt het rond die geboorte.
Wij vieren dat Kerstfeest overigens op een totaal verkeerde tijd. In Israël gingen de schaapskudden naar buiten zo tussen april en september. Tegen het eind van het Romeinse kalenderjaar waren ze weer naar binnen. In de zomer, dan moesten de herders de wacht houden bij de kudden die van grazige weide naar grazige weide trokken.
Dat we elkaar zo graag het kerstverhaal in de donkerste periode van het jaar vertellen komt natuurlijk omdat het verhaal gaat over een donkere periode. Het volk Israël leed net als in de dagen van Jesaja onder oorlog en onderdrukking. En van oorlog en onderdrukking zijn altijd eerst de armen het slachtoffer en zijn de mensen met een beetje bezit de meest angstige, wat ze zo moeizaam verworven hebben kunnen ze zo maar kwijt raken. In onze dagen zijn het de angstige schreeuwers tegen elke spat verandering in de samenleving. In het verhaal over de kerstnacht klinkt dan ook tegen hen : Wees niet bevreesd.
En die herders hadden alle reden om angstig te zijn. Israël had weliswaar een koning maar leefde onder een wrede bezetting door de Romeinen. Die hadden de gedachte opgevat een vlaktaks te gaan heffen, het zogenaamde kopgeld. Elke inwoner, elke onderdaan moest hetzelfde bedrag aan belasting betalen. Elk kind dat werd geboren betekende dus een extra last voor de belasting. Om te weten bij wie en waar de belasting geheven zou worden moest je natuurlijk weten wie waar woondde, hoe groot de gezinnen waren en dergelijke.
Daarom liet Keizer Augustus een bevel uitgaan dat heel het rijk beschreven moest worden. Dit mislukte volledig vertelt Lucas ons. Niet met zoveel woorden, dat zou gevaarlijke kritiek op de Keizer zijn, maar hij vertelt dat de eerste volkstelling plaats vond toen Quirinius landvoogd over Syrië was, daar hoorde Palestina overigens ook bij. Maar die Quirinius regeerde pas 10 jaar na Herodes.
Lucas vertelt er in zijn deftige taal overigens ook bij hoe het kwam dat de volkstelling mislukte want dat was wat wij een Godswonder noemde. Iedereen ging op weg naar de plaats waar die vandaag kwam. Jozef en Maria naar Bethlehem omdat ze van Koning David afstamden. Daar had die Keizer in Rome natuurlijk niks mee te maken. Maar die afstamming hoorde bij de leer van Mozes.
Die had ooit opgeschreven dat elke familie van Israël een stuk grond moest krijgen dat voor altijd van hen zou zijn. Ook als het door ziekte of armoede verkocht zou worden dan moest in elk vijftigste jaar dat stukje grond weer teruggegeven worden. Nu de Keizer had opgedragen naar de eigen plaats te gaan stonden de mensen voor de keuze, gaan we naar de plaats die de Keizer bedoelt, blijven we thuis, of gaan we naar de plaats die God ons heeft toegewezen. In elk geval deden Jozef en Maria het laatste.
En daar zaten ze dan op de akker die ooit van de vader van David, van Isaï was geweest. Daar werd het kind geboren. Er stond nog een voederbak en daar werd het kind maar in gelegd. Een kind geboren in het veld, op de akker, kon al helemaal niet meetellen. En toen werd het duidelijk, de mensen die voor Keizers en machthebbers niet meetellen, de armen, de vluchtelingen, de zieken en gehandicapten, de bejaarden en de wezen, tellen bij God juist wel mee. Voor die mensen is de aarde geschapen als een plaats waar leven is.
Daar konden de herders in mee doen. Juist door op de belofte van de God van Israël te vertrouwen hoefden ze niet meer bang te zijn. De mensen verwonderden zich over wat die herders te vertellen hadden.
Dat kind werd genoemd naar Jozua, God bevrijdt, Jehosjoea in het Hebreeuws, Jezus in het Grieks. De bevrijder van Israël was geboren.
Waar blijft nu de stal? Die moest nog lang wachten voordat die mee mocht doen. Eerst moest het vieren van kerstfeest nog een gewoonte worden. Met pasen en pinksteren ging dat gemakkelijk, dat waren al heel oude Joodse feesten die we mee konden vieren. Maar kerst kenden ze niet. De Romeinen hadden wel zoiets, een feest in de donkerste periode van het jaar waar de goden werden gesmeekt om weer terug te komen. Christenen namen dat feest over, in Jezus was God immers bij de mensen komen wonen, dat hoefde niet elk jaar opnieuw. Wij moeten ons steeds weer herinneren dat we God kunnen ontmoeten in de armsten.
Dat moet je zichtbaar maken zei Franciscus van /Assisi in de Middeleeuwen tegen zichzelf. Veel mensen gingen nog wel naar de kerk, maar Latijn spraken ze niet meer en daardoor kenden ze de verhalen niet. Door het verhaal van Kerst in een stal bij elkaar te brengen kan je het zelfs zonder woorden vertellen.
En tot slot, waar komt die boom dan vandaan? Niet bij de Germanen zoals ons soms wordt wijsgemaakt. Die boom komt ook uit de dagen van Franciscus. In de Bijbel wordt Jezus ook wel de tweede Adam genoemd, Adam wilde zelf graag weten wat goed en wat slecht was, Jezus hield zich alleen bezig met het goede. Dat spel van Adam en Eva speelde men in de Middeleeuwen op de avond voor kerst. En dan had je een boom nodig, met vruchten. Nou daar staat die nog steeds.
Dat kind vertelt ons dat de kwade machten in deze wereld niet het laatste woord hebben. De boom vertelt ons dat er zelfs een wereld mogelijk is zonder het kwade, met alleen het goede. Als wij het weten op te brengen ons in dienst te stellen van de minsten dan wordt de aarde zo mooi dat God er zelf zal willen wonen. Dat licht moet over ons opgaan. Dat dat ook echt mogelijk is daar mogen we ons over verwonderen, zeker in deze Heilige Nacht.
Amen
Geef een reactie