lezen: 2 Koningen 4: 8-18a
Efeziërs 4: 30- 5: 2
Marcus 7: 24-30
Gemeente
Je zou toch zeggen dat zo’n vrouw, die een kamer op het dak van haar huis bouwt en die meubileert, dat voor haar eigen belang doet. Het lijkt toch zeer aantrekkelijk zo’n profeet, een godsman, op zolder te hebben die zo af en toe in ruil voor jouw gastvrijheid een wens kan vervullen, of God kan vragen een wens voor jou te vervullen.
Maar de Sunamitische, een buitenlandse die niet bij het volk van Israël hoort, uit het verhaal dat we vandaag lezen gaat het kennelijk niet om zulke wonderen. Zij vraagt niets voor zichzelf, al heeft ze een grote wens, een zoon, een kind te krijgen. Want in een samenleving zonder pensioenvoorzieningen tel je als vrouw pas mee als je tenminste één kind hebt. Maar zelfs dat vraagt ze niet aan de profeet. Kennelijk is het haar genoeg door haar gastvrijheid dichter bij God te komen, te doen wat God vraagt, dat we delen zonder daar zelf beter van te willen worden.
Als je wat aan God te vragen hebt dan is daar geen tussenpersoon voor nodig, dan kun je dat zelf direct aan God vragen. En verder gaat het niet om wonderen voor jezelf maar gaat er om dat je naaste die gebrek lijdt geholpen wordt en dat doe je in de eerste plaats zelf. Pas als je eigen vermogen te kort dreigt te schieten dan doe je een beroep op die God.
Wij willen graag een voorbeeld kunnen nemen aan de knecht Gechazi. Zonder dat de vrouw wat gezegd heeft ziet hij haar diepste wens, hij kent haar positie in haar samenleving en weet wat dat voor haar kan betekenen. Ook Eliza ziet in dat die wens in vervulling moet gaan en dus ook zal gaan als ze er maar openlijk over weet te praten. Hij brengt het gesprek er over op gang en jawel, binnen een jaar is de zoon geboren.
Een gesprek op gang brengen over de diepste wensen van iemand is moeilijk genoeg. Het begint er mee het aan te durven te praten over dat wat jezelf bezig houdt, om in elk geval te vertellen dat wat we graag willen ook gezegd mag worden. Niet alleen in een gebed dat uitgesproken wordt in de binnenste binnenkamer, maar ook met je geliefden, met je naasten. Want houden van je naasten als van jezelf is ook houden van jezelf. En als je je naasten zover weet te krijgen, dan volgen de wonderen vanzelf.
We moeten elkaar daarvoor wel durven te vertrouwen. Dat gaat niet zomaar, dan zou iedereen goudeerlijk moeten zijn. En was het maar zo eenvoudig mensen die niet meer liegen, niet meer stelen, niet meer boos worden, maar goed zijn voor elkaar en vol medeleven. Paulus roept op om het voortaan anders te gaan doen, maar velen zullen zeggen dat Paulus wel erg kort door de bocht is.
Let op, Paulus schrijft aan de gemeente in Efeze, nu ja aan elke gemeente van Christenen. Die zijn dus al een nieuwe weg in hun leven ingeslagen, de weg van de liefde. En dan gaat het er alleen nog om op te bouwen en niet af te breken en te veroordelen. Dan gaat het om vergeven. Niet dat vergeven van zand er over en we vergeten het maar het vergeven van samen gaan we er voorzorgen dat het niet meer kan gebeuren.
Vanuit de verbondenheid in Christus met de hele bewoonde wereld wordt door onze PKN nog wel eens gevraagd om sociale en economische duurzaamheid als uitgangspunten voor een regeringsbeleid te nemen. Vanuit die betrokkenheid roept Kerk in actie zelfs op om groene stroom te gebruiken, vanuit die betrokkenheid werken vrijwilligers uit de Kerken voor de opvang van vluchtelingen, vanuit die betrokkenheid steunen heel veel kerken de voedselbanken in hun stad of dorp.
Maar je kunt niet alle ellende en al het onrecht oplossen. Er zijn grenzen aan. Sommige Christenen voelen zich daar snel schuldig over, ik geloof zeker niet genoeg want ik moet af en toe nee zeggen. Neem een voorbeeld aan Jezus van Nazareth, ga af en toe met vakantie.
