Lezen: Jesaja 63: 7-14
Marcus 6: 45-52
Gemeente,
We leven weer volop in de tijd van vakanties. Als ze er zijn verwelkomen we vanmorgen gasten van elders. We verwelkomen al terug de mensen die al op vakantie zijn geweest en ons de mooie verhalen vertellen die bij de zomer horen. En misschien tellen we de dagen af tot de dag dat we zelf op vakantie gaan. Dat de jeugd zo lang vakantie heeft in de zomer komt door de kinderarbeid. Bij het invoeren van de leerplicht werd de hulp van kinderen bij de oogst onmisbaar geacht en daarom kregen alle kinderen de hele oogsttijd vrij. Tegenwoordig huren we mensen uit een arm buitenland in om bij de oogst te helpen.
Vakantie is een zeer Bijbels gegeven. De Sabbath was gegeven aan een volk dat bevrijdt was van de slavernij in Egypte. Nooit zou het volk meer slaaf worden van de arbeid. Elke week weer, elke zeven dagen, zou het alle werk laten vallen om de bevrijding van die slavernij te kunnen vieren. Christenen hebben dat doorgetrokken naar de bevrijding van de dood. Op de achtste dag, de eerste van een nieuwe week werd de bevrijding van de dood in de opstanding van Jezus van Nazareth gevierd. En in onze dagen mogen we niet vergeten dat die bevrijding uit de dood ook hoort bij de bevrijding van de slavernij. Het geschenk van de ene dag zonder slavernij van het werk staat ter discussie en juist in de vakantieperiode mogen we tot ons door laten dringen hoe kostbaar die vrijheid is en hoe dankbaar we de God van Israël mogen zijn voor die bevrijding.
Die bevrijding staat ook centraal in het vreugdelied uit het boek van de profeet Jesaja dat we vanmorgen hebben gehoord. God kiest een volk, staat het bij, leidt het uit het land van de slavernij en geeft het een richtlijn waar het eeuwig van zou kunnen profiteren.
Maar die kinderen beschamen dat vertrouwen en komen in opstand tegen het idee altijd maar van je naaste te moeten houden als van jezelf, altijd maar de minsten, de zwaksten, in je samenleving voorop moet zetten. Dat beschamen van vertrouwen in God leidt tot oorlog en ellende. Maar God herinnert zich de band met het volk, de leiders van het volk die zijn leer door wisten te geven, de koningen die vrede wisten te stichten en berouwt de vijandschap die hij is aangegaan met zijn eigen volk. Het volk wordt dus opnieuw gered.
Dat klinkt natuurlijk mooi. Maar als het niet goed gaat met het volk van God dan komt de naam van God in het geding. En God valt samen met zijn naam: Ik ben die ik zijn zal. En de God van Israël zo leren we in de Bijbel is met de minsten, met de slaven en de verdrukten, met de weduwe en de wees. Als wij een andere weg gaan, de dood centraal stellen en niet het leven verdwijnt dus de luister van God, na Auschwitz zeiden we, God is dood.
Als wij dus de minsten in de steek laten, in opstand komen tegen God, eerst om de voedselbank denken en dan om de receptie, eerst de uitkeringen en dan pas het mooie nieuwe stadhuis, eerst de zorg voor de verstandelijk gehandicapten en dan pas de hypotheekrenteaftrek om zo maar eens wat zaken tegenover elkaar te zetten, dan brengen we God zelf in nood. Waar is immers de God van Israël dat zijn kinderen zo moeten lijden?
Dat God samenvalt met zijn Naam, niet alleen in het Woord maar juist in de Daad, wordt hier een boodschap genoemd. Het Woord van God is Daad is de boodschap. Dat is een boodschap van tegenwoordigheid, een engel van tegenwoordigheid wordt dan vertaald. Maar zijn wij de stem en de handen van die God? Laten wij zien wat zijn luister betekent?
