Lezen: Jesaja 45: 15-19
Johannes 15: 9-17
Gemeente,
Vandaag is het moederdag. Dat is een ingewikkelde feestdag. Die is niet voor iedereen vanzelfsprekend. De meesten van ons hebben een moeder waar we best trots op zijn. Die heeft ons mee opgevoed tot wat we nu zijn. Maar er zijn er ook die hun moeder nooit gekend hebben, of waar de relatie met hun moeder zeer mislukt is en die de verhouding tot hun moeder als een last met zich meedragen. En als we het hebben over moeders, dan hebben we het over vrouwen. Is zo’n feestdag soms bedoeld om vrouwen tot het moederschap te veroordelen?
Tellen de vrouwen die geen moeder zijn, gewild of ongewild, niet meer mee? God schiep ons man en vrouw, naar zijn beeld en gelijkenis, als gelijken dus. Vaders en moeders zullen dus een tweedeling moeten maken, al naar de talenten die ze gekregen hebben. Opvoeding, zorg en inkomen horen in Bijbelse zin voor beiden gelijkelijk een opgave en verantwoordelijkheid te zijn. En het laatste wat we moeten doen is een moeder, of het ideaal beeld van de vrouw als moeder, vergoddelijken, boven al het andere stellen. In de lezingen lezen we het een en ander over die vergoddelijking en over de liefde, ook de moederliefde dus, die niet verschilt van de liefde van God of de liefde voor God.
De Bijbel wijst ons de richting die we moeten gaan en als we goed luisteren dan behoed het verhaal van de Bijbel ons voor de valkuilen waar we in dreigen te vallen en die we zo gemakkelijk over het hoofd zien. Jesaja heeft het bijvoorbeeld over de vergoddelijking. In de afgodendienst van de volken speelde de figuur van de moedergodin een belangrijke rol. Zij zorgde voor de voortplanting en het voedsel. Moeder aarde horen we nog wel eens zo benoemen. Maar die godsdienst van de volken wordt in de Bijbel sterk verworpen.
Denk er niet te licht over. Machtige volken vonden hun goden ook machtig en wie overwonnen werd verloor zijn god die immers verslagen werd. Wie nu nog in Egypte kijkt ziet hoe machtig de Egyptenaren hun goden wel niet vonden. De beelden van die goden hebben het door de eeuwen door uitgehouden.
Voor ons is het, na al die eeuwen dat we uit het boek van Jesaja hebben horen voorlezen, normaal: die met de hand gemaakte beelden zijn geen goden, ze hebben geen macht en je staat inderdaad voor gek als je die beelden aanbidt. Maar ook in onze dagen staan er beelden in onze christelijke kerken die een religieuze functie vervullen. Ook wij kennen idolen in de vorm van populaire relibands, gospelartisten en er zijn evangelisten en voorgangers die alleen door hun persoon vele bezoekers naar hun bijeenkomsten trekken.
Zelfs in de kerken hebben we de neiging de wereld te volgen waar immers alleen de nummers 1 tellen en waar voortdurend op allerlei terreinen wedstrijden bezig zijn waar mensen proberen de nummer 1 te worden, of het nu kleren naaien of taarten bakken is, de nummer 1 wordt een idool, een mens om na te volgen.
Afgoderij zit in ons en ligt altijd op de loer. Moeten we dan bang zijn om te werken aan een nieuwe wereld waar recht en gerechtigheid heersen in plaats van de beelden van vreemde zelfgemaakte goden en de populariteit van sterfelijke mensen? Over die vraag gaat het Bijbelgedeelte uit het boek van de profeet Jesaja.
Als we de schepping van hemel en aarde aan onze God toeschrijven dan vallen alle andere mogelijke goden, idolen en helden daarbij in het niet. Dan gaat die God van ons inderdaad alle verstand te boven, want hoe die wereld en alles wat daar bij hoort er is gekomen dat weten we nog niet, daar hebben we de wetenschap voor. Daarom is het ook maar goed dat we ons alleen met mensen bezig hoeven te houden. Niet met de machtigen en de rijken, niet met de idolen de nummers 1, maar met de minsten, de zwaksten, de armen. De orde die de God van Israël heeft geschapen en de wanorde die de wereld zo vaak no vertoond maken het ons duidelijk.
Bij die wanorde ontmoeten we God de Schepper die de machtigste is op aarde. Daar wordt mensen recht gedaan, daar is het leven waarachtig. Daar wordt de scheiding aangebracht tussen licht en duister, tussen vaste grond onder je voeten en duister water waar je in kunt verdrinken. Daar is het pas de moeite waard om ook vandaag weer mee te gaan doen aan het scheppen van vrede, orde en recht voor mensen.