Hij kreeg in eigen land geen rust, de mensen vielen hem zo lastig dat hij met zijn leerlingen zelfs geen tijd kreeg de handen te wassen voor het eten. Dan moet je dus iets anders verzinnen om tot rust te komen. Het buitenland is dan een goed alternatief. Alleen was er in de tijd van Jezus van Nazareth geen echt buitenland voorhanden. Alles waar ze heen konden behoorde tot het Romeinse Rijk.
Het leek wel een beetje op het Europa van tegenwoordig. Je kunt er doorheen rijden zonder een douane of grenscontrole tegen te komen. Dat je in een ander land bent merk je aan de vorm van de huizen, de verkeersborden en de taal die er gesproken wordt. Dat was in de omgeving van Jezus van Nazareth niet anders. Alleen spraken ze daar in de buurt allemaal Aramees of Grieks.
Geschreven werd er in het Grieks en in dat Grieks kennen we ook het Evangelie van Marcus. Maar zouden die buitenlanders Jezus van Nazareth ook met rust laten? Marcus laat ons weten dat het niet het geval was. Ook buitenlanders hoorden er bij. Niet zomaar, de Goddelijke richtlijnen waren immers gegeven aan het volk Israël en de vruchten van die richtlijnen waren dan ook voor hen bestemd.
Maar daar waar in overvloed gegeten wordt vallen kruimels van de tafel waar anderen nog heel goed van mee kunnen eten. De vrouw uit het verhaal van Marcus zet zich op één lijn met de huisdieren, ze horen er bij, ook toen al vonden mensen honden in huis vertederend, maar ze moeten het doen met de restjes. En Jezus ziet dat ook zij een kind van God is, geschapen door de Vader die alles geschapen heeft.
Zo komen er ook buitenlanders naar ons land om hier mee te eten van de kruimels die bij ons van tafel vallen. Ze houden over het algemeen niet hun hand op maar doen het werk waar bij ons geen mensen meer voor te porren zijn. Het is alleen jammer dat er zo verkrampt angstig op wordt gereageerd.
In onze tuinbouw is er veel werk voor veel mensen voor maar een paar manden per jaar, de oogst. Vroeger deden de kinderen dat, daar hebben we nog onze lange schoolvakanties aan te danken. Tegenwoordig kijken we naar werkzoekenden. Maar van het loon van seizoensarbeid kun je hier geen bestaan opbouwen en als je dat werk gaat doen veroordeel je jezelf tot jaren uitkering, onderbroken door af en toe een paar maanden werk.
Er zijn arme landen waar mensen wonen die best een heel jaar zouden kunnen leven van wat hier in een paar maanden in de oogst te verdienen valt. We durven het alleen niet aan om dat te organiseren. We laten ons regeren door angst en het geschreeuw van een paar laffe angsthazen die een vreemde godsdienst als excuus aanvoeren voor hun geschreeuw. En als we echt zouden kunnen helpen vrede en welvaart in de armste landen van de wereld te bevorderen dan hoeven er ook geen mensen meer te verdrinken in de Middellandse Zee.
Geloven in de macht van de God van Israël doen de angsthazen en schreeuwers dat ons land vol raakt niet. Want dan zouden ze weten dat als we mensen tot hun recht laten komen, ze echt als medemens leren zien. Zoals Elisa in het verhaal van vandaag leerde zien, zoals Jezus van Nazareth van de Syrisch Foenitische vrouw haar leerde zien, we een betere wereld krijgen. Dat kan dus ook als we op reis zijn, dat kan dus ook als we op vakantie gaan. Dat kan gewoon in de eigen straat, in de eigen stad, in ons eigen land. Een gemeenschap zoals die waar Paulus aan schrijft kan dat samen oefenen. Jezus hield ons voor dat we dan als een stad op een berg te zien zullen zijn, dat we dan de grote daden van God laten zien.
Voor onszelf hoeven we daar geen beloning voor, we doen het uit dankbaarheid. Dank voor wat ons nu al toevalt aan rijkdom en geluk. We horen toch bij de 20 rijkste landen van de wereld. Maar we doen het juist omdat we uitzien naar een wereld waar alle tranen gedroogd zullen zijn, waar elk leed geleden is en waar elke strijd gestreden is. De Bijbel belooft dan dat de zee haar doden terug zal geven, ook de doden uit de Middellandse zee dus. De aarde wordt zo mooi dat God zelf hier zal willen wonen. Maar er zal nog heel veel werk voor moeten verzet. Wij worden geroepen daaraan mee te doen, aarzel dus niet, vat aan.
Amen.
Geef een reactie