Het betekent dat God ook met ons mee blijft gaan. Ook al vergeten wij nog wel eens zijn richtlijn om van je naaste te blijven houden als van jezelf. Ook al vergeten wij dat we onze samenleving moeten inrichten op de minsten op de zwaksten op aarde. Ook al vergeten we dat de voedselbanken voldoende voedsel moeten hebben en een teken zijn dat het delen van welvaart en inkomen in onze samenleving nog steeds niet goed is georganiseerd. Ook al vergeten we dat voedsel en onderdak voor verstandelijke gehandicapten en demente bejaarden lang niet genoeg zijn en dat we ook moeten zorgen voor activiteiten en aandacht. We moeten blijven zien wie de minsten zijn die aan de kant van de weg zijn komen liggen en die ondanks de drukte van alledag gehoord moeten worden. Daar roept de profeet ons vandaag toe op, wij mogen weten dat op die Weg God met ons gaat, ook al vergeten wij dat maar al te vaak.
Maar die boodschap mogen we ook lezen uit dat mooie romantische verhaal over de storm op zee dat we uit het Evangelie van Marcus hebben gehoord. Dat verhaal van Marcus begon eigenlijk over het delen van alles wat ze bij zich hadden en er 5000 mensen mee bleken te kunnen voeden. Dat verhaal over dat breken en delen, over dat er voor iedereen genoeg de eten is en dus leven is zet zich schijnbaar voort in het verhaal over de storm op zee.
De verhalen zoals Marcus die ons vertelt lijken soms wel op moderne TV trillers. Korte scènes en de ene gebeurtenis tuimelt bijna over de vorige heen. je kunt dat bij Marcus herkennen aan het gebruik van het woord terstond. ze hadden de resten van de maaltijd, 12 manden groot, nog niet ingezameld of terstond dwingt Jezus van Nazareth zijn volgelingen de boot in te gaan. Ze moeten voor hem uit varen naar Bethsaïda. Hij zelf ging naar de berg om te bidden nadat hij afscheid van hen had genomen. Het van wal steken van het schip is een duidelijk signaal dat de bijeenkomst met prediking en delen van brood en vis voorbij is. Nu wordt het tijd om naar huis te gaan.
Wat ons misschien toch opvalt is dat de bijeenkomst niet wordt afgesloten met gebed, wij doen dat toch maar al te vaak. Maar voor Jezus van Nazareth is het gebed iets van je terugtrekken, in je binnenste binnenkamer zou hij zijn leerlingen leren. Ook Jezus van Nazareth had rust nodig, dat blijkt wel uit het verhaal, maar rust is niet niks doen. Rust is ook de reis naar binnen, wat heeft de dag mij gedaan, wat brachten al die ontmoetingen te weeg. En daarbij de ontmoeting met God, waar was zijn Woord een lamp voor mijn voet, waar hoorde ik zijn stem en in wiens ogen zag ik hem oplichten. Voor ieder van ons is dat anders, geen twee van ons kunnen op die manier hetzelfde bidden. We hoeven ons daarom ook niet af te vragen hoe Jezus van Nazareth gebeden heeft, hoe hij omging met zijn Vader. In de Joodse traditie bidt je met de teksten uit de schrift, met de Psalmen, met de Tora, op die manier schijnt het Woord van God op jouw pad, maar bidt je toch met iedereen mee en ben je in je gebed verbonden met alle gelovigen.
Voor de leerlingen aan boord van het schip begint er ondertussen een nieuwe dag. Het was avond geworden staat er. En met de avond begint de nieuwe dag. Er gaat iets nieuws gebeuren. Daarvoor moet het eerst nacht geworden zijn, want pas door de nacht heen zien we het licht, pas door de dood heen kunnen we opstaan ten leven. Dat beeld vertelt Marcus ons nu in een verhaal. je kunt van het leven wel de dood in, van het land wel de zee op, maar als het stormt en je bang wordt dan kun je uit dat dodenrijk nooit meer het land, het land van de levenden bereiken. Er staat niet voor niets dat Jezus van Nazareth pas in de vierde nachtwake tot hen kwam, de hondenwacht is dat, het holst van de nacht, het diepst van de dood. In die zwarte duisternis zag Jezus van Nazareth dat zij zich aftobden in het voortgaan omdat ze tegenwind hadden.
Je hoort Jezus van Nazareth zuchten in dit verhaal. Eerst waren de leerlingen twee aan twee op stap geweest. Een succesreis die diepe indruk had gemaakt tot aan het hof van koning Herodes toe. Vervolgens zagen ze van heinde en ver de mensen op ze afgekomen, zo veel dat ze zelfs bang werden dat er niet genoeg te eten was, maar Jezus had ze geleerd samen te werken en op elkaar te vertrouwen, samen te delen van dat wat er meegebracht was, dat had gewerkt. Nu was het eind van de dag gekomen. Nu leek de vakantie aangebroken waar ze zo’n behoefte aan hadden.