De Bijbel kan soms heel ingewikkeld doen. Met fraaie formuleringen worden de meest ingewikkelde zaken besproken. Dat moet soms ook wel. Toen de leerlingen van Jezus van Nazareth de wereld van het Romeinse Rijk introkken kwamen ze daar niet alleen allerlei godsdiensten tegen maar ook een menigte aan filosofen die niet zoveel met godsdienst te maken wilden hebben.
Paulus bijvoorbeeld kwam uit Tarsus waar een beroemde filosofische school van de Stoa was gevestigd. Ook met die filosofen moesten de leerlingen van Jezus van Nazareth in discussie en de sporen daarvan vindt je op tal van plaatsen in het Nieuwe Testament terug. Overigens vindt je in het Oude Testament ook sporen van de discussies met Egyptische, Babylonische en Griekse godsdiensten terug. De boodschap van de Bijbel is echter heel eenvoudig. Jezus van Nazareth zelf zou eens opmerken dat zelfs een kind het kan begrijpen. En in de passage van vanmorgen lezen we de kern van de Bijbelse boodschap in al haar eenvoud: “Heb elkaar lief”. Het lijkt bijna een lied zoals het hier is opgeschreven. “Jullie moeten mij lief hebben en ik heb jullie liefgehad”, dan heb je de Vader lief en dan heb je elkaar lief.
Als je Jezus liefhebt ben je geen slaafse volgeling van iemand die het bij het rechte eind heeft, nee dan ben je een vriend en kun je zelfs hem de waarheid zeggen. Juist als je gehoord hebt wat Jezus van Nazareth je te zeggen hebt dan weet je dat je dat zelf niet hebt hoeven te kiezen maar dat je zijn Weg mag gaan. In het verhaal van Jezus van Nazareth zijn het de leerlingen die geroepen zijn om Hem te volgen. In de Christelijke Kerk gelooft men daarom vanouds dat alle gelovigen geroepen zijn om Hem te volgen.
Als je je naaste liefhebt als jezelf dan kun je niet anders dan die roep van Jezus van Nazareth doorgeven, hoe meer mensen immers hun naaste liefhebben als zichzelf hoe dichterbij het Koninkrijk van Jezus van Nazareth komt. Dat is ook de kern van het vrucht dragen, een betere wereld vormen waarin plaats is voor iedereen en waar iedereen voldoende te eten heeft en mag leven. De roep om de Weg te gaan van Jezus van Nazareth klinkt gelukkig niet maar eenmaal in ons leven. Die roep klinkt elke dag, elk moment van de dag, weer opnieuw, die roep klinkt onophoudelijk.
Die roep klinkt namelijk ook in de vraag van de hongerigen om eten, in de schreeuw van de gemartelden om rechtvaardigheid, in de klop op de deur van de daklozen die onderdak zoeken, in de uitgestoken hand van de arme om een aalmoes, in de vraag van al die mensen die langs de kant van de weg zijn komen te staan om mee te mogen doen, in de vluchtelingen voor economisch en politiek geweld die wanhopig een plek zoeken waar het veilig is en waar in vrede geleefd kan worden.
Wij hebben gehoord dat het anders moet, ook in onze eigen samenleving. De orde die de wereld wil scheppen is niet de orde die God ons brengt. Een regering die boetes uitdeelt aan gemeenten die medemenselijkheid steunen kan dus niet. Zwervers maken in plaats van mensen een plek in de wereld te geven waar ze in vrede kunnen leven kan dus niet. Want wat we de minsten hebben aangedaan doen we onze vriend Jezus van Nazareth aan.
En daar zijn we weer bij het beeld van de moeder die zorgt voor haar kinderen. Een beeld als een gelijkenis. Een beeld dat volgens de Bijbel op elk van ons zou moeten passen. We hebben allemaal een moeder gehad en we kennen allemaal het beeld van de zorgende moeder, in positieve of in negatieve zin. En of we nu kinderen hebben of niet, dat zorgende, dat liefhebbende voor de naaste kunnen we allemaal hebben in ons leven.
Want de Bijbel knoopt er een belofte aan vast. Pas als we allemaal leven zoals de richtlijnen van God het ons hebben voorgehouden, houden van God boven alles door de naaste lief te hebben als jezelf zal de vrede op aarde uitbreken. Dan zijn alle tranen gedroogd, dat beeld kennen we toch van moeders? Dan is alle leed geleden. Dan gaat niemand dood voor zijn of haar tijd schrijft Jesaja, dan worden alle kinderen minstens honderd jaar en daar dragen we allemaal aan bij. Voor het zover is moet er nog heel wat gebeuren. Dan wacht de aarde nog een grote schoonmaak van alle ongerechtigheid en onderdrukking. Maar daar mogen we elke dag opnieuw aan beginnen. Wacht dus niet maar vat het werk aan.
Amen.
Geef een reactie