Het meer blijkt echter geen rust te geven maar dreigt door de storm met de dood. Maar hoe zat het ook al weer, moet je je in tijden van nood door angst laten regeren of door samenwerken, zoals we leren in het Verbond met de God die er ook in de storm en de doodsnood zal zijn? Jezus van Nazareth kwam naar ze toe om ze te helpen en berispte ze om hun angst. In het verhaal van Jezus van Nazareth, zoals Marcus ons dat vertelt gaat samenwerking ver boven de angst die we kunnen voelen, juist door het rotsvaste vertrouwen op de aanwezigheid van God
Die angst zit ook in onze samenleving. De angst dat we door te delen met de armsten in Europa, met de Grieken bijvoorbeeld, alles zullen verliezen. Wij worden bang gemaakt, door vertegenwoordigers van de rijken, dat dat eerlijker delen ten koste zal gaan van de armen, dat die ook zullen moeten inleveren. Zou het dan niet waar zijn dat vijf broden en twee vissen genoeg zijn om een volk te eten te geven? Of moeten we ons laten regeren door de angst. We moeten toch langzamerhand weten dat ruim 50 jaar van eerlijk delen ons allemaal kansen heeft gegeven en dat iedere keer als de rijken rijker en de armen armer gemaakt worden de ellende in de samenleving ook toeneemt De leerlingen op het schip in de storm hoorden het “Vrees niet!” Maar zij hadden de betekenis van de broden, de betekenis van het delen dus, nog niet begrepen staat er. Zij maakten mee hoe het kwaad werd bestreden door het goede en mensen weer mee konden doen aan de samenleving.
Pas toen doordrong dat die liefde ook de dood kon overwinnen begon het te dagen. Daarmee is het verhaal van Marcus een Paasverhaal geworden. Een verhaal over de opstanding uit de dood. Een verhaal ook over de vraag hoe we die opstanding in het leven van alledag kunnen herkennen. Ook als in ons leven de duisternis van de dood dichterbij lijkt dan de dageraad van het leven.
In het verhaal gaat de storm wel liggen maar is de nacht nog niet voorbij als Jezus aan boord komt. We horen dus niet de valse belofte dat alle ellende die we meemaken voorbij is als we maar op Jezus vertrouwen. Dat ziekte geen ziekte meer is, dat het verlies van een geliefde ons niet meer deert, dat de fouten die we in het leven gemaakt hebben geen fouten meer zijn en dat de werkloosheid die ons getroffen heeft geen werkloosheid meer is.
De ontmoeting met Jezus van Nazareth bevrijdt ons niet van de nacht. We blijven roepen met de profeet die riep Wachters hoe lang duurt de nacht nog. Maar we zijn bevrijdt van de angst, de verlammende angst voor de toekomst, wat zal de nieuwe dag ons brengen, komt er meer storm, komt er meer ellende? De angst daarvoor is voorbij, we weten dat er altijd aan het einde een nieuwe dag is.
En in de traditie van de Bijbel is die nieuwe dag al begonnen zodra het nacht wordt. Er is geen reden om bang te zijn als we ook het laatste wat we hebben weten te delen met hen die het nodig hebben. Die boodschap zullen wij ook moeten horen en daar zullen we op moeten gaan vertrouwen. Elke morgen nieuw zegt ons de schrift. Elke morgen mogen we opnieuw op Weg gaan met de God van Israël, mogen we ervaren dat zijn naam waarheid is, hij zal er zijn, hij is er in de nieuwe dag die we krijgen. Elke nieuwe dag mogen we daarom ook weer zijn Weg gaan, ook al zijn we dat zoveel dagen vergeten, elke dag mogen we opnieuw onze naaste liefhebben als onszelf, mogen we leven of we eeuwig leven, totdat hij komt en ons een nieuwe hemel en een nieuwe aarde brengt waar de dood niet meer zal zijn en alle tranen gedroogd zullen zijn.
Amen.
Mooie preek bas.